“Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.” (Mattheüs 16:24).

“Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.” (Mattheüs 16:24).


In Mattheüs 16:13 lezen we dat Jezus in Caesarea Filippi aan Zijn discipelen vroeg: “Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?” Toen zij geantwoord hadden, vroeg Hij hun: “Maar u, wie zegt u dat Ik ben?” In het zestiende vers antwoordde Simon Petrus: “ U bent de Christus, de Zoon van de levende God.”  Hierop antwoordde Jezus: “Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard,  maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op  deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de  poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.” (vers 17-19).

Vervolgens lezen we in vers 21 hoe Jezus Zijn discipelen vertelde over Zijn naderende sterven; en in vers 22 hoe Petrus Hem begon te bestraffen: “God zij U genadig, Heere, dit zal beslist niet met U gebeuren!  Maar Hij keerde Zich om en zei tegen Petrus: Ga weg achter Mij, satan! U bent een struikelblok voor Mij, want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen. Toen zei Jezus tegen Zijn discipelen: Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.” (vers. 22-24).

We horen vaak over Christenen die compromissen sluiten en dan komt de vraag: Wat is daarvan de oorzaak? Wat is de reden dat zoveel christenen hun leven verspillen in de verschrikkelijke slavernij van de wereld in plaats van te leven in de uitdrukking, het voorrecht en de heerlijkheid van het kind van God?

Een andere vraag dringt zich misschien aan ons op:  Hoe kan het dat we zien dat iets verkeerd is, er tegen strijden, maar deze zonde niet kunnen overwinnen? Wat kan de reden zijn dat we honderd keer gebeden hebben en we ons steeds weer hebben toegewijd, en dat we nog een vermengd, verdeeld, halfslachtig leven leiden?

Op deze twee vragen is er één antwoord: het is het eigen ik dat de wortel is van het hele probleem. Als iemand mij daarom vraagt: “Hoe kom ik af van een leven vol compromissen?” dan is het antwoord niet: “Je moet dit, of dat, of dat andere doen.” Het antwoord is: “Een nieuw leven van boven, het leven van Christus, moet de plaats innemen van het ik-leven. Alleen dan kunnen we overwinnaars zijn.”

We gaan altijd van het uiterlijke naar het innerlijke; laten we dat ook hier doen. Laten we in deze tekst het woord “zelf” overwegen. Jezus zei tegen Petrus: “Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.”

Dat is een kenmerk van de discipel.  Het geheim van het christelijke leven is jezelf verloochenen, dat veranderd alles.  Petrus was een gelovige en een gelovige die onderwezen was door de Heilige Geest. Hij had een antwoord gegeven dat Christus wonderbaarlijk beviel:  “U bent de Christus, de Zoon van de levende God.”  Denk niet dat dat niets bijzonders was.  Wij leren het in onze leerboeken; Petrus niet.  Christus zag dat de Heilige Geest van de Vader hem had onderwezen en zei:  “Zalig bent u, Simon Barjona”

Maar let erop hoe sterk de vleselijke mens nog in Petrus is.  Christus spreekt over Zijn kruis, maar Petrus blijft denken aan de heerlijkheid: “U bent de Zoon van God.” Hij dacht niet aan het kruis en de dood van Christus.  Alsof Hij het wist, durft hij het in zijn zelfvertrouwen te zeggen: “Nooit, Heere! Dit zal U nooit overkomen. U kunt niet gekruisigd worden en sterven.”

Hiervoor moest Christus hem bestraffen: “Ga weg achter Mij, satan!  U bent een struikelblok voor Mij, want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen” Met andere woorden, Petrus sprak als een gewoon vleselijk mens, en niet zoals de Geest van God hem zou leren.

Toen zei Christus: “Vergeet niet dat niet alleen Ik zal sterven, maar ook jij — Als iemand mijn discipel wil zijn, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.”

We denken nog even verder na over dat ene woord, “zelf”.   Alleen als we leren wat dit “zelf” is, weten we echt wat de wortel is van al onze mislukkingen en zullen we bereid zijn om naar Christus te gaan voor bevrijding.

De essentie van het ik-leven

Laten we eerst eens kijken naar de aard van dit zelfleven, of wel dit de aard van het eigen ik. Dan zullen we kennis nemen van enkele van zijn werken en de vraag stellen: “Hoe kunnen we ervan verlost worden?”

Het eigen ik is de kracht waarmee God elk intelligent schepsel heeft geschapen en begiftigd. Het zelf is het centrum van een geschapen wezen.

Waarom gaf God de engelen of de mens een eigen ik? Het doel van dit ik was dat we het als een leeg vat naar God zouden brengen, zodat Hij er Zijn leven in zou kunnen laten stromen. God gaf mij het vermogen tot zelfbeschikking, zodat ik mijn eigen ik, mijzelf, elke dag bij Hem zou kunnen brengen en zeggen:  “O, God, werk erin; ik geef het aan U.”

God wilde een vat waarin Hij Zijn goddelijke volheid van schoonheid, wijsheid en macht kon uitgieten. Hij schiep de wereld, de zon en de maan en de sterren, de bomen en de bloemen en het gras om de rijkdom van Zijn wijsheid, schoonheid en goedheid te tonen. Ze doen het zonder te weten wat ze doen.

