Proef en zie dat de HEERE goed is; welzalig de man die tot Hem de toevlucht neemt. (Psalm 34:9)

Proef en zie dat de HEERE goed is; welzalig de man die tot Hem de toevlucht neemt. (Psalm 34:9)


Twee weken geleden dachten we na over 1 Petrus 2. Vers 3 bleef hangen. “Indien u tenminste geproefd hebt dat de Heere goedertieren is”

Wat betekent het om te proeven dat de Heere goed is? Ik wilde hesed uitleggen.

Hoe meer ik Psalm 34 bestudeerde hoe meer ik begreep waarom Petrus dit vers aanhaalde. Hij herkent zich in het leven van David. 

Psalm 34:1-23 
Een psalm van David;  toen hij zijn gezicht had vertrokken bij Abimelech, die hem verdreef, zodat hij ervandoor ging. 2 Ik zal de HEERE te allen tijde loven, aleph Zijn lof zal voortdurend in mijn mond zijn. 3 Mijn ziel zal zich beroemen in de HEERE; beth de zachtmoedigen zullen het horen en verblijd zijn. 4 Maak de HEERE met mij groot, gimel laten wij tezamen Zijn Naam roemen. 5 Ik heb de HEERE gezocht en Hij heeft mij geantwoord, daleth en mij gered uit al wat ik vrees. 6 Zij zagen naar Hem uit, ja, stroomden op Hem aan; he waw en hun gezicht werd niet rood van schaamte. 7 Deze ellendige riep en de HEERE hoorde; zain Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. 8 De engel van de HEERE legert zich cheth rondom hen die Hem vrezen, en redt hen. 9 Proef en zie dat de HEERE goed is; teth welzalig de man die tot Hem de toevlucht neemt. 10 Vrees de HEERE, u, Zijn heiligen, jod want wie Hem vrezen, hebben geen gebrek. 11 Jonge leeuwen lijden armoede en honger, kaph maar wie de HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed. 12 Kom, kinderen, luister naar mij, lamed ik zal jullie de vreze des HEEREN leren. 13  Wie is de man die vreugde vindt in het leven, mem die dagen liefheeft om het goede te zien? 14 Behoed je tong voor het kwaad nun en je lippen voor het spreken van bedrog. 15 Keer je af van het kwaad en doe het goede; samech zoek de vrede en jaag  die na. 16  De ogen van de HEERE rusten op de rechtvaardigen, ain Zijn oren zijn gericht op hun hulpgeroep. 17 Het aangezicht van de HEERE is tegen hen die kwaad doen: pe Hij zal hun nagedachtenis van de aarde uitroeien. 18 Zij roepen en de HEERE hoort, tsade Hij redt hen uit al hun benauwdheden. 19 De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, koph Hij verlost de verbrijzelden van geest. 20 De rechtvaardige heeft veel ellende, resj maar uit dat alles redt de HEERE hem. 21 Hij bewaart al zijn beenderen, sjin niet één daarvan wordt gebroken. 22 Het kwaad brengt de goddeloze de dood; taw wie de rechtvaardige haten, worden schuldig verklaard. 23 De HEERE verlost de ziel van Zijn dienaren; allen die tot Hem de toevlucht nemen, worden niet schuldig verklaard.

Vers 1
Een psalm van David; toen hij zijn gezicht had vertrokken bij Abimelech, die hem verdreef, zodat hij ervandoor ging.

In de context 1 Samuel 21 lezen we hoe David vlucht voor Saul. Hij komt in de tempel en vraagt om brood, heilig brood. Hij liegt dat hij op bevel van de koning komt, het is een geheime missie waar niemand wat van mag weten. Zo krijgt hij het brood. En om zich te verdedigen krijgt hij het zwaard van Goliath mee. 

Van daar vlucht hij naar Gath, het hol van de leeuw. Hij wordt vervolgt en nu lijkt het bij zijn grootste vijanden veiliger dan bij zijn eigen volk. Het leek de enige uitweg. Goliath, die hij verslagen had, kwam uit Gath en al snel verspreidt het nieuws zich. 

De dienaren van de koning van Gath zeiden “Is dit niet David, de koning van het land? Zong men van hem niet in beurtzang bij de reidansen: Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden?” (1 Samuel 21:11)

Toen David dat hoorde raakte hij in paniek, er staat dat hij “zeer bevreesd werd.” (Vers 13)

Was het zijn tactiek om niet herkent te worden? Of was hij zo in paniek dat hij niet meer helder kon nadenken? 

Wat het antwoord ook is, we lezen hier nergens dat hij tot God roept. Ja, hij vluchtte naar Gods huis, maar enkel voor aardse zegen die hij door bedrog wilde bemachtigen, niet om God om hulp en raad te vragen. 

En nu is hij hier alleen in het land van de vijand, achtervolgt door een andere vijand. En zijn vrees drijft hem tot dwaasheid. Hij lijkt eerder door een demoon bezeten dan vervuld met de Heilige Geest.

Van angst “vertrok hij zijn gezicht voor hun ogen en gedroeg hij zich in hun handen als een waanzinnige. Hij krabbelde aan de deuren van de poort en liet zijn speeksel in zijn baard lopen. 14 Toen zei Achis tegen zijn dienaren: Zie, u ziet dat de man krankzinnig is. Waarom hebt u hem bij mij gebracht? 15 Heb ik gebrek aan krankzinnigen, dat u deze man gebracht hebt om zich bij mij zo krankzinnig te gedragen? Moet deze in mijn huis komen?” (1 Samuel 21:13-14)

Herken je dit? Je hebt niet gebeden en probeert jezelf op eigen inzicht te redden uit een situatie. Hoe liep dat af?

