Makayla vraagt: Dominee John, je hebt eens gezegd dat God zich soms terugtrekt. Hoe is dat niet in strijd met Gods belofte in het Nieuwe Verbond dat Hij ons beslist niet zal loslaten en beslist niet zal verlaten in Hebreeën 13:5?
Makayla vraagt: Dominee John, je hebt eens gezegd dat God zich soms terugtrekt. Hoe is dat niet in strijd met Gods belofte in het Nieuwe Verbond dat Hij ons beslist niet zal loslaten en beslist niet zal verlaten in Hebreeën 13:5?
Ik hou van dit soort vragen, want voor mij zijn de beste vragen zijn vragen over hoe dingen samengaan. Dit heeft mij erg geholpen in het bestuderen van de Bijbel. Soms lijkt iets niet samen te gaan, het lijkt tegenstrijdig. Maar in plaats van weg te lopen en er zomaar vanuit te gaan dat het allemaal maar dubbelzinnig is, graven we tot we bij de wortel komen waar het samenkomt. Dan besef je dat deze twee planten niet tegengesteld zijn en dezelfde wortels hebben. Dat is ook hier het geval. We moeten nadenken over de verschillende manieren van Gods aanwezigheid waarover de Bijbel spreekt.
De meesten zijn het er bijvoorbeeld over eens dat God alomtegenwoordig is. Er is geen plek waar Hij niet is. Paulus zei: “in Hem leven wij, bewegen wij ons en bestaan wij” (Handelingen 17:28). Hij haalt daar een heidense dichter aan om ermee in te stemmen dat, inderdaad, iedereen in God is — dat iedereen door Hem bestaat. En Jeremia zegt: “Zou iemand zich op verborgen plaatsen kunnen verbergen en zou Ík hem niet zien? spreekt de HEERE. Vervul Ik niet de hemel en de aarde? spreekt de HEERE” (Jeremia 23:24). Dat zegt God dus zelf. Op de meest fundamentele manier is Hij dus overal. God is alomtegenwoordig, in de levens van gelovigen én ongelovigen, Hij doet hen bestaan, Hij weet precies wat ze doen.
God blijft bij Zijn volk
Vervolgens wijst Makayla op deze speciale aanwezigheid — en ze heeft helemaal gelijk. Ze noemt het de belofte van het Nieuwe Verbond in Hebreeën 13:5 waar staat: “Laat uw handelwijze zonder geldzucht zijn. Wees tevreden met wat u hebt, want Hij heeft Zelf gezegd: Ik zal u beslist niet loslaten en Ik zal u beslist niet verlaten.” Mattheüs 28:20 zegt dit: “Zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.” Of 2 Korinthe 4:9: “Wij worden vervolgd, maar niet verlaten.” We hebben in het Nieuwe Testament, in het Nieuwe Verbond, dus deze beloften. God zal Zijn volk nooit, maar dan ook nooit, verlaten.
Deze vind ik het allermooist, dit overstijgt alles: “Ik zal een eeuwig verbond” — dat is het Nieuwe Verbond — “met hen sluiten, dat Ik Mij van achter hen niet zal afwenden, opdat Ik hun goeddoe. En Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, zodat zij niet van Mij afwijken” (Jeremia 32:40). Deze belofte van het Nieuwe Verbond is dus niet alleen dat God zich nooit van ons zal afwenden, maar ook dat Hij ons nooit zal laten afwijken van Hem.
Ik wil dus tegen Makayla zeggen, “Ja, ja, ja, ja!” Ze heeft gelijk, er is een blijvende aanwezigheid van God die nooit voorbij zal gaan voor Zijn uitverkoren volk, zij die in Christus zijn. Maar — en dit is waar ze op doelt — er is een andere manier waarop de Bijbel spreekt over Gods aanwezigheid: “Verberg Uw aangezicht niet voor Uw dienaar, want de angst benauwt mij; verhoor mij spoedig” (Psalm 69:18). De Psalmist voelt dat God ver weg is, dat Hij zich voor hem verbergt. Of: “Verhoor mij spoedig, HEERE, mijn geest bezwijkt; verberg Uw aangezicht niet voor mij, want ik zou aan hen gelijk zijn die in de kuil neerdalen” (Psalm 143:7). Of: “Er is niemand die Uw Naam aanroept, die zich beijvert om U vast te grijpen, want U verbergt Uw aangezicht voor ons [Uw verbondsvolk] en U doet ons wegkwijnen in de greep van onze ongerechtigheden” (Jesaja 64:7).
Oud Testamentische beloften
Als ik dit lees kan ik me voorstellen dat Makayla en anderen zullen zeggen, “Wacht even, dit zijn gebeden uit het Oude Testament.” Misschien moesten geloven toen zo bidden, “Verberg Uw aangezicht niet, verlaat mij niet.” Maar wij zijn het volk van het Nieuwe Verbond. Zouden ook wij ooit zo bidden?