God schiep de engelen met een eigen ik en een eigen wil, om te zien of zij zouden komen en zich vrijwillig aan Hem zouden overgeven als vaten die Hij zou vullen. Maar helaas deden ze dat niet allemaal. Er was er één aan het hoofd van een groot aantal engelen die naar zichzelf begonnen te kijken. Hij dacht aan de wonderbaarlijke krachten die God hem gegeven had en begon zich in zichzelf te verheugen. Hij begon te denken: “Moet zo’n machtig wezen als ik altijd afhankelijk blijven van God?”

Hij verhief zichzelf, trots openbaarde zich toen hij zich van God afkeerde, en op dat moment werd hij, in plaats van een engel in de hemel, een duivel in de hel. Het eigen ik naar God gekeerd staat het toe dat de heerlijkheid van de Schepper in ons geopenbaard wordt. Het eigen ik van God afgekeerd vindt de duisternis en het vuur van de hel.

We kennen allemaal het vreselijke verhaal van wat er toen gebeurde.  God schiep de mens en Satan kwam in de gedaante van een slang en verleidde Eva met de gedachte dat ze net zo zou worden als God, met een onafhankelijk eigen ik en in het kennen van goed en kwaad. Terwijl hij met haar sprak, blies Satan in haar giftige woorden en de trots van de hel. Hiermee drong zijn eigen kwade geest, het vergif van de hel, de mensheid binnen.  Dit vervloekte eigen ik hebben we geërfd van onze eerste ouders.

Het was dat eigen ik dat deze wereld verwoestte en vernietigde, het bracht alles wat er was aan zonde, duisternis, ellende en leed. Alles wat er in de ontelbare eeuwen van de eeuwigheid in de hel zal zijn, zal niets anders zijn dan de heerschappij van het ik, de vloek van het ik, die de mens van God afzondert en zich van Hem afleidt. Als we volledig willen begrijpen wat Christus voor ons moet doen en als we willen delen in de volledige verlossing, moeten we dit vervloekte eigen ik leren kennen, leren haten en het volledig opgeven.

De werken van het het eigen ik

Wat zijn nu de werken van het eigen ik? Ik zou er veel kunnen noemen, maar laten we de eenvoudigste woorden nemen die we voortdurend gebruiken – zelfzucht, zelfvertrouwen en zelfverheffing. De eigen wil en het behagen van ons zelf is de belangrijkste zonde van de mens.  Het is de reden waarom er veel compromissen met de wereld gesloten worden, wat de ondergang van zovelen betekent.

Mensen kunnen niet begrijpen waarom ze zichzelf niet zouden behagen en hun eigen wil zouden doen.  Veel christenen hebben nooit het idee gekregen dat een christen iemand is die nooit zijn eigen wil zoekt, maar altijd de wil van God zoekt, iemand in wie de geest van Christus leeft. “Voorwaar, ik kom om uw wil te doen, o God!” (Hebreeën 10:9). We komen christenen tegen die zichzelf op duizend manieren behagen en toch proberen gelukkig, goed en nuttig te zijn.  Ze weten niet dat hun eigen wil hen van de zegen berooft.  

Christus zei tegen Petrus: “Petrus, verloochen jezelf.” Maar in plaats van dat te doen, zei Petrus: “Ik zal mijn Heere verloochenen en niet mezelf.” Hij zei het nooit met die woorden, maar Christus zei het hem de laatste nacht: “Je zult Mij verloochenen”, en hij deed het. Wat was de oorzaak hiervan?  

Zelfliefde. Hij werd bang toen de vrouwelijke bediende hem ervan beschuldigde dat hij bij Jezus hoorde. Drie keer zei hij: “Ik ken die man niet, ik heb niets met Hem te maken.” Hij verloochende Christus.

Denk je eens in! Geen wonder dat Petrus die bittere tranen huilde. Het was een keuze tussen zichzelf, dat lelijke, vervloekte eigen ik, en die heerlijke, gezegende Zoon van God.  En Petrus koos voor zichzelf. Geen wonder dat hij dacht: “In plaats van mezelf te verloochenen, heb ik Jezus verloochend; wat een keuze heb ik gemaakt!” Geen wonder dat hij bitter huilde.

Christenen, kijk naar jullie eigen leven in het licht van de woorden van Jezus. Vind je daarin eigenwil en zelfbevrediging? Onthoud dit: elke keer dat je jezelf een plezier doet, verloochen je Jezus. Het is één van de twee. Je moet alleen Hem behagen en jezelf verloochenen, of je moet jezelf behagen en Hem verloochenen.

Dan volgt zelfvertrouwen, zelfvertrouwen, zelfinspanning, zelfredzaamheid. Wat bracht Petrus ertoe om Jezus te verloochenen? Christus had hem gewaarschuwd; waarom nam hij die waarschuwing niet aan? Zelfvertrouwen. Hij was zo zeker: “Heere, ik hou van U. Drie jaar lang heb ik U gevolgd. Ik ben bereid om de gevangenis in te gaan en te sterven.” Het was gewoon zelfvertrouwen.