Voor David liep het goed af. 

1 Samuel 22:1-2
Toen ging David daarvandaan en hij ontkwam naar de grot van Adullam. Zijn broers en het hele huis van zijn vader hoorden dit en zij kwamen daar bij hem. 2 Ook voegde ieder zich bij hem die in nood verkeerde, ieder die een schuldeiser had en ieder die verbitterd van gemoed was, en hij werd hun leider, zodat er ongeveer vierhonderd mannen bij hem waren.

David ontkwam, hij werd verlost van zijn vijanden. Was dat dan toch de manier, zijn dwaasheid en zonde de manier om aan moeilijke situaties te ontsnappen? Het was zonde, bedrog. Hij vreesde de mensen meer dan God en het stelde Hem schuldig voor de Heere. 

Hoe kon het dan zo aflopen voor David? 

Wat is er gebeurt tussen die dwaasheid en het moment dat hij zich hier zo verwonderd over de goedheid van de Heere? 

Hij nam de toevlucht tot de Heere, Hij proefde de goedheid van de Heere. 

Daarvan getuigt hij, misschien preekt hij het tegen dat groepje vluchtelingen in de grot van Adullam.

Vers 2
Ik zal de HEERE te allen tijde loven, aleph Zijn lof zal voortdurend in mijn mond zijn. 3 Mijn ziel zal zich beroemen in de HEERE; beth de zachtmoedigen (gebukten) zullen het horen en verblijd zijn. 4 Maak de HEERE met mij groot, gimel laten wij tezamen Zijn Naam roemen. 

Gered uit de duisternis, verkondigt hij de deugden van God. 

Hoe heb je de afgelopen weken de deugden van de Heere verkondigt? Was je bang liep je mond over van bedrog zoals David voor hij verlost was, of liep je mond over van de lof van de Heere. 

Laat zijn lof voortdurend in je mond zijn. Loof hem altijd. Ook als je in paniek bent, als alles mis lijkt te lopen? 

En was je blij toen je iemand anders over de Heere hoorde spreken? Of ergerde je je daaraan?

C.S Lewis zegt dat vreugde pas vol is als je het gedeeld hebt met iemand. Daarom prijzen we eten, auto’s, een mooi uitzicht of waar we ook van kunnen genieten, we willen het delen omdat dat de vreugde vol maakt. 

Erger je niet, wees niet jaloers, geniet met de ander mee want wat God voor een ander kan doen, kan Hij ook voor jou doen.

Zo roept David, in vers 4: “Maak God met mij groot, laten we samen Zijn naam roemen.”

Dit is het getuigenis van David. 

Vers 5
Ik heb de HEERE gezocht en Hij heeft mij geantwoord, daleth en mij gered uit al wat ik vrees. 6 Zij zagen naar Hem uit, ja, stroomden op Hem aan; he waw en hun gezicht werd niet rood van schaamte. 7 Deze ellendige riep en de HEERE hoorde; zain Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. 8 De engel van de HEERE legert zich cheth rondom hen die Hem vrezen, en redt hen. 

Hij zocht de Heere en Hij antwoordde.

Wat is dit zoeken? De Heere zoeken is niet het zoeken naar iets wat verstopt is maar zoals je iemand opzoekt/bezoekt. “Wanneer zoek je me weer eens op?” Zo is het zoeken van de Heere het naderen tot Hem. En wie tot Hem komt zal Hij niet uitwerpen, Hij wijst je niet af. Hij verlangt ernaar om je te horen.

Vers 6
Zie je uit naar de Heere? Hoe zal je gezicht dan stralen! Blijde verwachting als je uit de duisternis getrokken bent tot het wonderbare licht. Hoopvol. Want Hij beschaamd niet. 

Wie de Heere verwachten zullen niet beschaamd worden. Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. (1 Petrus 2:6)

Loof de Heere, altijd en verwacht Hem blij. Want Hij zal verlossen!

Hij was ellendig en hij riep het uit.

Deze ellendige riep. We kunnen daar makkelijk een voorwaarde van maken. We kunnen er van maken, “heb je daar wel eens iets van beleeft.” Maar David wil getuigen, dat hoe ellendig je ook voelt, de Heere wil horen! Hij wil verlossen uit alle angst.

Nu getuig ik met David: Deze ellendige riep. De dag na het gesprek met de oudste van de gemeente, voelde ik me schuldig en schuld brengt depressie. Alles was donker. Schuld en de terechte angst kan je zo verlammen. Je wereld wankelt als je niet meer recht voor God staat, en als je niet tot God vlucht, eindig je in nog grotere zonde.

Ik was bang dat ik Zijn volk bedroeft had en dat ik gezondigd had door de gemeente los te laten. De Heere had me overtuigd, door Zijn Woord en Geest dat het goed was, en nodig om voor nu de gemeente op zondagmorgen los te laten om een andere gemeente te zoeken voor Sarah en ons kindje. 

Maar het deed zo’n pijn om de broeders daar achter te laten. Toen riep ik tot de Heere. En Hij hoorde! Hij liet me zien hoe ik deze broeders nog steeds kon dienen. Ik zie er zo naar uit om ze afzonderlijk thuis op te zoeken en met ze over de Heere te spreken. Ik verlang zo dat het vertrouwen weer groeit en er zichtbare honger komt naar heel Gods Woord. 

Zo kwam er zoveel vrede in mijn hart. Ik proefde en zag de goedheid van de Heere. Hij gaf een idee om de broeders toch te kunnen dienen. Hij gaf zoveel vreugde en blijdschap en daarom wil ik de Heere loven dat Hij verlost en zo goed is, dat Hij uithelpt, terwijl ik soms zo in het donker kan komen, door angst of door schuld, door bedrog of door mensenvrees.

