Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere, onze God, ertoe roepen zal. (Handelingen 2:39)
Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere, onze God, ertoe roepen zal. (Handelingen 2:39)
1. In elk Nieuw Testamentisch gebod en voorbeeld gaan bekering en geloof vooraf aan de doop.
En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannenbroeders? 38 En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen… Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt; en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan hen toegevoegd. (Handelingen 2:37-38,41)
2. Er staan geen gevallen van kinderdoop in de Bijbel. Maar hoe zit dat met de huisteksten? (Handelingen 16:15, 33; 1 Korinthe 1:16)
Het is een zwijgend argument dat in deze drie gevallen kinderen zijn opgenomen. Bovendien wijst Lukas er op dat het Woord van God gesproken werd aan iedereen die gedoopt werd, daaruit suggererend dat niet de kinderen, maar zij die het Woord hoorden werden gedoopt.
En hij bracht hen naar buiten en zei: Heren, wat moet ik doen om zalig te worden?En zij zeiden: Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden, u en uw huisgenoten. En zij spraken het Woord van de Heere tot hem en tot allen die in zijn huis waren. En hij nam hen in dat nachtelijke uur met zich mee en waste hun striemen, en hij werd onmiddellijk gedoopt, en al de zijnen. (Handelingen 16:30-33)
3. De doop IS door Paulus beschreven als uiting van het geloof.
In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis die niet met handen plaatsvindt, door het uittrekken van het lichaam van de zonden van het vlees, door de besnijdenis van Christus. U bent immers met Hem begraven in de doop, waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt. (Kolossenzen 2:11-12)
De doop is dus een uitdrukking van het geloof en het opstaan met Christus in de doop gebeurd op de grond dat de doop een uitdrukking van dat geloof is. Dit kunnen kinderen niet uitdrukken.
4. De doop wordt door Petrus beschreven als een beroep op God door de dopeling.
Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, Hij, Die rechtvaardig was, voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen. Hij is wel ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt door de Geest, door Wie Hij ook, toen Hij heenging, aan de geesten in de gevangenis gepredikt heeft, namelijk aan hen die voorheen ongehoorzaam waren, toen God in Zijn geduld nog eenmaal wachtte in de dagen van Noach, terwijl de ark gebouwd werd, waarin weinige – dat is acht – mensen behouden werden door het water heen. Het tegenbeeld daarvan, de doop, behoudt nu ook ons. Maar niet als een verwijderen van het vuil van het lichaam, maar als vraag aan God van een goed geweten, door de opstanding van Jezus Christus. (1 Petrus 3:18-21)
De doop behoudt ons op de manier dat het een uitdrukking is van een innerlijk beroep op God, niet zomaar als een waterritueel. Het behoudt op dezelfde manier waarop de belijdenis met de mond ons behoudt in Romeinen 10:9 — voor zover de belijdenis met onze lippen een uitdrukking is van geloof in ons hart.
Maar hoe zit dat met het teken van het verbond met de kinderen van de Israëlieten tijdens het Oude Verbond?
Ik zal Mijn verbond maken tussen Mij, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door, tot een eeuwig verbond, om voor u tot een God te zijn, en voor uw nageslacht na u. Ik zal aan u en uw nageslacht na u het land waar u vreemdeling bent, heel het land Kanaän, als eeuwig bezit geven. Ik zal hun tot een God zijn. Verder zei God tegen Abraham: En wat u betreft, u moet Mijn verbond in acht nemen, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door. Dit is Mijn verbond dat u moet houden tussen Mij en u en uw nageslacht na u: al wie mannelijk is bij u moet besneden worden. (Genesis 17:7-10)
Heidelbergse Catechismus:
74 [Kinderen van Christelijke ouders] zijn zowel als de volwassenen in het verbond van God en in Zijn gemeente begrepen… zo moeten zij ook door de Doop, als door het teken van het Verbond, van de Christelijke Kerk, ingelijfd en van de kinderen van de ongelovigen onderscheiden worden, zoals in het Oude Verbond of Testament door de besnijdenis geschiedt is, waarvoor in het Nieuwe Verbond de doop ingezet is.
Westminster Directory for the Public Worship of God:
Het zaad en de nakomelingen van de gelovigen die binnen de kerk geboren zijn hebben door hun geboorte belang in het verbond en recht op het zegel hiervan en op de uiterlijke voorrechten van de kerk onder het evangelie, niet minder dan de kinderen van Abraham in de tijd van het Oude Testament…
Waarom bedienen we de doop dan niet aan de kinderen van Christelijke ouders tijdens het Nieuwe Verbond zoals de besnijdenis tijdens het vorige Verbond werd toegediend aan de kinderen van Joodse ouders?
5. Omdat de leden van het Nieuwe Verbond niet bepaald worden door fysieke afstamming, zoals de leden van het Oude Verbond dat waren, maar God schrijft Zijn wet op hun hart, roept ze tot Zichzelf en brengt ze tot bekering en geloof.