Mensen hebben me vaak gevraagd: “Waarom lukt het me niet? Ik verlang zo vurig, en bid zo vurig, om in Gods wil te leven.” En mijn antwoord is dan meestal: “Gewoon, omdat je op jezelf vertrouwt.”

Zij antwoorden dan meestal: “Nee, dat doe ik niet; ik weet dat ik niet goed ben; en ik weet dat God mij wil behouden. Ik stel mijn vertrouwen op Jezus.”

Maar ik zeg: “Nee, broeder, als je op God en Jezus vertrouwt, zul je niet vallen. Je vertrouwt op jezelf.” Laten we geloven dat de oorzaak van elke mislukking in het christelijke leven niets anders is dan dit. Ik vertrouw op dit vervloekte leven, in plaats van op Jezus.  Ik vertrouw op mijn eigen kracht in plaats van op de almachtige kracht van God. Daarom zegt Christus: “Dit zelf moet verloochend worden.”

Dan is er zelfverheffing, een andere vorm van de werken van het zelf.  O, hoeveel trots en jaloezie is er in de christelijke wereld.  Hoeveel gevoeligheid is er voor wat mensen van ons zeggen of denken. Hoeveel verlangen er is naar menselijke lof en het behagen van mensen in plaats van in dichtbij  God te leven met de gedachte:  “Ben ik Hem welgevallig?” Christus vroeg: “Hoe kunt u geloven, u die eer van elkaar aanneemt en de eer van de enige God niet zoekt?” (Johannes 5:44). Lof ontvangen van een ander maakt een leven in geloof absoluut onmogelijk.  Dit eigen ik komt voort uit de hel. Het heeft ons van God gescheiden en is een vervloekte bedrieger die ons van Jezus doet afdwalen.

De heilige uitwisseling

Nu komt het derde punt. Wat moeten we doen om er vanaf te komen? Jezus antwoordt ons in de woorden van onze tekst:  “Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.”  Let goed op – ik moet mezelf verloochenen en Jezus zelf als mijn leven nemen – ik moet kiezen.  Er zijn twee levens – het ik-leven en het Christus-leven.  Ik moet één van de twee kiezen.  “Volg Mij,” zegt onze Heer, “maak Mij de wet van je bestaan, de regel van je gedrag. Geef Mij je hele hart. Volg Mij en Ik zal voor je zorgen.”

O, vrienden, dit is de heilige uitwisseling die voor ons ligt: Kom en zie het gevaar van dit eigen ik met zijn trots en zijn goddeloosheid, werp jezelf voor de Zoon van God en zeg: “Ik verloochen mijn eigen leven, ik neem Uw leven tot het mijne.”

De reden waarom christenen blijven bidden om het leven van Christus te ontvangen, is dat het eigen leven niet verloochend wordt.  Je vraagt: “Hoe kom ik van dit eigen leven af?”

Je kent de gelijkenis – de sterke man bewaakte zijn huis totdat iemand die sterker was dan hij binnenkwam en hem eruit joeg. Toen het huis leeg was, schoongeveegd en op orde was gebracht, kwam hij terug met zeven andere geesten die erger waren dan hijzelf (Lukas 11:21-26). Het is alleen Christus Zelf die binnenkomt die het eigen ik kan uitdrijven en het eigen ik buiten kan houden. Dit eigen ik wil bij ons blijven tot het einde.

Denk aan de apostel Paulus. Hij had het hemelse visioen gezien en om te voorkomen dat hij zichzelf zou verheffen, werd de doorn in zijn vlees gegeven om hem te vernederen (2 Korinthe 12:2-9). Er was een neiging om zichzelf te verheffen, wat natuurlijk was, en het zou hem overwonnen hebben, maar Christus verloste hem daarvan door Zijn trouwe zorg voor Zijn liefhebbende dienaar. Jezus Christus is in staat, door Zijn goddelijke genade, om te voorkomen dat de macht van het eigen ik ooit zichtbaar wordt of de overhand krijgt. Jezus Christus is bereid om het leven van de ziel te worden. Hij is bereid om ons te leren Hem te volgen en ons hart en leven alleen op Hem te richten. Hij zou altijd en eeuwig het licht van onze ziel moeten zijn.

Dan komen we bij wat de apostel Paulus zegt: “Niet ik, maar Christus leeft in mij” (Galaten 2:20). De twee waarheden gaan samen.  Eerst “niet ik”, dan “maar Christus leeft in mij”.

Kijk nog eens naar Petrus. Christus zei tegen hem: “Verloochen jezelf en volg Mij.” Waar naartoe moest hij Hem volgen? Jezus leidde hem, ook al mislukte het soms. Waar leidde Hij hem naartoe? Hij leidde hem naar Getsemane, en daar mislukte het voor Petrus. Hij sliep terwijl hij wakker had moeten blijven, wakend en biddend. Hij leidde hem naar Golgotha, naar de plaats waar Petrus Hem verloochende. Was dat Christus’ leiding? God zij geprezen, dat was het inderdaad. De Heilige Geest was nog niet in Zijn kracht gekomen. Petrus was nog een vleselijk mens. Zijn geest was gewillig, maar niet in staat om de zondige natuur te overwinnen.