En daarom roep ik met David:

Vers 9
Proef en zie dat de HEERE goed is; teth welzalig de man die tot Hem de toevlucht neemt. 

Het is heerlijk om tot God te vluchten. Je kunt erover lezen in boekjes, je kunt het hier voor waar aannemen. Maar je zult het pas proeven en zien als je zelf tot de Heere vlucht. 

Jonathan Edwards zegt: “Je kunt weten dat honing zoet is, maar het heel wat anders om te proeven dat honing zoet is, je krijgt er geen genoeg van.”

Je kunt weten dat het uitzicht in de Alpen prachtig is, maar het is heel wat anders om het met je eigen ogen te zien!

Kinderen Hebben jullie wel eens iets geproefd wat zo lekker is dat je er geen genoeg van kreeg?

Daarom riep Petrus die vreemdelingen in de verstrooiing op, zoals David de vluchtelingen in Adullam opriep. Als je geproefd hebt hoe God de Heere is, kom dan steeds weer naar Hem toe, als naar een levende steen. Neem steeds weer de toevlucht tot Hem! Hij zal je steeds weer helpen, Hij vervult je zoals niets anders dat kan. De zonde maakt je leven bitter, het leidt tot dwaasheid, maar Jezus maakt je leven zoeter dan honing.

David getuigt wat hij geproefd heeft, hij verkondigt de grote daden van God en nodigt je uit om het zelf te proeven, om zelf met je eigen ogen te zien wat de Heere wil doen!

Want het was enkel de goedheid van de Heere. Zijn vriendelijkheid. Het Griekse woord voor goedertierenheid in 1 Petrus 2 wordt ook ook gebruikt om te beschrijven dat het juk van de Heere Jezus zacht is. Het is een vriendelijk juk. De Heere is zacht, vriendelijk en goed. Niet hard en ruw. Niet ongenadig. Dat zal David in deze Psalm straks verder uitleggen.

Heb je het geproefd? Heb je het gezien in je leven hoe goed de Heere is, hoe vriendelijk en zacht Hij is?

Jesaja proefde het toen zijn lippen aangeraakt werden. Ook zijn lippen waren onrein toen Hij voor de oneindig heilige God stond. Hij had verteerd moeten worden, maar Hij proefde vergeving, genade. O, de goedheid van God die zondaren redt! 

David probeerde zijn leven te redden met bedrog, en zo dreef dezelfde angst Petrus tot dwaasheid toen hij herkent werd.

Lukas 22:56
En een zeker dienstmeisje zag hem bij het vuur zitten en zei, met haar ogen op hem gericht: Ook hij was bij Hem. 57 Maar hij verloochende Hem en zei: Vrouw, ik ken Hem niet. 58 En kort daarna zag een ander hem en zei: Ook u bent een van hen. Maar Petrus zei: Mens, dat ben ik niet. 59 En ongeveer een uur later bevestigde een ander met stelligheid: Het is werkelijk waar, ook hij was bij Hem, want hij is ook een Galileeër. 60 Maar Petrus zei: Mens, ik weet niet wat u zegt. En onmiddellijk, terwijl hij nog sprak, kraaide de haan.

Met bedrog wilde hij zijn leven redden. Hij vreesde de mensen meer dan God. 

Maar, o, de goedheid van God. De goedheid van Christus! Zijn vriendelijkheid!

Vers 61
En de Heere keerde Zich om en keek Petrus aan. En Petrus herinnerde zich het woord van de Heere, hoe Hij tegen hem gezegd had: Voordat de haan gekraaid zal hebben, zult u Mij driemaal verloochend hebben. 62 En Petrus ging naar buiten en huilde bitter.

Zijn goedheid verbrak Petrus. Net als David probeerde hij zijn leven te redden door bedrog. Hij was bang voor de mensen. 

Onverdiende genade ontving hij toen de Heere Jezus hem later opnieuw bevestigde als herder over Zijn schapen. 

Heb jij het geproefd? Ben je tot Christus gevlucht om genade te ontvangen?

Want genade heb je nodig, net zoals David, Jesaja en Petrus. 

Want we zijn niet rechtvaardig zoals de verzen 10-16 het omschrijven: 

Vers 10
Vrees de HEERE, u, Zijn heiligen, jod want wie Hem vrezen, hebben geen gebrek. 11 Jonge leeuwen (vijanden, kinderen van de Verdrukker, Psalm 35:17) lijden armoede en honger, kaph maar wie de HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed. 12 Kom, kinderen, luister naar mij, lamed ik zal jullie de vreze des HEEREN leren. 13 Wie is de man die vreugde vindt in het leven, mem die dagen liefheeft om het goede te zien? 14 Behoed je tong voor het kwaad nun en je lippen voor het spreken van bedrog. 15 Keer je af van het kwaad en doe het goede; samech zoek de vrede en jaag die na. 16 De ogen van de HEERE rusten op de rechtvaardigen, ain Zijn oren zijn gericht op hun hulpgeroep. 

Je vreest zo makkelijk de mensen meer dan God, net als David, Jesaja en Petrus, net zoals ik. Wat zullen ze zeggen als ik de Heere volg in de doop? Zullen ze me geen farizeeër vinden als ik aan wil sporen tot een heilig leven?

Lijk je soms meer op een jonge leeuw? Psalm 35:17 noemt de vijanden jonge leeuwen. Ben jij een vijand van God, een kind van de Verdrukker? Is er kwaad in mond, over je broeder of zuster, over je familie of over God zelf? Probeer je je leven te redden door bedrog, zoals David en Petrus? Ik probeer het iets af te zwakken zodat het minder heftig over komt, ik wil het iets anders voor doen dan het is… het is bedrog. 