In overeenstemming met deze vernauwing van het verbondsvolk tot degenen die werkelijke uit God geboren zijn, is het nieuwe teken van het verbond bedoelt om aan te geven dat een persoon inderdaad deel heeft aan de wedergeboren verbondsgemeenschap, wat blijkt uit het geloof.
Op dezelfde manier dat er een verandering in het teken (de doop in plaats van de besnijdenis) kwam dat zowel mannen als vrouwen konden delen in het teken, zodat het duidelijker was dan voorheen dat mannen en vrouwen gelijke erfgenamen zijn van de zaligheid(1 Petrus 3:7), zo is er ook een verandering in de ontvangers van het teken waardoor het duidelijker werd dat tijdens het Nieuwe Verbond het volk van God niet bepaald wordt door fysieke afstamming maar door de geestelijke vernieuwing die blijkt uit het geloof.
5.1 Johannes de Doper riep mensen tot de doop die het teken van het verbond al hadden, wat aangeeft dat er een nieuwe betekenis is gegeven aan het teken — niet langer wijzend naar fysieke afstamming van Abraham maar naar geestelijke afstamming door geloof en bekering.
Toen hij velen van de Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop zag afkomen, zei hij tegen hen: Adderengebroed! Wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn? Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering, en denk niet dat u bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader; want ik zeg u dat God zelfs uit deze stenen voor Abraham kinderen kan verwekken. (Mattheüs 3:7-9)
5.2 Jezus bevestigde Johannes bediening en definieerde de kinderen van God niet als hen geboren waren uit bepaalde ouders maar hen die geboren waren uit God door het geloof.
Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; die niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn. (Johannes 1:12-13)
5.3 Paulus verduidelijkt dat de kinderen van Abraham aan wie de belofte was gedaan niet degenen waren die naar het vlees geboren waren, maar aan degenen die geboren waren naar de belofte.
Ik zeg dit niet alsof het Woord van God vervallen is, want niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël. Ook niet omdat zij Abrahams nageslacht zijn, zijn zij allen kinderen. Maar: Alleen dat van Izak zal uw nageslacht genoemd worden. Dat is: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen van God, maar de kinderen van de belofte worden als nageslacht gerekend. (Romeinen 9:6-8)
Zoals Abraham God geloofde en het hem tot gerechtigheid werd gerekend. Begrijp dan toch dat zij die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. (Galaten 3:6-7)
5.4 De kinderen aan wie de belofte is gedaan, zijn de kinderen die “er toe geroepen” zijn, en de roep van God is vrij en niet gebonden aan fysieke familie.
Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere, onze God, ertoe roepen zal. (Handelingen 2:39)
1. In elk Nieuw Testamentisch gebod en voorbeeld gaan bekering en geloof vooraf aan de doop.
En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannenbroeders? 38 En Petrus zei tegen hen: Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen… Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt; en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan hen toegevoegd. (Handelingen 2:37-38,41)
2. Er staan geen gevallen van kinderdoop in de Bijbel. Maar hoe zit dat met de huisteksten? (Handelingen 16:15, 33; 1 Korinthe 1:16)
Het is een zwijgend argument dat in deze drie gevallen kinderen zijn opgenomen. Bovendien wijst Lukas er op dat het Woord van God gesproken werd aan iedereen die gedoopt werd, daaruit suggererend dat niet de kinderen, maar zij die het Woord hoorden werden gedoopt.
En hij bracht hen naar buiten en zei: Heren, wat moet ik doen om zalig te worden?En zij zeiden: Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden, u en uw huisgenoten. En zij spraken het Woord van de Heere tot hem en tot allen die in zijn huis waren. En hij nam hen in dat nachtelijke uur met zich mee en waste hun striemen, en hij werd onmiddellijk gedoopt, en al de zijnen. (Handelingen 16:30-33)
3. De doop IS door Paulus beschreven als uiting van het geloof.
In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis die niet met handen plaatsvindt, door het uittrekken van het lichaam van de zonden van het vlees, door de besnijdenis van Christus. U bent immers met Hem begraven in de doop, waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt. (Kolossenzen 2:11-12)
De doop is dus een uitdrukking van het geloof en het opstaan met Christus in de doop gebeurd op de grond dat de doop een uitdrukking van dat geloof is. Dit kunnen kinderen niet uitdrukken.
4. De doop wordt door Petrus beschreven als een beroep op God door de dopeling.
Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, Hij, Die rechtvaardig was, voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen. Hij is wel ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt door de Geest, door Wie Hij ook, toen Hij heenging, aan de geesten in de gevangenis gepredikt heeft, namelijk aan hen die voorheen ongehoorzaam waren, toen God in Zijn geduld nog eenmaal wachtte in de dagen van Noach, terwijl de ark gebouwd werd, waarin weinige – dat is acht – mensen behouden werden door het water heen. Het tegenbeeld daarvan, de doop, behoudt nu ook ons. Maar niet als een verwijderen van het vuil van het lichaam, maar als vraag aan God van een goed geweten, door de opstanding van Jezus Christus. (1 Petrus 3:18-21)
De doop behoudt ons op de manier dat het een uitdrukking is van een innerlijk beroep op God, niet zomaar als een waterritueel. Het behoudt op dezelfde manier waarop de belijdenis met de mond ons behoudt in Romeinen 10:9 — voor zover de belijdenis met onze lippen een uitdrukking is van geloof in ons hart.