Wat deed Christus? Hij leidde Petrus verder tot hij gebroken was in uiterste zelfvernedering en verootmoedigd in de diepte van verdriet. Jezus leidde hem verder, voorbij het graf, door de opstanding, tot Pinksteren. Toen kwam de Heilige Geest en in de Heilige Geest kwam Christus met Zijn goddelijke leven. Toen was het: “Christus leeft in mij.”

Er is maar één manier om van dit leven van onszelf verlost te worden. We moeten Christus volgen, ons hart op Hem richten, naar Zijn onderwijs horen, onszelf elke dag overgeven opdat Hij alles voor ons zal zijn. Door de kracht van Christus zal de ontkenning van onszelf een gezegende, onophoudelijke realiteit zijn. Nooit verwacht ik dat de Christen ook maar één uur een stadium zal bereiken waarin hij kan zeggen: “Ik heb mezelf niet te verloochenen.” Nooit kunnen we ook maar één moment zeggen: “Ik hoef mezelf niet te verloochenen.”

Nee, deze gemeenschap met het kruis van Christus zal een onophoudelijke zelfverloochening zijn, elk uur en elk moment door de genade van God. Er is geen plaats waar er volledige bevrijding is van de macht van dit zondige eigen ik. We moeten met Christus Jezus gekruisigd worden. We moeten met Hem leven als mensen die in Zijn dood gedoopt zijn. Denk daar eens over na!  Christus had geen zondig eigen ik, maar Hij had wel een eigen ik en dat eigen ik gaf Hij op tot in de dood. In Getsemane zei Hij: “Vader, niet Mijn wil.”  Dat zondige zelf gaf Hij op in de dood, zodat Hij het uit het graf van God kon ontvangen, opgewekt en verheerlijkt. Kunnen we verwachten dat we op een andere manier naar de hemel gaan dan Hij?

Pas op! Vergeet niet dat Christus afdaalde in de dood en het graf, en het is in de dood van van het eigen ik, Jezus volgend tot het uiterste, dat de bevrijding en het leven zullen komen.

Verneder jezelf voor de Heere

Wat moeten we nu met dit onderwijs van de Meester?

De eerste les is dat we de tijd moeten nemen om onszelf voor God te vernederen.  Denk na over wat dit eigen ik in ons is; leg elke zonde, elke tekortkoming, alle mislukking en alles wat God onteert op de rekening van het eigen ik. Zeg dan: “Heere, dit is wat ik ben.” Sta vervolgens de gezegende Jezus Christus toe om de volledige controle over ons leven over te nemen, in het geloof dat Zijn leven het onze kan zijn.

Denk niet dat het makkelijk is om jezelf kwijt te raken. Tijdens een samenkomst is het makkelijk om een belofte te doen, een gebed te bidden en je over te geven, maar zo plechtig als de dood van Christus was op Golgotha – Zijn overgave van Zijn zondeloze eigen leven aan God – zo plechtig moet het zijn tussen ons en onze God – het overgeven van onszelf aan de dood.  De kracht van de dood van Christus moet elke dag in ons komen werken.

O, denk er eens over na wat een contrast er is tussen die eigenzinnige Petrus en Jezus die zijn wil aan God opgaf! Wat een contrast was er tussen die zelfverheffing van Petrus en de diepe nederigheid van het Lam van God, zachtmoedig en nederig van hart voor God en de mensen! Wat een contrast tussen dat zelfvertrouwen van Petrus en die diepe afhankelijkheid van Jezus van de Vader toen Hij zei: “Ik kan niets uit Mijzelf doen.”

We worden opgeroepen om het leven van Christus te leven, en Christus komt om Zijn leven in ons te leven, maar één ding moet eerst plaatsvinden: we moeten leren onszelf te haten en te verloochenen. Zoals Petrus zei, toen hij Christus verloochende: “Ik heb niets met Hem te maken”, zo moeten wij zeggen: “Ik heb niets met mijzelf te maken”, zodat Christus Jezus alles in allen kan zijn.

Laten we onszelf vernederen bij de gedachte wat ons eigen ik ons heeft aangedaan en hoe het Jezus heeft onteerd. Laten we vurig bidden: “Heere, ontdek door Uw licht dit eigen ik; we smeken U om het aan ons te openbaren.  Open onze ogen, zodat we kunnen zien wat het heeft gedaan en welke belemmering het is geweest om tot U te komen.” Laten we dat vurig bidden en laten we God dan verwachten, totdat we afstand nemen van al onze religieuze oefeningen, religieuze ervaringen en zegeningen, totdat we dicht bij God komen met dit ene gebed:  “Heere God, het eigen ik veranderde een aartsengel in een duivel en het eigen ik ruïneerde mijn eerste ouders. Het eigen ik bracht hen uit het Paradijs in duisternis en ellende en mijn eigen ik is de ondergang van mijn leven geweest en de oorzaak van elke mislukking.  O, laat het aan mij zien.”

Dan komt de gezegende uitwisseling dat een man bereid en in staat wordt gesteld om te zeggen: “Een ander zal het leven voor mij leven.” Niets anders is genoeg. Verloochen jezelf; neem het kruis op om met Jezus te sterven; volg Hem alleen. Hij zal je de genade geven om het Christusleven te begrijpen, te ontvangen en te leven.