Keer je je af van het goede en doe je het kwade? 

Vers 17
Het aangezicht van de HEERE is tegen hen die kwaad doen: pe Hij zal hun nagedachtenis van de aarde uitroeien. 

Er zal niets van je overblijven. Al het goede zal je ontbreken. De Heere zal je niet horen en er zal, zeker op de laatste dag, geen uitweg meer voor je zijn. Je zult eeuwig armoede en honger moeten lijden. 

Dat is wat je verdient. Dat is wat David verdiende, wat Jesaja en Petrus verdiende. En toch hoorde Heere hen. O, de goedheid van de Heere! 

Daarom loofde David Hem, daarom wilde Hij steeds overstromen van lof. 

Vers 18
Zij roepen en de HEERE hoort, tsade Hij redt hen uit al hun benauwdheden. 19 De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, koph Hij verlost de verbrijzelden van geest. 

De Heere hoorde het roepen van gebroken zondaren. Deze ellendige riep en Hij hoorde.

Jesaja 57:15
Want zo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoge hemel en in het heilige, en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om levend te maken de geest van de nederigen, en om levend te maken het hart van de verbrijzelden. 16 Want  Ik zal niet voor eeuwig ter verantwoording roepen en Ik zal niet voor altijd zeer toornig zijn.

O, hoe goed is God. Niet vanwege Zijn aardse zegeningen. We kunnen roepen, God is goed als we gezond en voorspoed kennen. Maar wat hebben we eraan als we onze ziel verliezen! 

Vers 20
De rechtvaardige heeft veel ellende, resj maar uit dat alles redt de HEERE hem. 21 Hij bewaart al zijn beenderen, sjin niet één daarvan wordt gebroken. 

Het is zo makkelijk om naar de zonde te vluchten. We zouden zoveel ellende kunnen ontlopen als we zouden bedriegen als David of Petrus. Maar dan mis je ook zoveel reddingen van God, je zult zo weinig genieten, proeven en zien van Gods goedheid door verdrukking heen. 

Het zal je aan niets ontbreken in deze pelgrimsreis door de woestijn. Ja, in deze wereld zul je verdrukking hebben. Maar er is iemand, een volkomen rechtvaardige die de wereld heeft overwonnen. En Hij bewaart door verdrukking heen.

De Heere, hoort, en je weet waarom Hij kan horen! Hij ging in jouw plaats. Hij wilde als een goddeloze sterven in plaats van zondaren zodat Hij nu rechtvaardig is om je onschuldig te verklaren.

Vers 22
Het kwaad brengt de goddeloze de dood; taw wie de rechtvaardige haten, worden schuldig verklaard. 23 De HEERE verlost de ziel van Zijn dienaren; allen die tot Hem de toevlucht nemen, worden niet schuldig verklaard.

O, de goedheid van God. Het heerlijkst zichtbaar aan het kruis. Ruwe soldaten sloegen de Rechtvaardige daaraan. Beladen met jouw schuld. Hij schreeuwde het uit, en ik kan me voorstellen dat ook bij Hem het speeksel over zijn gezicht liep toen Hij brak onder Gods toorn. Hij kon niet vluchten. Hij kon niet de toevlucht nemen tot God want Hij droeg jouw en mijn zonde en het aangezicht van God was tegen Hem gericht. En Hij werd schuldig verklaart om ons onschuldig te kunnen verklaren. 

Daarom was David gered, niet vanwege zijn bedrog en dwaasheid. Het was Gods goedheid, zijn vriendelijkheid voor zondaren die tot Hem vluchten. En zo ook Petrus, en jij en ik. Steeds weer als je tot Hem vlucht helpt God je, door verdrukking heen. Hij kijkt niet naar je zonde en verlost je! 

Titus 3:4-5
Maar toen de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, 5 maakte Hij ons zalig,  niet op grond van de werken van rechtvaardigheid die wij gedaan zouden hebben,  maar vanwege Zijn barmhartigheid, door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest.

Romeinen 8:33
Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God? God is het Die rechtvaardigt. 34 Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is, Die ook voor ons pleit.

Proef en zie dat de Heere goed is. O loof Hem met mij. Maak die God met mij groot en nodig iedereen uit om hiervan te proeven. 

Vlucht niet naar de vijand, niet naar de kerk (tempel), de aardse zegeningen. Vlucht niet in bedrog en kwaad. De zonde en de wereld lijken goed, maar Christus is beter! 

Proef het, vlucht naar Hem, met je zonde en in je nood, steeds weer als je ellendig bent. 

Loof Hem daarom, altijd. Hij is goed!

O mijn ziel, wat buigt g’ u neder?
Waartoe zijt g’ in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder;
Zoek in ’s Hoogsten lof uw lust;
Want Gods goedheid zal uw druk
Eens verwiss’len in geluk.
Hoop op God, sla ’t oog naar boven;
Want ik zal Zijn naam nog loven.

Geloofd zij God met diepst ontzag!
Hij overlaadt ons, dag aan dag,
Met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid;
Wie zou die hoogste Majesteit
Dan niet met eerbied prijzen?
Die God is ons een God van heil;
Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil,
Ons ’t eeuwig, zalig leven;
Hij kan, èn wil, èn zal in nood,
Zelfs bij het naad’ren van den dood,
Volkomen uitkomst geven.

HEER, door goedheid aangedreven,
Zijt Gij mild in ’t schuldvergeven.
Wie U aanroept in den nood,
Vindt Uw gunst oneindig groot.
HEER, neem mijn gebed ter oren;
Wil naar mijne smeking horen;
Merk, naar Uw goedgunstigheên,
Op de stem van mijn gebeên.

