Dit is een reactie op de video van Douglas Wilson over de kinderdoop. De video is grotendeels een samenvatting van zijn boek “To a Thousand Generations” waarin hij dit verder uit werkt. Douglas Wilson zelf is verder niet erg bekend in Nederland, maar hij verwoord naar mijn mening wel op de meest duidelijke manier de standpunten voor de kinderdoop. Belangrijkste punt van zijn visie is dat zoals het Oude Verbondsvolk gevormd wordt door fysieke geboorte, zo ook het Nieuwe Verbondsvolk. Kinderen horen ook bij het Nieuwe Verbondsvolk en horen daarom gedoopt te worden.

Zijn uitleg van de doop geeft hier en daar een consequente weergave van de continuïteit die er door de eeuwen heen en biedt een oplossing voor de teksten die afval der heiligen lijken te onderwijzen. Dit gaat echter ten koste van minder controversiële teksten die daardoor weer minder recht gedaan worden. 

Dit zullen we verder onderzoeken en overdenken aan de hand van zijn video hierover. Het Nederlandse transcript van de video vind je verplaatst aangehaald, vervolgens de reactie.

Dit is een reactie op de video van Douglas Wilson over de kinderdoop. De video is grotendeels een samenvatting van zijn boek “To a Thousand Generations” waarin hij dit verder uit werkt. Douglas Wilson zelf is verder niet erg bekend in Nederland, maar hij verwoord naar mijn mening wel op de meest duidelijke manier de standpunten voor de kinderdoop. Belangrijkste punt van zijn visie is dat zoals het Oude Verbondsvolk gevormd wordt door fysieke geboorte, zo ook het Nieuwe Verbondsvolk. Kinderen horen ook bij het Nieuwe Verbondsvolk en horen daarom gedoopt te worden.

Zijn uitleg van de doop geeft hier en daar een consequente weergave van de continuïteit die er door de eeuwen heen en biedt een oplossing voor de teksten die afval der heiligen lijken te onderwijzen. Dit gaat echter ten koste van minder controversiële teksten die daardoor weer minder recht gedaan worden. 

Dit zullen we verder onderzoeken en overdenken aan de hand van zijn video hierover. Het Nederlandse transcript van de video vind je verplaatst aangehaald, vervolgens de reactie.


De twee posities die we in deze video bespreken worden geïntroduceerd met de voorvoegsels “pedo” en “credo”. “Pedo” is het Griekse woord voor kind en “credo” is Latijn voor “ik geloof”. Dus pedobaptisme verwijst naar de doop van zuigelingen en kleine kinderen, en credobaptisme verwijst naar de praktijk waarbij de doop wordt uitgesteld totdat degene die gedoopt wordt in staat is om zelf een geloofwaardige geloofsbelijdenis af te leggen.

Tot zover de definities.

De reden dat er in de gereformeerde wereld vandaag meningsverschillen zijn, is dat we maar deels kennis hebben van de Christelijke gemeente in de eerste eeuwen. Er zijn dingen waarover we veel weten en er zijn andere dingen waarover we veel meer zouden willen weten. Wat de meningsverschillen zelf betreft, moeten we altijd onthouden dat deze alleen opgelost kunnen worden door een beroep te doen op de Schrift.

Zoals de Westminster Confessie het stelt, de Schrift is de “hoogste rechter in alle godsdienstige meningsverschillen.” (Westminster Confessie 1:10). Dit is een godsdienstig meningsverschil en daarom moet het worden opgelost door een beroep te doen op het Woord. Als we een leerstellig meningsverschil niet kunnen oplossen door een beroep te doen op de duidelijke leer van de Schrift, dan is het duidelijk dat we ons eigenlijk niet met dat specifieke meningsverschil zouden moeten bezighouden.

Dit is inderdaad een goed uitgangspunt waarin ik hem graag volg. Niet om trouw te zijn aan een belijdenisgeschrift, maar om trouw te zijn aan Gods Woord.

In de eerste eeuwen en zelfs in de tijd van Paulus waren er al dwalingen die hij met zijn brieven moest bestrijden. Gebruiken of onderwijs in of na de tijd van de Apostelen geven geen grond als het niet overeenkomt met wat de Apostelen leerden. Daarom baseren we onze visie op wat Gods Woord ons biedt en niet op buitenbijbelse voorbeelden of bronnen.

En inderdaad, als de Bijbel er niets over zegt, is het waarschijnlijk ook geen discussie waard. Maar ik geloof dat dit onderwerp iets is waar de Bijbel heel veel over zegt.