In Mattheüs 16:13 lezen we dat Jezus in Caesarea Filippi aan Zijn discipelen vroeg: “Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?” Toen zij geantwoord hadden, vroeg Hij hun: “Maar u, wie zegt u dat Ik ben?” In het zestiende vers antwoordde Simon Petrus: “ U bent de Christus, de Zoon van de levende God.”  Hierop antwoordde Jezus: “Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard,  maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op  deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de  poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.” (vers 17-19).

Vervolgens lezen we in vers 21 hoe Jezus Zijn discipelen vertelde over Zijn naderende sterven; en in vers 22 hoe Petrus Hem begon te bestraffen: “God zij U genadig, Heere, dit zal beslist niet met U gebeuren!  Maar Hij keerde Zich om en zei tegen Petrus: Ga weg achter Mij, satan! U bent een struikelblok voor Mij, want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen. Toen zei Jezus tegen Zijn discipelen: Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.” (vers. 22-24).

We horen vaak over Christenen die compromissen sluiten en dan komt de vraag: Wat is daarvan de oorzaak? Wat is de reden dat zoveel christenen hun leven verspillen in de verschrikkelijke slavernij van de wereld in plaats van te leven in de uitdrukking, het voorrecht en de heerlijkheid van het kind van God?

Een andere vraag dringt zich misschien aan ons op:  Hoe kan het dat we zien dat iets verkeerd is, er tegen strijden, maar deze zonde niet kunnen overwinnen? Wat kan de reden zijn dat we honderd keer gebeden hebben en we ons steeds weer hebben toegewijd, en dat we nog een vermengd, verdeeld, halfslachtig leven leiden?

Op deze twee vragen is er één antwoord: het is het eigen ik dat de wortel is van het hele probleem. Als iemand mij daarom vraagt: “Hoe kom ik af van een leven vol compromissen?” dan is het antwoord niet: “Je moet dit, of dat, of dat andere doen.” Het antwoord is: “Een nieuw leven van boven, het leven van Christus, moet de plaats innemen van het ik-leven. Alleen dan kunnen we overwinnaars zijn.”

We gaan altijd van het uiterlijke naar het innerlijke; laten we dat ook hier doen. Laten we in deze tekst het woord “zelf” overwegen. Jezus zei tegen Petrus: “Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.”

Dat is een kenmerk van de discipel.  Het geheim van het christelijke leven is jezelf verloochenen, dat veranderd alles.  Petrus was een gelovige en een gelovige die onderwezen was door de Heilige Geest. Hij had een antwoord gegeven dat Christus wonderbaarlijk beviel:  “U bent de Christus, de Zoon van de levende God.”  Denk niet dat dat niets bijzonders was.  Wij leren het in onze leerboeken; Petrus niet.  Christus zag dat de Heilige Geest van de Vader hem had onderwezen en zei:  “Zalig bent u, Simon Barjona”

Maar let erop hoe sterk de vleselijke mens nog in Petrus is.  Christus spreekt over Zijn kruis, maar Petrus blijft denken aan de heerlijkheid: “U bent de Zoon van God.” Hij dacht niet aan het kruis en de dood van Christus.  Alsof Hij het wist, durft hij het in zijn zelfvertrouwen te zeggen: “Nooit, Heere! Dit zal U nooit overkomen. U kunt niet gekruisigd worden en sterven.”

Hiervoor moest Christus hem bestraffen: “Ga weg achter Mij, satan!  U bent een struikelblok voor Mij, want u bedenkt niet de dingen van God, maar die van de mensen” Met andere woorden, Petrus sprak als een gewoon vleselijk mens, en niet zoals de Geest van God hem zou leren.

Toen zei Christus: “Vergeet niet dat niet alleen Ik zal sterven, maar ook jij — Als iemand mijn discipel wil zijn, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.”

We denken nog even verder na over dat ene woord, “zelf”.   Alleen als we leren wat dit “zelf” is, weten we echt wat de wortel is van al onze mislukkingen en zullen we bereid zijn om naar Christus te gaan voor bevrijding.

De essentie van het ik-leven

Laten we eerst eens kijken naar de aard van dit zelfleven, of wel dit de aard van het eigen ik. Dan zullen we kennis nemen van enkele van zijn werken en de vraag stellen: “Hoe kunnen we ervan verlost worden?”

Het eigen ik is de kracht waarmee God elk intelligent schepsel heeft geschapen en begiftigd. Het zelf is het centrum van een geschapen wezen.

Waarom gaf God de engelen of de mens een eigen ik? Het doel van dit ik was dat we het als een leeg vat naar God zouden brengen, zodat Hij er Zijn leven in zou kunnen laten stromen. God gaf mij het vermogen tot zelfbeschikking, zodat ik mijn eigen ik, mijzelf, elke dag bij Hem zou kunnen brengen en zeggen:  “O, God, werk erin; ik geef het aan U.”

God wilde een vat waarin Hij Zijn goddelijke volheid van schoonheid, wijsheid en macht kon uitgieten. Hij schiep de wereld, de zon en de maan en de sterren, de bomen en de bloemen en het gras om de rijkdom van Zijn wijsheid, schoonheid en goedheid te tonen. Ze doen het zonder te weten wat ze doen.