Twee weken geleden dachten we na over 1 Petrus 2. Vers 3 bleef hangen. “Indien u tenminste geproefd hebt dat de Heere goedertieren is”

Wat betekent het om te proeven dat de Heere goed is? Ik wilde hesed uitleggen.

Hoe meer ik Psalm 34 bestudeerde hoe meer ik begreep waarom Petrus dit vers aanhaalde. Hij herkent zich in het leven van David. 

Psalm 34:1-23 
Een psalm van David;  toen hij zijn gezicht had vertrokken bij Abimelech, die hem verdreef, zodat hij ervandoor ging. 2 Ik zal de HEERE te allen tijde loven, aleph Zijn lof zal voortdurend in mijn mond zijn. 3 Mijn ziel zal zich beroemen in de HEERE; beth de zachtmoedigen zullen het horen en verblijd zijn. 4 Maak de HEERE met mij groot, gimel laten wij tezamen Zijn Naam roemen. 5 Ik heb de HEERE gezocht en Hij heeft mij geantwoord, daleth en mij gered uit al wat ik vrees. 6 Zij zagen naar Hem uit, ja, stroomden op Hem aan; he waw en hun gezicht werd niet rood van schaamte. 7 Deze ellendige riep en de HEERE hoorde; zain Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. 8 De engel van de HEERE legert zich cheth rondom hen die Hem vrezen, en redt hen. 9 Proef en zie dat de HEERE goed is; teth welzalig de man die tot Hem de toevlucht neemt. 10 Vrees de HEERE, u, Zijn heiligen, jod want wie Hem vrezen, hebben geen gebrek. 11 Jonge leeuwen lijden armoede en honger, kaph maar wie de HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed. 12 Kom, kinderen, luister naar mij, lamed ik zal jullie de vreze des HEEREN leren. 13  Wie is de man die vreugde vindt in het leven, mem die dagen liefheeft om het goede te zien? 14 Behoed je tong voor het kwaad nun en je lippen voor het spreken van bedrog. 15 Keer je af van het kwaad en doe het goede; samech zoek de vrede en jaag  die na. 16  De ogen van de HEERE rusten op de rechtvaardigen, ain Zijn oren zijn gericht op hun hulpgeroep. 17 Het aangezicht van de HEERE is tegen hen die kwaad doen: pe Hij zal hun nagedachtenis van de aarde uitroeien. 18 Zij roepen en de HEERE hoort, tsade Hij redt hen uit al hun benauwdheden. 19 De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, koph Hij verlost de verbrijzelden van geest. 20 De rechtvaardige heeft veel ellende, resj maar uit dat alles redt de HEERE hem. 21 Hij bewaart al zijn beenderen, sjin niet één daarvan wordt gebroken. 22 Het kwaad brengt de goddeloze de dood; taw wie de rechtvaardige haten, worden schuldig verklaard. 23 De HEERE verlost de ziel van Zijn dienaren; allen die tot Hem de toevlucht nemen, worden niet schuldig verklaard.

Vers 1
Een psalm van David; toen hij zijn gezicht had vertrokken bij Abimelech, die hem verdreef, zodat hij ervandoor ging.

In de context 1 Samuel 21 lezen we hoe David vlucht voor Saul. Hij komt in de tempel en vraagt om brood, heilig brood. Hij liegt dat hij op bevel van de koning komt, het is een geheime missie waar niemand wat van mag weten. Zo krijgt hij het brood. En om zich te verdedigen krijgt hij het zwaard van Goliath mee. 

Van daar vlucht hij naar Gath, het hol van de leeuw. Hij wordt vervolgt en nu lijkt het bij zijn grootste vijanden veiliger dan bij zijn eigen volk. Het leek de enige uitweg. Goliath, die hij verslagen had, kwam uit Gath en al snel verspreidt het nieuws zich. 

De dienaren van de koning van Gath zeiden “Is dit niet David, de koning van het land? Zong men van hem niet in beurtzang bij de reidansen: Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden?” (1 Samuel 21:11)

Toen David dat hoorde raakte hij in paniek, er staat dat hij “zeer bevreesd werd.” (Vers 13)

Was het zijn tactiek om niet herkent te worden? Of was hij zo in paniek dat hij niet meer helder kon nadenken? 

Wat het antwoord ook is, we lezen hier nergens dat hij tot God roept. Ja, hij vluchtte naar Gods huis, maar enkel voor aardse zegen die hij door bedrog wilde bemachtigen, niet om God om hulp en raad te vragen. 

En nu is hij hier alleen in het land van de vijand, achtervolgt door een andere vijand. En zijn vrees drijft hem tot dwaasheid. Hij lijkt eerder door een demoon bezeten dan vervuld met de Heilige Geest.

Van angst “vertrok hij zijn gezicht voor hun ogen en gedroeg hij zich in hun handen als een waanzinnige. Hij krabbelde aan de deuren van de poort en liet zijn speeksel in zijn baard lopen. 14 Toen zei Achis tegen zijn dienaren: Zie, u ziet dat de man krankzinnig is. Waarom hebt u hem bij mij gebracht? 15 Heb ik gebrek aan krankzinnigen, dat u deze man gebracht hebt om zich bij mij zo krankzinnig te gedragen? Moet deze in mijn huis komen?” (1 Samuel 21:13-14)

Herken je dit? Je hebt niet gebeden en probeert jezelf op eigen inzicht te redden uit een situatie. Hoe liep dat af?

Voor David liep het goed af. 