Op zoek naar Bijbelse gronden

God heeft de wereld op een specifieke manier gevormd, en als gevolg hiervan ontstaan er voor ons bepaalde dilemma’s en puzzels die we moeten proberen op te lossen door de Schriften te doorzoeken. We moeten er ook voor zorgen dat we vanuit de Schriften redeneren, zoals de Westminster Confessie het stelt, door “goede, noodzakelijke gevolgtrekking”. De kwestie is niet wat het Woord ons toestaat te geloven, maar wat het Woord vereist dat we geloven. Draagt de Bijbel ons duidelijk op om onze kinderen bij de doop te betrekken? Wij geloven dat het antwoord op die vraag “ja” is.

Maar als we de Schriften gaan doorzoeken, moeten we precies weten waar we naar op zoek zijn. Het eerste waar we naar zouden zoeken, zou een tekst zijn die het gewoon duidelijk zou stellen: “En de apostel Paulus nam de baby Demetrius in zijn armen en doopte hem met water.” Dat zou ons een expliciet voorbeeld van kinderdoop geven.

Het zou aan de andere kant opgelost zijn als we een tekst hadden waarbij een ouder een kind tot de doop bracht, alleen maar om een apostel te horen zeggen: “Nee, nee, natuurlijk niet, hij is maar een baby.” Er is soms een beroep gedaan op teksten waarin een baby of kind zou kunnen zijn gedoopt, maar geloofsdopers vinden deze over het algemeen niet overtuigend, en om een goede reden. De Filippenzen-cipier werd gedoopt en zijn hele huishouden werd met hem gedoopt, maar dit lost niets op tenzij we weten dat er een baby bij was.

Niet alle kinderdopers geven dit toe. Het is inderdaad goed dat hij zich niet op stilzwijgende argumenten beroept. Het is in deze gevallen net zo goed mogelijk dat er geen kleine kinderen bij de huishoudens hoorden die gedoopt werden. Want niet in elk huishouden zijn pasgeboren baby’s. Daarnaast geeft juist ook de tekst over de cipier weer dat degenen die gedoopt werden het Woord gehoord hadden en gelovig geworden waren:

Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden, u en uw huisgenoten. 32 En zij spraken het Woord van de Heere tot hem en tot allen die in zijn huis waren. 33 En hij nam hen in dat nachtelijke uur met zich mee en waste hun striemen, en hij werd onmiddellijk gedoopt, en al de zijnen. 34 En hij bracht hen in zijn huis  en richtte voor hen de tafel aan. En hij verheugde zich dat hij met al zijn huisgenoten tot geloof in God gekomen was. (Handelingen 16:31-34)

In dit geval is kinderdoop dan ook uitgesloten om dat zij het woord niet gehoord kunnen hebben en niet met Hem tot geloof gekomen kunnen zijn.

De afwezigheid van expliciete voorbeelden

Het meningsverschil kan dus niet worden opgelost met een specifieke tekst, in geen van beide richtingen. Het is waar dat we geen onbetwistbaar voorbeeld van een kinderdoop in het Nieuwe Testament hebben, maar we hebben ook geen voorbeelden van wat mij overkwam. Ik groeide op in een baptistengemeente en bad toen ik vier was dat ik God mocht ontvangen, en ik weet dit omdat mijn moeder het opschreef. Zes jaar later ging ik naar voren als reactie op een oproep en vroeg ik om gedoopt te worden Ik werd toen gedoopt op belijdenis van geloof toen ik tien was.

Niets van dien aard gebeurde in het Nieuwe Testament. Nu zou iemand kunnen tegenwerpen en zeggen dat dit precies is wat we in het Nieuwe Testament zien: geloofsbelijdenis en dan een doop. Ja, maar er is geen voorbeeld van een kind uit een christelijk gezin dat gedoopt wordt, vooral niet wanneer hij al jaren christen was.

Allereerst wil ik stellen dat hij geen Christen was, pas toen hij tot geloof gekomen was, maar als je zoekt naar voorbeelden van alle situaties waarin iemand tot geloof kan komen, biedt de Bijbel dat inderdaad niet. Niet elke manier van tot geloof komen staat beschreven, maar wel het eindpunt van die weg: Geloof. En dat is wat de doop vereist en pas echt een doop maakt, niet welke weg daaraan vooraf ging of het water op zichzelf.

En terwijl zij onderweg waren, kwamen zij bij een water. En de kamerheer zei: Kijk, daar is water;  wat verhindert mij gedoopt te worden? 37 En Filippus zei: Als u met heel uw hart gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zei: Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is. (Handelingen 8:36-37)

Wat hem verhinderde was niet het ontbreken van een voorbeeld uit de Bijbel dat hij gedoopt kon worden, maar geloof. Wat een onwetende baby verhindert om gedoopt te worden is niet het gebrek aan voorbeelden, maar het ontbreken van geloof.