God schiep de engelen met een eigen ik en een eigen wil, om te zien of zij zouden komen en zich vrijwillig aan Hem zouden overgeven als vaten die Hij zou vullen. Maar helaas deden ze dat niet allemaal. Er was er één aan het hoofd van een groot aantal engelen die naar zichzelf begonnen te kijken. Hij dacht aan de wonderbaarlijke krachten die God hem gegeven had en begon zich in zichzelf te verheugen. Hij begon te denken: “Moet zo’n machtig wezen als ik altijd afhankelijk blijven van God?”

Hij verhief zichzelf, trots openbaarde zich toen hij zich van God afkeerde, en op dat moment werd hij, in plaats van een engel in de hemel, een duivel in de hel. Het eigen ik naar God gekeerd staat het toe dat de heerlijkheid van de Schepper in ons geopenbaard wordt. Het eigen ik van God afgekeerd vindt de duisternis en het vuur van de hel.

We kennen allemaal het vreselijke verhaal van wat er toen gebeurde.  God schiep de mens en Satan kwam in de gedaante van een slang en verleidde Eva met de gedachte dat ze net zo zou worden als God, met een onafhankelijk eigen ik en in het kennen van goed en kwaad. Terwijl hij met haar sprak, blies Satan in haar giftige woorden en de trots van de hel. Hiermee drong zijn eigen kwade geest, het vergif van de hel, de mensheid binnen.  Dit vervloekte eigen ik hebben we geërfd van onze eerste ouders.

Het was dat eigen ik dat deze wereld verwoestte en vernietigde, het bracht alles wat er was aan zonde, duisternis, ellende en leed. Alles wat er in de ontelbare eeuwen van de eeuwigheid in de hel zal zijn, zal niets anders zijn dan de heerschappij van het ik, de vloek van het ik, die de mens van God afzondert en zich van Hem afleidt. Als we volledig willen begrijpen wat Christus voor ons moet doen en als we willen delen in de volledige verlossing, moeten we dit vervloekte eigen ik leren kennen, leren haten en het volledig opgeven.

De werken van het het eigen ik

Wat zijn nu de werken van het eigen ik? Ik zou er veel kunnen noemen, maar laten we de eenvoudigste woorden nemen die we voortdurend gebruiken – zelfzucht, zelfvertrouwen en zelfverheffing. De eigen wil en het behagen van ons zelf is de belangrijkste zonde van de mens.  Het is de reden waarom er veel compromissen met de wereld gesloten worden, wat de ondergang van zovelen betekent.

Mensen kunnen niet begrijpen waarom ze zichzelf niet zouden behagen en hun eigen wil zouden doen.  Veel christenen hebben nooit het idee gekregen dat een christen iemand is die nooit zijn eigen wil zoekt, maar altijd de wil van God zoekt, iemand in wie de geest van Christus leeft. “Voorwaar, ik kom om uw wil te doen, o God!” (Hebreeën 10:9). We komen christenen tegen die zichzelf op duizend manieren behagen en toch proberen gelukkig, goed en nuttig te zijn.  Ze weten niet dat hun eigen wil hen van de zegen berooft.  

Christus zei tegen Petrus: “Petrus, verloochen jezelf.” Maar in plaats van dat te doen, zei Petrus: “Ik zal mijn Heere verloochenen en niet mezelf.” Hij zei het nooit met die woorden, maar Christus zei het hem de laatste nacht: “Je zult Mij verloochenen”, en hij deed het. Wat was de oorzaak hiervan?  

Zelfliefde. Hij werd bang toen de vrouwelijke bediende hem ervan beschuldigde dat hij bij Jezus hoorde. Drie keer zei hij: “Ik ken die man niet, ik heb niets met Hem te maken.” Hij verloochende Christus.

Denk je eens in! Geen wonder dat Petrus die bittere tranen huilde. Het was een keuze tussen zichzelf, dat lelijke, vervloekte eigen ik, en die heerlijke, gezegende Zoon van God.  En Petrus koos voor zichzelf. Geen wonder dat hij dacht: “In plaats van mezelf te verloochenen, heb ik Jezus verloochend; wat een keuze heb ik gemaakt!” Geen wonder dat hij bitter huilde.

Christenen, kijk naar jullie eigen leven in het licht van de woorden van Jezus. Vind je daarin eigenwil en zelfbevrediging? Onthoud dit: elke keer dat je jezelf een plezier doet, verloochen je Jezus. Het is één van de twee. Je moet alleen Hem behagen en jezelf verloochenen, of je moet jezelf behagen en Hem verloochenen.

Dan volgt zelfvertrouwen, zelfvertrouwen, zelfinspanning, zelfredzaamheid. Wat bracht Petrus ertoe om Jezus te verloochenen? Christus had hem gewaarschuwd; waarom nam hij die waarschuwing niet aan? Zelfvertrouwen. Hij was zo zeker: “Heere, ik hou van U. Drie jaar lang heb ik U gevolgd. Ik ben bereid om de gevangenis in te gaan en te sterven.” Het was gewoon zelfvertrouwen.