1 Samuel 22:1-2
Toen ging David daarvandaan en hij ontkwam naar de grot van Adullam. Zijn broers en het hele huis van zijn vader hoorden dit en zij kwamen daar bij hem. 2 Ook voegde ieder zich bij hem die in nood verkeerde, ieder die een schuldeiser had en ieder die verbitterd van gemoed was, en hij werd hun leider, zodat er ongeveer vierhonderd mannen bij hem waren.

David ontkwam, hij werd verlost van zijn vijanden. Was dat dan toch de manier, zijn dwaasheid en zonde de manier om aan moeilijke situaties te ontsnappen? Het was zonde, bedrog. Hij vreesde de mensen meer dan God en het stelde Hem schuldig voor de Heere. 

Hoe kon het dan zo aflopen voor David? 

Wat is er gebeurt tussen die dwaasheid en het moment dat hij zich hier zo verwonderd over de goedheid van de Heere? 

Hij nam de toevlucht tot de Heere, Hij proefde de goedheid van de Heere. 

Daarvan getuigt hij, misschien preekt hij het tegen dat groepje vluchtelingen in de grot van Adullam.

Vers 2
Ik zal de HEERE te allen tijde loven, aleph Zijn lof zal voortdurend in mijn mond zijn. 3 Mijn ziel zal zich beroemen in de HEERE; beth de zachtmoedigen (gebukten) zullen het horen en verblijd zijn. 4 Maak de HEERE met mij groot, gimel laten wij tezamen Zijn Naam roemen. 

Gered uit de duisternis, verkondigt hij de deugden van God. 

Hoe heb je de afgelopen weken de deugden van de Heere verkondigt? Was je bang liep je mond over van bedrog zoals David voor hij verlost was, of liep je mond over van de lof van de Heere. 

Laat zijn lof voortdurend in je mond zijn. Loof hem altijd. Ook als je in paniek bent, als alles mis lijkt te lopen? 

En was je blij toen je iemand anders over de Heere hoorde spreken? Of ergerde je je daaraan?

C.S Lewis zegt dat vreugde pas vol is als je het gedeeld hebt met iemand. Daarom prijzen we eten, auto’s, een mooi uitzicht of waar we ook van kunnen genieten, we willen het delen omdat dat de vreugde vol maakt. 

Erger je niet, wees niet jaloers, geniet met de ander mee want wat God voor een ander kan doen, kan Hij ook voor jou doen.

Zo roept David, in vers 4: “Maak God met mij groot, laten we samen Zijn naam roemen.”

Dit is het getuigenis van David. 

Vers 5
Ik heb de HEERE gezocht en Hij heeft mij geantwoord, daleth en mij gered uit al wat ik vrees. 6 Zij zagen naar Hem uit, ja, stroomden op Hem aan; he waw en hun gezicht werd niet rood van schaamte. 7 Deze ellendige riep en de HEERE hoorde; zain Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. 8 De engel van de HEERE legert zich cheth rondom hen die Hem vrezen, en redt hen. 

Hij zocht de Heere en Hij antwoordde.

Wat is dit zoeken? De Heere zoeken is niet het zoeken naar iets wat verstopt is maar zoals je iemand opzoekt/bezoekt. “Wanneer zoek je me weer eens op?” Zo is het zoeken van de Heere het naderen tot Hem. En wie tot Hem komt zal Hij niet uitwerpen, Hij wijst je niet af. Hij verlangt ernaar om je te horen.

Vers 6
Zie je uit naar de Heere? Hoe zal je gezicht dan stralen! Blijde verwachting als je uit de duisternis getrokken bent tot het wonderbare licht. Hoopvol. Want Hij beschaamd niet. 

Wie de Heere verwachten zullen niet beschaamd worden. Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. (1 Petrus 2:6)

Loof de Heere, altijd en verwacht Hem blij. Want Hij zal verlossen!

Hij was ellendig en hij riep het uit.

Deze ellendige riep. We kunnen daar makkelijk een voorwaarde van maken. We kunnen er van maken, “heb je daar wel eens iets van beleeft.” Maar David wil getuigen, dat hoe ellendig je ook voelt, de Heere wil horen! Hij wil verlossen uit alle angst.

Nu getuig ik met David: Deze ellendige riep. De dag na het gesprek met de oudste van de gemeente, voelde ik me schuldig en schuld brengt depressie. Alles was donker. Schuld en de terechte angst kan je zo verlammen. Je wereld wankelt als je niet meer recht voor God staat, en als je niet tot God vlucht, eindig je in nog grotere zonde.

Ik was bang dat ik Zijn volk bedroeft had en dat ik gezondigd had door de gemeente los te laten. De Heere had me overtuigd, door Zijn Woord en Geest dat het goed was, en nodig om voor nu de gemeente op zondagmorgen los te laten om een andere gemeente te zoeken voor Sarah en ons kindje. 

Maar het deed zo’n pijn om de broeders daar achter te laten. Toen riep ik tot de Heere. En Hij hoorde! Hij liet me zien hoe ik deze broeders nog steeds kon dienen. Ik zie er zo naar uit om ze afzonderlijk thuis op te zoeken en met ze over de Heere te spreken. Ik verlang zo dat het vertrouwen weer groeit en er zichtbare honger komt naar heel Gods Woord. 

Zo kwam er zoveel vrede in mijn hart. Ik proefde en zag de goedheid van de Heere. Hij gaf een idee om de broeders toch te kunnen dienen. Hij gaf zoveel vreugde en blijdschap en daarom wil ik de Heere loven dat Hij verlost en zo goed is, dat Hij uithelpt, terwijl ik soms zo in het donker kan komen, door angst of door schuld, door bedrog of door mensenvrees.

En daarom roep ik met David:

Vers 9
Proef en zie dat de HEERE goed is; teth welzalig de man die tot Hem de toevlucht neemt. 