Achtergrondaannames en hun invloed

Nu kunnen argumenten vanuit stilzwijgen lastig zijn, maar een van de redenen waarom we ze lastig kunnen noemen, is dat er momenten zijn waarop ze onontkoombaar zijn. Elk argument hangt af van achtergrondaannames, en de kwestie van het dopen van zuigelingen valt onder deze noemer.

Kinderdopers en geloofsdopers verschillen niet alleen van mening over de vraag of dit specifieke kind gedoopt moet worden. Dat is waar het verschil zichtbaar wordt, en soms op een duidelijke manier. Maar het eigenlijke verschil in hun aannames heeft te maken met de relatie tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament.

De geloofsdoper neigt te geloven dat het Oude Testament vandaag niet op ons van toepassing is, tenzij het Nieuwe Testament zegt dat het wel zo is. De kinderdoper neigt te geloven dat het Oude Testament op ons van toepassing is, tenzij het Nieuwe Testament zegt dat het niet zo is. Zie je hoe deze achtergrondaanname je naar een bepaalde conclusie zou leiden over de vraag of zuigelingen gedoopt moeten worden? Zelfs als je het nu niet ziet, zul je het zo meteen wel zien.

Dit is inderdaad het grote verschil, en de grote vraag: Wat is er Nieuw aan het Nieuwe Verbond? Is alles hetzelfde gebleven? Gaat het om hetzelfde volk, wordt je er op dezelfde manier onderdeel van? Nee. Er is veel veranderd. Uit het Oude Verbondsvolk wordt een overblijfsel apart genomen. Het volk wordt als het ware gefilterd op geloof en bekering zoals we later zullen zien. Het licht van het Nieuwe Testament, de openbaring van Christus en Zijn onderwijs moet dus laten zien wat schaduw was en wat het wezen.

Een voorbeeld uit de praktijk

Stel dat je weet van een ongelovige op de universiteit. Hij werd als baby gedoopt, vele jaren geleden, maar dat was een ritueel dat hij zich niet herinnert. Hij heeft er nooit les over gehad en kent er bijgevolg geen betekenis aan toe. Laten we nu aannemen dat hij op een dag radicaal en opmerkelijk bekeerd wordt. De Heere krijgt vat op hem en verandert zijn leven volkomen. Hij begint naar de gemeente en Bijbelstudies te gaan, en een van de vragen die bij hem opkomt, is de vraag of hij gedoopt moet worden. Hij slaat zijn gloednieuwe Bijbel open en zoekt elk gebruik van het woord “doop” of “gedoopt” in het Nieuwe Testament op. In elk geval ziet hij dat de doop volgt op bekering. Hij concludeert daarom dat de doop ook in zijn geval op bekering moet volgen, en dus vraagt hij om gedoopt te worden. Wat kan er eenvoudiger zijn?

Nu hebben we er geen bezwaar tegen dat hij de Bijbel bestudeert om deze vraag te beantwoorden. Dat deel ervan was juist goed. Sterker nog, we wensen dat hij wat langer had gestudeerd en dat hij meer woorden had opgezocht dan alleen varianten van “doop” of “gedoopt”. We denken dat hij ook “verbond”, “olijfboom”, “besnijdenis”, “Israël”, “beloften” en “kinderen” had moeten opzoeken, samen met nog veel meer.

We komen hier straks op terug, maar dit laat heel duidelijk het verschil zien tussen de doop en de besnijdenis. Stel dat deze ongelovige besneden was geweest, dan had hij dat heel zijn leven kunnen zien aan het lidteken. Maar de doop, wie zegt dat die plaats had gevonden. Er was niets van zichtbaar in zijn leven, geen herinnering, geen lidteken. Enkel van horen zeggen. Maar ook daarover straks meer.

Ik was zo’n ongelovige student. Gedoopt, vertelden ze me, maar ik herinner het me niet. Wat ik wel weet is dat wanneer ik ongelovig zou sterven Gods terechte toorn verdiend had en zou moeten ondergaan.

Gedoopt of niet, ik had Christus nodig, Zijn bloed en Zijn genade. En Hij redde mij, genadig. Niet omdat ik gedoopt was, niet omdat ik Christelijk opgevoed was, uit genade! 