Mensen hebben me vaak gevraagd: “Waarom lukt het me niet? Ik verlang zo vurig, en bid zo vurig, om in Gods wil te leven.” En mijn antwoord is dan meestal: “Gewoon, omdat je op jezelf vertrouwt.”

Zij antwoorden dan meestal: “Nee, dat doe ik niet; ik weet dat ik niet goed ben; en ik weet dat God mij wil behouden. Ik stel mijn vertrouwen op Jezus.”

Maar ik zeg: “Nee, broeder, als je op God en Jezus vertrouwt, zul je niet vallen. Je vertrouwt op jezelf.” Laten we geloven dat de oorzaak van elke mislukking in het christelijke leven niets anders is dan dit. Ik vertrouw op dit vervloekte leven, in plaats van op Jezus.  Ik vertrouw op mijn eigen kracht in plaats van op de almachtige kracht van God. Daarom zegt Christus: “Dit zelf moet verloochend worden.”

Dan is er zelfverheffing, een andere vorm van de werken van het zelf.  O, hoeveel trots en jaloezie is er in de christelijke wereld.  Hoeveel gevoeligheid is er voor wat mensen van ons zeggen of denken. Hoeveel verlangen er is naar menselijke lof en het behagen van mensen in plaats van in dichtbij  God te leven met de gedachte:  “Ben ik Hem welgevallig?” Christus vroeg: “Hoe kunt u geloven, u die eer van elkaar aanneemt en de eer van de enige God niet zoekt?” (Johannes 5:44). Lof ontvangen van een ander maakt een leven in geloof absoluut onmogelijk.  Dit eigen ik komt voort uit de hel. Het heeft ons van God gescheiden en is een vervloekte bedrieger die ons van Jezus doet afdwalen.

De heilige uitwisseling

Nu komt het derde punt. Wat moeten we doen om er vanaf te komen? Jezus antwoordt ons in de woorden van onze tekst:  “Als iemand achter Mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen.”  Let goed op – ik moet mezelf verloochenen en Jezus zelf als mijn leven nemen – ik moet kiezen.  Er zijn twee levens – het ik-leven en het Christus-leven.  Ik moet één van de twee kiezen.  “Volg Mij,” zegt onze Heer, “maak Mij de wet van je bestaan, de regel van je gedrag. Geef Mij je hele hart. Volg Mij en Ik zal voor je zorgen.”

O, vrienden, dit is de heilige uitwisseling die voor ons ligt: Kom en zie het gevaar van dit eigen ik met zijn trots en zijn goddeloosheid, werp jezelf voor de Zoon van God en zeg: “Ik verloochen mijn eigen leven, ik neem Uw leven tot het mijne.”

De reden waarom christenen blijven bidden om het leven van Christus te ontvangen, is dat het eigen leven niet verloochend wordt.  Je vraagt: “Hoe kom ik van dit eigen leven af?”

Je kent de gelijkenis – de sterke man bewaakte zijn huis totdat iemand die sterker was dan hij binnenkwam en hem eruit joeg. Toen het huis leeg was, schoongeveegd en op orde was gebracht, kwam hij terug met zeven andere geesten die erger waren dan hijzelf (Lukas 11:21-26). Het is alleen Christus Zelf die binnenkomt die het eigen ik kan uitdrijven en het eigen ik buiten kan houden. Dit eigen ik wil bij ons blijven tot het einde.

Denk aan de apostel Paulus. Hij had het hemelse visioen gezien en om te voorkomen dat hij zichzelf zou verheffen, werd de doorn in zijn vlees gegeven om hem te vernederen (2 Korinthe 12:2-9). Er was een neiging om zichzelf te verheffen, wat natuurlijk was, en het zou hem overwonnen hebben, maar Christus verloste hem daarvan door Zijn trouwe zorg voor Zijn liefhebbende dienaar. Jezus Christus is in staat, door Zijn goddelijke genade, om te voorkomen dat de macht van het eigen ik ooit zichtbaar wordt of de overhand krijgt. Jezus Christus is bereid om het leven van de ziel te worden. Hij is bereid om ons te leren Hem te volgen en ons hart en leven alleen op Hem te richten. Hij zou altijd en eeuwig het licht van onze ziel moeten zijn.

Dan komen we bij wat de apostel Paulus zegt: “Niet ik, maar Christus leeft in mij” (Galaten 2:20). De twee waarheden gaan samen.  Eerst “niet ik”, dan “maar Christus leeft in mij”.

Kijk nog eens naar Petrus. Christus zei tegen hem: “Verloochen jezelf en volg Mij.” Waar naartoe moest hij Hem volgen? Jezus leidde hem, ook al mislukte het soms. Waar leidde Hij hem naartoe? Hij leidde hem naar Getsemane, en daar mislukte het voor Petrus. Hij sliep terwijl hij wakker had moeten blijven, wakend en biddend. Hij leidde hem naar Golgotha, naar de plaats waar Petrus Hem verloochende. Was dat Christus’ leiding? God zij geprezen, dat was het inderdaad. De Heilige Geest was nog niet in Zijn kracht gekomen. Petrus was nog een vleselijk mens. Zijn geest was gewillig, maar niet in staat om de zondige natuur te overwinnen.