Er zijn een aantal problemen met dit bezwaar. Allereerst dat de tekst die Makayla aanhaalt — Hebreeën 13:5: “Ik zal u beslist niet loslaten en Ik zal u beslist niet verlaten,” een citaat is uit Jozua 1:5. Hij haalt dus een belofte aan van het Oude Verbond en past die toe op gelovigen in het Nieuwe Testament. En het volgende probleem is dat het Oude Testament vol staat met beloften aan Zijn volk dat Hij hen niet zal verlaten:
Want de HEERE zal Zijn volk niet verlaten, omwille van Zijn grote Naam. (1 Samuel 12:22)
Want de HEERE heeft het recht lief en zal Zijn gunstelingen niet verlaten. (Psalm 37:28)
En we houden allemaal van Psalm 23: “Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij” (Psalm 23:4). Met andere woorden, zelfs in de verschrikkelijkste omstandigheden en in de donkerste tijden, is mijn Herder bij mij.
Dit zijn uitspraken uit het Oude Testament.
Vlucht naar het kruis
Dit is dus mijn antwoord op haar vraag: De oude Puriteinen brachten dit allemaal samen door te spreken over de bevindelijke aanwezigheid. Ze gebruikten deze uitdrukkingen als — de bewezen, ervaren, gekende aanwezigheid van God — om deze te onderscheiden van de alomtegenwoordigheid van God, van de Verbondsgod, die niet altijd even intens ervaren wordt. En ik denk dat dat inderdaad handig is om dit zo te onderscheiden. Met andere woorden, soms trekt God zich terug. En daar struikelde Makayla over. Ze zei, “Hoe kan dat?”
Wanneer ik dus zeg dat God zich terugtrekt, bedoel ik niet dat we verlaten worden door onze Verbondsgod. Ik bedoel dat de manifestaties van Zijn aanwezigheid dan beperkt worden. Hij onttrekt zich niet aan Zijn toewijding aan Zijn verbond, ook weerhoudt Hij ons Zijn onderhoudende genade niet. Wat Hij terugtrekt is de zoetheid van gemeenschap met God van tijd tot tijd of de bewuste ervaring van Zijn kracht. Hij heeft daar redenen voor — daar kunnen we het een andere keer over hebben — maar één reden is zeker dat we daardoor onze grote behoefte aan Hem gaan voelen zodat we naar Christus vluchten, naar het kruis, waar we deze verbondsbelofte opnieuw horen.
Ik hou van dit soort vragen, want voor mij zijn de beste vragen zijn vragen over hoe dingen samengaan. Dit heeft mij erg geholpen in het bestuderen van de Bijbel. Soms lijkt iets niet samen te gaan, het lijkt tegenstrijdig. Maar in plaats van weg te lopen en er zomaar vanuit te gaan dat het allemaal maar dubbelzinnig is, graven we tot we bij de wortel komen waar het samenkomt. Dan besef je dat deze twee planten niet tegengesteld zijn en dezelfde wortels hebben. Dat is ook hier het geval. We moeten nadenken over de verschillende manieren van Gods aanwezigheid waarover de Bijbel spreekt.
De meesten zijn het er bijvoorbeeld over eens dat God alomtegenwoordig is. Er is geen plek waar Hij niet is. Paulus zei: “in Hem leven wij, bewegen wij ons en bestaan wij” (Handelingen 17:28). Hij haalt daar een heidense dichter aan om ermee in te stemmen dat, inderdaad, iedereen in God is — dat iedereen door Hem bestaat. En Jeremia zegt: “Zou iemand zich op verborgen plaatsen kunnen verbergen en zou Ík hem niet zien? spreekt de HEERE. Vervul Ik niet de hemel en de aarde? spreekt de HEERE” (Jeremia 23:24). Dat zegt God dus zelf. Op de meest fundamentele manier is Hij dus overal. God is alomtegenwoordig, in de levens van gelovigen én ongelovigen, Hij doet hen bestaan, Hij weet precies wat ze doen.
God blijft bij Zijn volk
Vervolgens wijst Makayla op deze speciale aanwezigheid — en ze heeft helemaal gelijk. Ze noemt het de belofte van het Nieuwe Verbond in Hebreeën 13:5 waar staat: “Laat uw handelwijze zonder geldzucht zijn. Wees tevreden met wat u hebt, want Hij heeft Zelf gezegd: Ik zal u beslist niet loslaten en Ik zal u beslist niet verlaten.” Mattheüs 28:20 zegt dit: “Zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.” Of 2 Korinthe 4:9: “Wij worden vervolgd, maar niet verlaten.” We hebben in het Nieuwe Testament, in het Nieuwe Verbond, dus deze beloften. God zal Zijn volk nooit, maar dan ook nooit, verlaten.