En toen ik mijn gloednieuwe Bijbel opensloeg en die met nieuwe ogen las, las ik inderdaad over bekering en over een bewuste doop die gelovig ondergaan werd als uitdrukking van een hartelijke geloof dat God gewerkt had, als een vraag om een goed geweten (1 Petrus 3:21).

En hoe meer ik zocht en las, juist ook over de onderliggende thema’s als het verbond, waarover Thomas Boston me prachtige dingen liet zien, hoe duidelijker het werd: Zoals de kinderen door fysieke geboorte onderdeel werden van het Oude Verbond, als schaduw van het Nieuwe, zo worden we door geestelijke geboorte onderdeel van het Nieuwe (Johannes 3). En zo worden wedergeboren kinderen gelovig gedoopt en door de doop die gelovig ondergaan wordt ingelijfd in Christus (Galaten 3).

De lijn van de geslachten gaat door, in Christus en Zijn Zaad (Jesaja 53:10).

Het is dus niet zo dat je enkel met een oppervlakkige lezing van het NT op de geloofsdoop komt. Ook de diepere studie van onderliggende thema’s kan blijkbaar tot de geloofsdoop leiden.

De olijfboom van het verbond

Terwijl geloofsdopers bijvoorbeeld het nieuwe verbond zien als bestaande uit alleen degenen die werkelijk wedergeboren zijn, zegt het Nieuwe Testament dat het nieuwe verbond is als een olijfboom met takken die gesnoeid kunnen worden en vrucht dragen, of anders afgesneden worden (Romeinen 11, Johannes 15). De man die als kind gedoopt werd en veel later tot geloof komt, was een echte tak aan de verbondsboom, maar hij droeg geen vrucht totdat hij tot Christus bekeerd werd.

Het nieuwe verbond is echt beter, effectiever en uitgebreider (Jeremia 31), maar net zoals heel Israël gedoopt werd en geestelijk voedsel at, maar niet in Christus bleef, zo moet ook het nieuwe Israël dat gedoopt wordt en het avondmaal des Heeren nuttigt, in Christus blijven om vrucht te dragen (1 Korinthe 10). Dit betekent dat de boom van het verbond niet de boom van de uitverkiezing bij besluit is. Uitverkiezing kan niet worden veranderd of ongedaan gemaakt worden, maar de positie in de zichtbare gemeente kan dat zeer zeker wel.

Dit is een belangrijk punt, en de sleutel voor zijn visie.

Dit was het doel van God, een volk op aarde dat vruchten zou voortbrengen, dat in liefde voor Hem en voor elkaar zou leven. We zien dat in het Oude Testament. Nadat de mensen in de hof van Eden gevallen waren in zonde, koos God via Abraham het volk Israel uit om hen bijzondere liefde en zorg te bewijzen zodat ze weer vruchten zouden gaan dragen. 

En in Psalm 80:9-17 zien we hoe God het volk met een wijnstok vergelijkt, maar ook hoe dat afliep. “De wijnstok is met vuur verbrand, is afgekapt” (vers 17). En in Jesaja 5:1-7 zien we het nog beter. De Heere zorgde liefdevol voor die wijnstok, maar er kwamen stinkende druiven aan. En ook in Ezechiël 19:10-14 zien we dat God Zijn volk hiermee vergelijkt en ook daar eindigt het in een klaagzang: “Weggerukt en verdroogd zijn zijn sterke takken, vuur heeft hem verteerd.” (Vers 12)

Maar uit die afgehouwen stronk, kwam een nieuw takje. Een vruchtbaar takje. De beloofde Christus. En zo zegt Jezus: “Ik ben de ware Wijnstok.” (Johannes 15) Hij maakt zichzelf bekend als de enige ware uitloper, het Nageslacht met wie het verbond is gemaakt (Galaten 3:16). Hij had als enige recht op de verbondszegeningen die aan Abraham en zijn nageslacht belooft waren. Want hij alleen voldeed aan de eis zoals we zingen in Psalm 103:9:

Maar ’s HEEREN gunst zal over die Hem vrezen,
In eeuwigheid altoos dezelfde wezen;
Zijn trouw rust zelfs op ’t late nageslacht,
Dat zijn verbond niet trouweloos wil schenden,
Noch van Zijn wet afkerig d’ oren wenden,
Maar die, naar eis van Gods verbond, betracht.

Dit is geen troost voor ons en onze kinderen, dit is een aanklacht voor ons zoals we natuurlijk geboren worden. Afkerig van God en enkel recht op de verbondswraak. Alleen Christus heeft Gods verbond niet trouweloos geschonden, Hij keerde zich niet af van Zijn wet en voldeed aan de eis van Gods verbond.