Het is heerlijk om tot God te vluchten. Je kunt erover lezen in boekjes, je kunt het hier voor waar aannemen. Maar je zult het pas proeven en zien als je zelf tot de Heere vlucht. 

Jonathan Edwards zegt: “Je kunt weten dat honing zoet is, maar het heel wat anders om te proeven dat honing zoet is, je krijgt er geen genoeg van.”

Je kunt weten dat het uitzicht in de Alpen prachtig is, maar het is heel wat anders om het met je eigen ogen te zien!

Kinderen Hebben jullie wel eens iets geproefd wat zo lekker is dat je er geen genoeg van kreeg?

Daarom riep Petrus die vreemdelingen in de verstrooiing op, zoals David de vluchtelingen in Adullam opriep. Als je geproefd hebt hoe God de Heere is, kom dan steeds weer naar Hem toe, als naar een levende steen. Neem steeds weer de toevlucht tot Hem! Hij zal je steeds weer helpen, Hij vervult je zoals niets anders dat kan. De zonde maakt je leven bitter, het leidt tot dwaasheid, maar Jezus maakt je leven zoeter dan honing.

David getuigt wat hij geproefd heeft, hij verkondigt de grote daden van God en nodigt je uit om het zelf te proeven, om zelf met je eigen ogen te zien wat de Heere wil doen!

Want het was enkel de goedheid van de Heere. Zijn vriendelijkheid. Het Griekse woord voor goedertierenheid in 1 Petrus 2 wordt ook ook gebruikt om te beschrijven dat het juk van de Heere Jezus zacht is. Het is een vriendelijk juk. De Heere is zacht, vriendelijk en goed. Niet hard en ruw. Niet ongenadig. Dat zal David in deze Psalm straks verder uitleggen.

Heb je het geproefd? Heb je het gezien in je leven hoe goed de Heere is, hoe vriendelijk en zacht Hij is?

Jesaja proefde het toen zijn lippen aangeraakt werden. Ook zijn lippen waren onrein toen Hij voor de oneindig heilige God stond. Hij had verteerd moeten worden, maar Hij proefde vergeving, genade. O, de goedheid van God die zondaren redt! 

David probeerde zijn leven te redden met bedrog, en zo dreef dezelfde angst Petrus tot dwaasheid toen hij herkent werd.

Lukas 22:56
En een zeker dienstmeisje zag hem bij het vuur zitten en zei, met haar ogen op hem gericht: Ook hij was bij Hem. 57 Maar hij verloochende Hem en zei: Vrouw, ik ken Hem niet. 58 En kort daarna zag een ander hem en zei: Ook u bent een van hen. Maar Petrus zei: Mens, dat ben ik niet. 59 En ongeveer een uur later bevestigde een ander met stelligheid: Het is werkelijk waar, ook hij was bij Hem, want hij is ook een Galileeër. 60 Maar Petrus zei: Mens, ik weet niet wat u zegt. En onmiddellijk, terwijl hij nog sprak, kraaide de haan.

Met bedrog wilde hij zijn leven redden. Hij vreesde de mensen meer dan God. 

Maar, o, de goedheid van God. De goedheid van Christus! Zijn vriendelijkheid!

Vers 61
En de Heere keerde Zich om en keek Petrus aan. En Petrus herinnerde zich het woord van de Heere, hoe Hij tegen hem gezegd had: Voordat de haan gekraaid zal hebben, zult u Mij driemaal verloochend hebben. 62 En Petrus ging naar buiten en huilde bitter.

Zijn goedheid verbrak Petrus. Net als David probeerde hij zijn leven te redden door bedrog. Hij was bang voor de mensen. 

Onverdiende genade ontving hij toen de Heere Jezus hem later opnieuw bevestigde als herder over Zijn schapen. 

Heb jij het geproefd? Ben je tot Christus gevlucht om genade te ontvangen?

Want genade heb je nodig, net zoals David, Jesaja en Petrus. 

Want we zijn niet rechtvaardig zoals de verzen 10-16 het omschrijven: 

Vers 10
Vrees de HEERE, u, Zijn heiligen, jod want wie Hem vrezen, hebben geen gebrek. 11 Jonge leeuwen (vijanden, kinderen van de Verdrukker, Psalm 35:17) lijden armoede en honger, kaph maar wie de HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed. 12 Kom, kinderen, luister naar mij, lamed ik zal jullie de vreze des HEEREN leren. 13 Wie is de man die vreugde vindt in het leven, mem die dagen liefheeft om het goede te zien? 14 Behoed je tong voor het kwaad nun en je lippen voor het spreken van bedrog. 15 Keer je af van het kwaad en doe het goede; samech zoek de vrede en jaag die na. 16 De ogen van de HEERE rusten op de rechtvaardigen, ain Zijn oren zijn gericht op hun hulpgeroep. 

Je vreest zo makkelijk de mensen meer dan God, net als David, Jesaja en Petrus, net zoals ik. Wat zullen ze zeggen als ik de Heere volg in de doop? Zullen ze me geen farizeeër vinden als ik aan wil sporen tot een heilig leven?

Lijk je soms meer op een jonge leeuw? Psalm 35:17 noemt de vijanden jonge leeuwen. Ben jij een vijand van God, een kind van de Verdrukker? Is er kwaad in mond, over je broeder of zuster, over je familie of over God zelf? Probeer je je leven te redden door bedrog, zoals David en Petrus? Ik probeer het iets af te zwakken zodat het minder heftig over komt, ik wil het iets anders voor doen dan het is… het is bedrog. 

Keer je je af van het goede en doe je het kwade? 