Deze vind ik het allermooist, dit overstijgt alles: “Ik zal een eeuwig verbond” — dat is het Nieuwe Verbond — “met hen sluiten, dat Ik Mij van achter hen niet zal afwenden, opdat Ik hun goeddoe. En Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, zodat zij niet van Mij afwijken” (Jeremia 32:40). Deze belofte van het Nieuwe Verbond is dus niet alleen dat God zich nooit van ons zal afwenden, maar ook dat Hij ons nooit zal laten afwijken van Hem.
Ik wil dus tegen Makayla zeggen, “Ja, ja, ja, ja!” Ze heeft gelijk, er is een blijvende aanwezigheid van God die nooit voorbij zal gaan voor Zijn uitverkoren volk, zij die in Christus zijn. Maar — en dit is waar ze op doelt — er is een andere manier waarop de Bijbel spreekt over Gods aanwezigheid: “Verberg Uw aangezicht niet voor Uw dienaar, want de angst benauwt mij; verhoor mij spoedig” (Psalm 69:18). De Psalmist voelt dat God ver weg is, dat Hij zich voor hem verbergt. Of: “Verhoor mij spoedig, HEERE, mijn geest bezwijkt; verberg Uw aangezicht niet voor mij, want ik zou aan hen gelijk zijn die in de kuil neerdalen” (Psalm 143:7). Of: “Er is niemand die Uw Naam aanroept, die zich beijvert om U vast te grijpen, want U verbergt Uw aangezicht voor ons [Uw verbondsvolk] en U doet ons wegkwijnen in de greep van onze ongerechtigheden” (Jesaja 64:7).
Oud Testamentische beloften
Als ik dit lees kan ik me voorstellen dat Makayla en anderen zullen zeggen, “Wacht even, dit zijn gebeden uit het Oude Testament.” Misschien moesten geloven toen zo bidden, “Verberg Uw aangezicht niet, verlaat mij niet.” Maar wij zijn het volk van het Nieuwe Verbond. Zouden ook wij ooit zo bidden?
Er zijn een aantal problemen met dit bezwaar. Allereerst dat de tekst die Makayla aanhaalt — Hebreeën 13:5: “Ik zal u beslist niet loslaten en Ik zal u beslist niet verlaten,” een citaat is uit Jozua 1:5. Hij haalt dus een belofte aan van het Oude Verbond en past die toe op gelovigen in het Nieuwe Testament. En het volgende probleem is dat het Oude Testament vol staat met beloften aan Zijn volk dat Hij hen niet zal verlaten:
Want de HEERE zal Zijn volk niet verlaten, omwille van Zijn grote Naam. (1 Samuel 12:22)
Want de HEERE heeft het recht lief en zal Zijn gunstelingen niet verlaten. (Psalm 37:28)
En we houden allemaal van Psalm 23: “Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij” (Psalm 23:4). Met andere woorden, zelfs in de verschrikkelijkste omstandigheden en in de donkerste tijden, is mijn Herder bij mij.
Dit zijn uitspraken uit het Oude Testament.
Vlucht naar het kruis
Dit is dus mijn antwoord op haar vraag: De oude Puriteinen brachten dit allemaal samen door te spreken over de bevindelijke aanwezigheid. Ze gebruikten deze uitdrukkingen als — de bewezen, ervaren, gekende aanwezigheid van God — om deze te onderscheiden van de alomtegenwoordigheid van God, van de Verbondsgod, die niet altijd even intens ervaren wordt. En ik denk dat dat inderdaad handig is om dit zo te onderscheiden. Met andere woorden, soms trekt God zich terug. En daar struikelde Makayla over. Ze zei, “Hoe kan dat?”
Wanneer ik dus zeg dat God zich terugtrekt, bedoel ik niet dat we verlaten worden door onze Verbondsgod. Ik bedoel dat de manifestaties van Zijn aanwezigheid dan beperkt worden. Hij onttrekt zich niet aan Zijn toewijding aan Zijn verbond, ook weerhoudt Hij ons Zijn onderhoudende genade niet. Wat Hij terugtrekt is de zoetheid van gemeenschap met God van tijd tot tijd of de bewuste ervaring van Zijn kracht. Hij heeft daar redenen voor — daar kunnen we het een andere keer over hebben — maar één reden is zeker dat we daardoor onze grote behoefte aan Hem gaan voelen zodat we naar Christus vluchten, naar het kruis, waar we deze verbondsbelofte opnieuw horen.
Dit artikel is voortgekomen uit gesprekken in de MijnGeloofsvraag Whatsapp-groep waar we iedere werkdag samen een ingezonden vraag van deelnemers behandelen. Klik hier om deel te nemen →