En zo ligt het natuurlijke nageslacht als afgehouwen, weggerukt, ontworteld, behalve Christus. En zo komt alles samen in Hem en wordt er in Hem een nieuw verbondsvolk gevormd bestaand uit gelovige Joden en gelovige heidenen (Efeze 2:15).

Jeremia 31 en Hebreeën 8 laten inderdaad zien hoeveel beter dat nieuwe verbond is. Het oude bestond uit uiterlijke wetten. Maar het Nieuwe Verbondsvolk heeft de wet op het hart (Hebreeën 8:10). Dit volk wordt van binnenuit gedrongen om vruchten te dragen, het Woord is in hen geplant als zaad wat uitgroeit tot vruchten. En dit volk kent de Heere, niet een deel, maar allemaal. Als er kleinen bij dit verbondsvolk horen, kennen zij de Heere, als er groten bij dit verbondsvolk horen, kennen zij de Heere (vers 11). En meer nog, en dit maakt al de eerdere zegeningen mogelijk, iedereen die hierbij hoort, heeft vergeving van zonden ontvangen (vers 12). Dit verbond heeft plaats gemaakt voor het oude (vers 13).

De boom van het verbond, zoals Douglas het noemt, wordt dus wel gevormd door Geestvervulde, gelovige en vergeven takken. Maar hoe kan het dan dat er toch sommigen afgebroken of afgehouwen worden? 

En hier ben ik het inderdaad eens met Douglas en veel reformatorische kinderdopers, dat er een zichtbaar deel is en een onzichtbaar deel. Maar waar we verschillen is waar dit zichtbare deel uit bestaat.

De boom is slechts een beeld, en als we denken dat de ingeënte takken ook fysiek kinderen voortbrengen die ingeënt zijn, missen we de geestelijke manier waarop we in de boom gekomen zijn. Door het geloof. We zijn geestelijk in de stamboom van Abraham ingeënt, maar dat betekent niet dat we ook geestelijke kinderen voortbrengen door natuurlijke voortplanting. Enkel door het zaad van het Woord verwekken we kinderen in Christus (1 Petrus 1:23).

Inderdaad, natuurlijk Israel, was en is door geboorte en wat fysiek DNA betreft gelinkt aan Abraham, dit is een regelrechte bloedlijn. Maar gelovigen uit de heidenen brengen geen uiterlijk nageslacht van Abraham voort. En zo kunnen kinderen van gelovigen uit de heidenen ook niet van de uiterlijke lijn afgesneden worden door ongeloof omdat ze pas kinderen van Abraham worden door het geloof, zoals we straks ook zullen zien.

Wat er gebeurt in Johannes 15 en Romeinen 11 is niet dat fysieke nakomelingen van gelovigen afgesneden worden, maar dat valse belijders, schijnheiligen, die uiterlijk deel lijken te hebben aan Christus, die zeggen te geloven, vruchteloos blijven omdat ze niet werkelijk verbonden zijn met Christus. Ze zijn niet vervuld met de Heilige Geest.

Een tak kan aan een boom lijken te zitten, maar als er geen verbinding is en en er geen sap doorheen stroomt, zal hij afvallen. Hij leek onderdeel van de boom, maar was het niet. Dat zien we in Romeinen. Als we zeggen dat we bij het gelovige verbondsvolk horen maar geen vruchten dragen en volharden in zonde, dan zullen we afgehouwen worden en uit de gemeente worden weggedaan zoals de tucht dat leert (Mattheüs 18:17, 1 Korinthe 5:13). Niet uit het gebouw, niet uit het land van de levenden, niet afgesneden en onteigend als ons fysieke nageslacht, zoals in het Oude Testament, maar uit de gemeenschap van de heiligen, gerekend als een heiden.

Zoals Jezus het zelf zegt: “Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is.” (Mattheus 7:21)

Wat wij beoordelen in de vorming van het Nieuwe Verbondsgemeente is de uiterlijke belijdenis en de vruchten, niet of er fysiek DNA is wat gelinkt kan worden aan Abraham, dat doet er niet toe.
Hoe beoordeelden we of iemand besneden moest worden? We vragen: Wie is je vader en heb je nog een voorhuid? Besnijdenis van hart was geen voorwaarde voor de besnijdenis, ook niet voor volwassenen.

Hoe beoordelen we of je gedoopt kunt worden? We vragen: Ben je uit God geboren, geloof je en wil je je van je zonde en de wereld afkeren? Belijdenis hiervan is vereist en zeker moet dat vervolgens ook uitgeleefd worden als discipel die alles leert onderhouden wat Christus geboden heeft (Mattheüs 28:19).