Wat deed Christus? Hij leidde Petrus verder tot hij gebroken was in uiterste zelfvernedering en verootmoedigd in de diepte van verdriet. Jezus leidde hem verder, voorbij het graf, door de opstanding, tot Pinksteren. Toen kwam de Heilige Geest en in de Heilige Geest kwam Christus met Zijn goddelijke leven. Toen was het: “Christus leeft in mij.”

Er is maar één manier om van dit leven van onszelf verlost te worden. We moeten Christus volgen, ons hart op Hem richten, naar Zijn onderwijs horen, onszelf elke dag overgeven opdat Hij alles voor ons zal zijn. Door de kracht van Christus zal de ontkenning van onszelf een gezegende, onophoudelijke realiteit zijn. Nooit verwacht ik dat de Christen ook maar één uur een stadium zal bereiken waarin hij kan zeggen: “Ik heb mezelf niet te verloochenen.” Nooit kunnen we ook maar één moment zeggen: “Ik hoef mezelf niet te verloochenen.”

Nee, deze gemeenschap met het kruis van Christus zal een onophoudelijke zelfverloochening zijn, elk uur en elk moment door de genade van God. Er is geen plaats waar er volledige bevrijding is van de macht van dit zondige eigen ik. We moeten met Christus Jezus gekruisigd worden. We moeten met Hem leven als mensen die in Zijn dood gedoopt zijn. Denk daar eens over na!  Christus had geen zondig eigen ik, maar Hij had wel een eigen ik en dat eigen ik gaf Hij op tot in de dood. In Getsemane zei Hij: “Vader, niet Mijn wil.”  Dat zondige zelf gaf Hij op in de dood, zodat Hij het uit het graf van God kon ontvangen, opgewekt en verheerlijkt. Kunnen we verwachten dat we op een andere manier naar de hemel gaan dan Hij?

Pas op! Vergeet niet dat Christus afdaalde in de dood en het graf, en het is in de dood van van het eigen ik, Jezus volgend tot het uiterste, dat de bevrijding en het leven zullen komen.

Verneder jezelf voor de Heere

Wat moeten we nu met dit onderwijs van de Meester?

De eerste les is dat we de tijd moeten nemen om onszelf voor God te vernederen.  Denk na over wat dit eigen ik in ons is; leg elke zonde, elke tekortkoming, alle mislukking en alles wat God onteert op de rekening van het eigen ik. Zeg dan: “Heere, dit is wat ik ben.” Sta vervolgens de gezegende Jezus Christus toe om de volledige controle over ons leven over te nemen, in het geloof dat Zijn leven het onze kan zijn.

Denk niet dat het makkelijk is om jezelf kwijt te raken. Tijdens een samenkomst is het makkelijk om een belofte te doen, een gebed te bidden en je over te geven, maar zo plechtig als de dood van Christus was op Golgotha – Zijn overgave van Zijn zondeloze eigen leven aan God – zo plechtig moet het zijn tussen ons en onze God – het overgeven van onszelf aan de dood.  De kracht van de dood van Christus moet elke dag in ons komen werken.

O, denk er eens over na wat een contrast er is tussen die eigenzinnige Petrus en Jezus die zijn wil aan God opgaf! Wat een contrast was er tussen die zelfverheffing van Petrus en de diepe nederigheid van het Lam van God, zachtmoedig en nederig van hart voor God en de mensen! Wat een contrast tussen dat zelfvertrouwen van Petrus en die diepe afhankelijkheid van Jezus van de Vader toen Hij zei: “Ik kan niets uit Mijzelf doen.”

We worden opgeroepen om het leven van Christus te leven, en Christus komt om Zijn leven in ons te leven, maar één ding moet eerst plaatsvinden: we moeten leren onszelf te haten en te verloochenen. Zoals Petrus zei, toen hij Christus verloochende: “Ik heb niets met Hem te maken”, zo moeten wij zeggen: “Ik heb niets met mijzelf te maken”, zodat Christus Jezus alles in allen kan zijn.

Laten we onszelf vernederen bij de gedachte wat ons eigen ik ons heeft aangedaan en hoe het Jezus heeft onteerd. Laten we vurig bidden: “Heere, ontdek door Uw licht dit eigen ik; we smeken U om het aan ons te openbaren.  Open onze ogen, zodat we kunnen zien wat het heeft gedaan en welke belemmering het is geweest om tot U te komen.” Laten we dat vurig bidden en laten we God dan verwachten, totdat we afstand nemen van al onze religieuze oefeningen, religieuze ervaringen en zegeningen, totdat we dicht bij God komen met dit ene gebed:  “Heere God, het eigen ik veranderde een aartsengel in een duivel en het eigen ik ruïneerde mijn eerste ouders. Het eigen ik bracht hen uit het Paradijs in duisternis en ellende en mijn eigen ik is de ondergang van mijn leven geweest en de oorzaak van elke mislukking.  O, laat het aan mij zien.”

Dan komt de gezegende uitwisseling dat een man bereid en in staat wordt gesteld om te zeggen: “Een ander zal het leven voor mij leven.” Niets anders is genoeg. Verloochen jezelf; neem het kruis op om met Jezus te sterven; volg Hem alleen. Hij zal je de genade geven om het Christusleven te begrijpen, te ontvangen en te leven.

Lees hier het origineel