Vers 17
Het aangezicht van de HEERE is tegen hen die kwaad doen: pe Hij zal hun nagedachtenis van de aarde uitroeien. 

Er zal niets van je overblijven. Al het goede zal je ontbreken. De Heere zal je niet horen en er zal, zeker op de laatste dag, geen uitweg meer voor je zijn. Je zult eeuwig armoede en honger moeten lijden. 

Dat is wat je verdient. Dat is wat David verdiende, wat Jesaja en Petrus verdiende. En toch hoorde Heere hen. O, de goedheid van de Heere! 

Daarom loofde David Hem, daarom wilde Hij steeds overstromen van lof. 

Vers 18
Zij roepen en de HEERE hoort, tsade Hij redt hen uit al hun benauwdheden. 19 De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, koph Hij verlost de verbrijzelden van geest. 

De Heere hoorde het roepen van gebroken zondaren. Deze ellendige riep en Hij hoorde.

Jesaja 57:15
Want zo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoge hemel en in het heilige, en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om levend te maken de geest van de nederigen, en om levend te maken het hart van de verbrijzelden. 16 Want  Ik zal niet voor eeuwig ter verantwoording roepen en Ik zal niet voor altijd zeer toornig zijn.

O, hoe goed is God. Niet vanwege Zijn aardse zegeningen. We kunnen roepen, God is goed als we gezond en voorspoed kennen. Maar wat hebben we eraan als we onze ziel verliezen! 

Vers 20
De rechtvaardige heeft veel ellende, resj maar uit dat alles redt de HEERE hem. 21 Hij bewaart al zijn beenderen, sjin niet één daarvan wordt gebroken. 

Het is zo makkelijk om naar de zonde te vluchten. We zouden zoveel ellende kunnen ontlopen als we zouden bedriegen als David of Petrus. Maar dan mis je ook zoveel reddingen van God, je zult zo weinig genieten, proeven en zien van Gods goedheid door verdrukking heen. 

Het zal je aan niets ontbreken in deze pelgrimsreis door de woestijn. Ja, in deze wereld zul je verdrukking hebben. Maar er is iemand, een volkomen rechtvaardige die de wereld heeft overwonnen. En Hij bewaart door verdrukking heen.

De Heere, hoort, en je weet waarom Hij kan horen! Hij ging in jouw plaats. Hij wilde als een goddeloze sterven in plaats van zondaren zodat Hij nu rechtvaardig is om je onschuldig te verklaren.

Vers 22
Het kwaad brengt de goddeloze de dood; taw wie de rechtvaardige haten, worden schuldig verklaard. 23 De HEERE verlost de ziel van Zijn dienaren; allen die tot Hem de toevlucht nemen, worden niet schuldig verklaard.

O, de goedheid van God. Het heerlijkst zichtbaar aan het kruis. Ruwe soldaten sloegen de Rechtvaardige daaraan. Beladen met jouw schuld. Hij schreeuwde het uit, en ik kan me voorstellen dat ook bij Hem het speeksel over zijn gezicht liep toen Hij brak onder Gods toorn. Hij kon niet vluchten. Hij kon niet de toevlucht nemen tot God want Hij droeg jouw en mijn zonde en het aangezicht van God was tegen Hem gericht. En Hij werd schuldig verklaart om ons onschuldig te kunnen verklaren. 

Daarom was David gered, niet vanwege zijn bedrog en dwaasheid. Het was Gods goedheid, zijn vriendelijkheid voor zondaren die tot Hem vluchten. En zo ook Petrus, en jij en ik. Steeds weer als je tot Hem vlucht helpt God je, door verdrukking heen. Hij kijkt niet naar je zonde en verlost je! 

Titus 3:4-5
Maar toen de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, 5 maakte Hij ons zalig,  niet op grond van de werken van rechtvaardigheid die wij gedaan zouden hebben,  maar vanwege Zijn barmhartigheid, door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest.

Romeinen 8:33
Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God? God is het Die rechtvaardigt. 34 Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is, Die ook voor ons pleit.

Proef en zie dat de Heere goed is. O loof Hem met mij. Maak die God met mij groot en nodig iedereen uit om hiervan te proeven. 

Vlucht niet naar de vijand, niet naar de kerk (tempel), de aardse zegeningen. Vlucht niet in bedrog en kwaad. De zonde en de wereld lijken goed, maar Christus is beter! 

Proef het, vlucht naar Hem, met je zonde en in je nood, steeds weer als je ellendig bent. 

Loof Hem daarom, altijd. Hij is goed!

O mijn ziel, wat buigt g’ u neder?
Waartoe zijt g’ in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder;
Zoek in ’s Hoogsten lof uw lust;
Want Gods goedheid zal uw druk
Eens verwiss’len in geluk.
Hoop op God, sla ’t oog naar boven;
Want ik zal Zijn naam nog loven.

Geloofd zij God met diepst ontzag!
Hij overlaadt ons, dag aan dag,
Met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid;
Wie zou die hoogste Majesteit
Dan niet met eerbied prijzen?
Die God is ons een God van heil;
Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil,
Ons ’t eeuwig, zalig leven;
Hij kan, èn wil, èn zal in nood,
Zelfs bij het naad’ren van den dood,
Volkomen uitkomst geven.

HEER, door goedheid aangedreven,
Zijt Gij mild in ’t schuldvergeven.
Wie U aanroept in den nood,
Vindt Uw gunst oneindig groot.
HEER, neem mijn gebed ter oren;
Wil naar mijne smeking horen;
Merk, naar Uw goedgunstigheên,
Op de stem van mijn gebeên.

Deze preek is gehouden op 2 april 2023 tijdens huissamenkomst.