De continuïteit van het verbond

De kinderdoper wijst erop dat kinderen specifiek in het verbond waren opgenomen vanaf de tijd van Abraham:

“Dit is Mijn verbond dat u moet houden tussen Mij en u en uw nageslacht na u: al wie mannelijk is bij u moet besneden worden. 11 U moet het vlees van uw voorhuid laten besnijden en  dat zal een teken zijn van het verbond tussen Mij en u.” (Genesis 17:10-11).

En dat niet alleen, maar ons wordt ook geleerd dat de Christelijke gemeente een voortzetting is van ditzelfde verbond met Abraham:

“Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw;  want allen bent u één in Christus Jezus. 29  En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.” (Galaten 3:28-29).

Ik ben het er mee eens dat dit inderdaad een voortzetting is. Maar zoals de lijn door Izak verder ging, en niet door Ismael, door Jacob en niet door Ezau, zo ging de lijn niet verder met heel het fysieke nageslacht, maar in Christus en ieder die in Christus is door het geloof. Want daaruit bestaat die Christelijke gemeente uit, uit gedoopte gelovigen, zoals het in de paar verzen ervoor staat, in Galaten 3:26-27:

 “Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. 27 Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed.”

Het Nieuwe Verbondsvolk, de Gemeente is niet de voortzetting van het uiterlijke gemengde fysieke volk wat gevormd werd op grond van fysieke geboorte. Maar het is de voortzetting van het Oud Testamentische gelovige overblijfsel, wat in Christus tot uitdrukking komt en waar Nieuw Testamentische gelovigen uit Jood en heiden bijgevoegd worden (Romeinen 9:27 en 11:5).

Galaten 3 laat juist zien dat enkel gelovigen in Christus werkelijk nageslacht van Abraham zijn en zo delen in de verbondszegeningen.

En in het volgende hoofdstuk zegt Paulus, “wij nu, broeders,” wij als Nieuw Testamentische gemeente, “zijn kinderen van de belofte, net zoals Izak.” De gemeente zet de lijn van Abraham, Izak en Jacob voort, in en door Christus, Het Nageslacht (Galaten 3:16).

De scheidslijn tussen beide posities

Dit is waar die set van achtergrondaannames, waarover eerder werd gesproken, het scheiden van de wegen dicteert. De kinderdoper zegt dat kinderen van het verbond 1800 jaar lang in het verbond waren opgenomen, en zouden we niet een duidelijke instructie in het Nieuwe Testament nodig hebben voordat we ze verwijderen? De geloofsdoper neemt aan dat kinderen van gelovigen zich momenteel op een neutrale plaats bevinden en dat we een argument nodig hebben om ze binnen te brengen. De kinderdoper zegt dat ze er al in zijn en dat we een argument nodig zouden hebben om ze eruit te verwijderen.

Bovendien, zo betoogt de kinderdoper, als de grootste controverse in het Nieuwe Testament-tijdperk ging over de opname van onbesneden heidenen, wat zou de commotie dan zijn geweest als de voorwaarden van het nieuwe verbond de uitsluiting van eerder opgenomen besneden Joodse kinderen hadden vereist? En als de aard van het nieuwe verbond inderdaad de uitsluiting van deze voormalige leden vereiste, is het dan niet vreemd dat dit in het Nieuwe Testament zonder enige controverse werd bereikt? Geen kik van wie dan ook? Echt?

Geen kik, van wie dan ook? Echt? Dat is wat ik mij ook steeds weer afvraag als ik dit argument hoor. De grootste opschudding in de geschiedenis bracht het teweeg toen Johannes en Christus uit het verbondsvolk een deel, een overblijfsel apart namen, en doopten of lieten dopen. De doop filterde als het ware het fysieke volk op geloof en bekering zoals ik al zei. De voormalige leden waren niet automatisch onderdeel van de nieuwe beweging.

Dit kwam Johannes doen, hij kwam om uit het besneden oude verbondsvolk, uit fysieke nakomelingen een deel apart te zetten wat voorbereid werd op de komst van de Messias. En degenen die zich wilden beroepen op hun fysieke afstamming van Abraham worden terechtgewezen:

Toen hij  velen van de Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop zag afkomen, zei hij tegen hen: Adderengebroed! Wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn? 8  Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering, 9 en denk niet dat u bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader; want ik zeg u dat God zelfs uit deze stenen voor Abraham kinderen kan verwekken. (Mattheüs 3:7-9)

Er werd een scheiding aangebracht, het was niet vanzelfsprekend dat je er van nature bij hoorde. En dit was nog maar de voorbereiding. Ook Jezus zelf zegt het:

Denk niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. 35 Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader, en tussen een dochter en haar moeder, en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; 36  en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn. 37 Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waard. (Mattheüs 10:34-37)

Het Nieuwe Verbondsvolk zou families verscheuren, huisgezinnen verdelen. Dit is hoe het zou zijn. En dit is hoe het was, een deel volgde Jezus, een ander deel wilde Hem doden.