Maar hoe zit dat met het teken van het verbond met de kinderen van de Israëlieten tijdens het Oude Verbond?
Ik zal Mijn verbond maken tussen Mij, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door, tot een eeuwig verbond, om voor u tot een God te zijn, en voor uw nageslacht na u. Ik zal aan u en uw nageslacht na u het land waar u vreemdeling bent, heel het land Kanaän, als eeuwig bezit geven. Ik zal hun tot een God zijn. Verder zei God tegen Abraham: En wat u betreft, u moet Mijn verbond in acht nemen, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door. Dit is Mijn verbond dat u moet houden tussen Mij en u en uw nageslacht na u: al wie mannelijk is bij u moet besneden worden. (Genesis 17:7-10)
Heidelbergse Catechismus:
74 [Kinderen van Christelijke ouders] zijn zowel als de volwassenen in het verbond van God en in Zijn gemeente begrepen… zo moeten zij ook door de Doop, als door het teken van het Verbond, van de Christelijke Kerk, ingelijfd en van de kinderen van de ongelovigen onderscheiden worden, zoals in het Oude Verbond of Testament door de besnijdenis geschiedt is, waarvoor in het Nieuwe Verbond de doop ingezet is.
Westminster Directory for the Public Worship of God:
Het zaad en de nakomelingen van de gelovigen die binnen de kerk geboren zijn hebben door hun geboorte belang in het verbond en recht op het zegel hiervan en op de uiterlijke voorrechten van de kerk onder het evangelie, niet minder dan de kinderen van Abraham in de tijd van het Oude Testament…
Waarom bedienen we de doop dan niet aan de kinderen van Christelijke ouders tijdens het Nieuwe Verbond zoals de besnijdenis tijdens het vorige Verbond werd toegediend aan de kinderen van Joodse ouders?
5. Omdat de leden van het Nieuwe Verbond niet bepaald worden door fysieke afstamming, zoals de leden van het Oude Verbond dat waren, maar God schrijft Zijn wet op hun hart, roept ze tot Zichzelf en brengt ze tot bekering en geloof.
In overeenstemming met deze vernauwing van het verbondsvolk tot degenen die werkelijke uit God geboren zijn, is het nieuwe teken van het verbond bedoelt om aan te geven dat een persoon inderdaad deel heeft aan de wedergeboren verbondsgemeenschap, wat blijkt uit het geloof.
Op dezelfde manier dat er een verandering in het teken (de doop in plaats van de besnijdenis) kwam dat zowel mannen als vrouwen konden delen in het teken, zodat het duidelijker was dan voorheen dat mannen en vrouwen gelijke erfgenamen zijn van de zaligheid(1 Petrus 3:7), zo is er ook een verandering in de ontvangers van het teken waardoor het duidelijker werd dat tijdens het Nieuwe Verbond het volk van God niet bepaald wordt door fysieke afstamming maar door de geestelijke vernieuwing die blijkt uit het geloof.
5.1 Johannes de Doper riep mensen tot de doop die het teken van het verbond al hadden, wat aangeeft dat er een nieuwe betekenis is gegeven aan het teken — niet langer wijzend naar fysieke afstamming van Abraham maar naar geestelijke afstamming door geloof en bekering.
Toen hij velen van de Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop zag afkomen, zei hij tegen hen: Adderengebroed! Wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn? Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering, en denk niet dat u bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader; want ik zeg u dat God zelfs uit deze stenen voor Abraham kinderen kan verwekken. (Mattheüs 3:7-9)
5.2 Jezus bevestigde Johannes bediening en definieerde de kinderen van God niet als hen geboren waren uit bepaalde ouders maar hen die geboren waren uit God door het geloof.
Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; die niet uit bloed, niet uit de wil van vlees en ook niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn. (Johannes 1:12-13)
5.3 Paulus verduidelijkt dat de kinderen van Abraham aan wie de belofte was gedaan niet degenen waren die naar het vlees geboren waren, maar aan degenen die geboren waren naar de belofte.
Ik zeg dit niet alsof het Woord van God vervallen is, want niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël. Ook niet omdat zij Abrahams nageslacht zijn, zijn zij allen kinderen. Maar: Alleen dat van Izak zal uw nageslacht genoemd worden. Dat is: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen van God, maar de kinderen van de belofte worden als nageslacht gerekend. (Romeinen 9:6-8)
Zoals Abraham God geloofde en het hem tot gerechtigheid werd gerekend. Begrijp dan toch dat zij die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. (Galaten 3:6-7)
5.4 De kinderen aan wie de belofte is gedaan, zijn de kinderen die “er toe geroepen” zijn, en de roep van God is vrij en niet gebonden aan fysieke familie.
Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere, onze God, ertoe roepen zal. (Handelingen 2:39)