En dan uiteindelijk komt de Pinksterdag, de vorming van de nieuwe gemeente. En uit dat Oude Verbondsvolk, uit die besneden nakomelingen van Abraham wordt een deel geraakt en door Petrus aangespoord: “Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht!” (Handelingen 2:40) Hun fysieke afstamming van Abraham was niet doorslaggevend in de vorming van dit nieuwe volk. Van nature waren ze kinderen van de duivel, wat hun DNA ook zei (Johannes 8:44). Ook zij waren van nature kinderen des toorns, evenals de anderen (Efeze 2:3).

De instructies die Douglas zoekt, kwamen dus inderdaad niet in de vorm van een negatieve opdracht om de kinderen te verwijderen, maar zeker wel in de positieve opdracht van geloof en bekering die nodig waren om bij dat Nieuwe Verbondsvolk te horen. De duidelijke instructies voor de vorming van het nieuwe volk geven niet direct aan wanneer ze er niet meer bij horen, maar wel wanneer ze er wel bij horen, bij dat overblijfsel, bij het Nieuwe Verbondsvolk.

En wie werden er vervolgens gedoopt? 

“Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt; en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan hen toegevoegd.” (Vers 41)
En op die manier, door bekering en doop, tot vergeving van zonden, werden er dagelijks mensen die zalig werden aan die nieuwe gemeente toegevoegd. (Vers 47).

Synagoge en gemeente

We weten dat Judea christelijke gemeenten bevatte die ook synagogen waren (Jakobus 2:2, 5:14). Een jongen die in die gemeenschap werd geboren in 30 na Christus zou lid zijn geweest van die synagoge. Waarom zou zijn jongere broer er in 40 na Christus van worden uitgesloten, alleen maar omdat de Messias was gekomen en Zijn werk had volbracht? De lokale vergadering waar de oudere broer lid van was, was zowel een synagoge als een gemeente.

Misschien begrijp ik dit punt verkeerd, dan hoor ik het graag. Het Griekse woord in 2:2 is inderdaad synagōgēn wat zoiets als vergaderplaats betekent. In 5:14 staat het woord ekklēsias wat vaak als Gemeente vertaald wordt maar meer slaat op “geroepenen”. Het eerste wijst meer op de fysieke plek en het tweede meer op groep mensen. 

We zien in het Nieuwe Testament nergens dat we lid worden van een plek, gebouw of een clubhuis.

De gelovigen kwamen samen in de oude vergaderplaatsen en gebedshuizen die ze ook gebruikten toen ze nog niet “aan de gemeente toegevoegd” waren, evenals in huizen en in de tempel. Dat ze gewend waren naar een bepaalde plek te gaan, maakt het niet vanzelfsprekend dat ze na de opschudding en de radicale hervorming van het Verbondsvolk op dezelfde manier door zouden gaan.

Er kwam verdeeldheid, zoals Jezus zei, tussen man en vader, tussen dochter en moeder. Soms kwamen er zoveel mensen tot geloof dat iedereen die in de synagoge samenkwam ook daadwerkelijk bij de Gemeente hoorde, en soms werden ze weggestuurd, zoals Jezus ook had voorzegd (Johannes 16:2, Handelingen 13:43, Handelingen 14:1).

De radicale boodschap van bekering en geloof, maakte onder de verbondskinderen scheiding tussen degenen die vast wilden houden aan het Oude Verbond en Christus verwierpen en zij die zich afkeerden van hun oude leven om Jezus te volgen als discipelen, zij kwamen dagelijks samen om het brood te breken, zij werden toegevoegd aan de Gemeente. En zij werden gedoopt zoals we al zagen in Handelingen 2.

Het verband tussen besnijdenis en doop

We weten dat er een zekere continuïteit bestaat tussen besnijdenis en doop, omdat Paulus dat zegt:

“In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis die niet met handen plaatsvindt, door het uittrekken van het lichaam van de zonden van het vlees, door de besnijdenis van Christus. 12 U bent immers met Hem begraven in de doop, waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt.” (Kolossenzen 2:11-12).

We kunnen zien dat fysieke besnijdenis overeenkomt met geestelijke besnijdenis, de besnijdenis zonder handen (Deuteronomium 10:16, Jeremia 4:4). Dit is de linkerkant van een vierkant.

We weten ook dat fysieke doop overeenkomt met geestelijke doop (Handelingen 10:47).

We zien dan in deze passage uit Kolossenzen dat geestelijke doop overeenkomt met geestelijke besnijdenis, de besnijdenis die zonder handen wordt uitgevoerd.

Hoe wordt de besnijdenis van Christus uitgevoerd? Wanneer we met Hem begraven worden in de doop, zegt Paulus. Dat sluit de bovenkant van ons vierkant af.

Wat weerhoudt ons ervan om een lijn te trekken tussen fysieke besnijdenis en fysieke doop? Vooruit, je weet dat je het wilt doen.

Omdat hij zo aandringt wil ik dat zeker, maar wat teken ik dan? Wat komt overeen? Het teken? Nee. Het ene is permanent en bloedig. Het andere een moment en in water. De doelgroep? Nee. Het ene was voor alle fysieke nakomelingen van Abraham, ongeacht of ze geloofden of niet. Het andere voor een deel van Abrahams nakomelingen en een deel van heidenen dat gelooft. Een teken van inlijving in een specifieke groep? Ja, dat is inderdaad het enige waarin ze overeenkomen. Daar zou ik de streep ook kunnen zetten. Maar dat geeft geen grond om de kinderen te dopen.

Als we de lijn zouden trekken zoals hij het wil, zouden we overal waar besnijdenis staat, doop kunnen lezen. 



“En nogmaals betuig ik aan ieder mens die zich laat dopen, dat hij verplicht is de hele wet te onderhouden. 4 U bent van Christus losgeraakt, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; en daarmee bent u uit de genade gevallen.” (Galaten 5:3-4)

En als we de tekst in Kolossenzen 2 goed lezen, zien we dat juist die geestelijke besnijdenis plaatsgevonden heeft bij ieder die gelovig gedoopt is:

Met Christus begraven in de doop, waarin we met Hem opgewekt zijn door het geloof in Gods kracht, die ook Hem uit de doden heeft opgewekt heeft, zijn we besneden met de geestelijke besnijdenis. Het water bewerkt dit niet, maar het gelovig ondergaan van de doop redt zoals 1 Petrus 3:21 het ook zegt. Zoals het uiterlijke belijden met de mond redt, als het voortkomt uit een gelovig hart (Romeinen 10:9-10). Zonder geloof is de doop niets dan water, zoals belijden zonder hartelijk geloof niets dan lege woorden zijn.

Van status naar sacrament

Het volgende waar we naar zouden moeten zoeken, is een schriftuurlijke basis voor het redeneren van status naar sacrament. En dan bedoel ik dit: in de Schrift hebben we geen specifieke toestemming om vrouwen deel te laten nemen aan het avondmaal des Heeren. Niemand maakt hier bezwaar tegen, maar hoe zouden we reageren als ze dat wel deden? Er is nergens in het Nieuwe Testament een voorbeeld dat laat zien dat vrouwen het brood en de wijn ontvangen.

Maar we kunnen en moeten redeneren van de status van vrouwen in het nieuwe verbond naar hun recht op het sacrament, ook al wordt dit nergens specifiek genoemd. We zouden wijzen op het feit dat zowel mannen als vrouwen werden gedoopt (Handelingen 8:12) en dat Paulus ons leerde dat er in Christus geen man of vrouw is (Galaten 3:28). Kortom, we zouden redeneren van de status van vrouwen in Christus naar het sacrament. Laat ze dan toe, en iedereen is blij met deze manier van redeneren, zolang we het hebben over vrouwen en niet over baby’s.

Anders gezegd, op grond van de status die ze onbetwistbaar hebben, waarom zou hun het sacrament dan worden ontzegd dat wees naar die status?

Als je vrouwen de toegang tot het avondmaal des Heeren serieus probeert te ontzeggen, zouden we dat dan niet terecht moeten opvatten als een ontkenning van de status die ze in Christus hebben? En dit is waarom kinderdopers op precies dezelfde manier argumenteren met betrekking tot onze kinderen.

Heeft hij het over de status van vrouwen in het algemeen of over de status van een specifiek soort vrouwen. Wat bepaald de status. Dat moeten we onderzoeken. Niet of bepaalde groepen genoemd worden, maar hoe mensen uit die bepaalde groep tot die status komen. Dat de Bijbel zegt dat er geen onderscheid is in Christus tussen man en vrouw, betekent niet dat we alle vrouwen dopen. We volgen na wat de instructies zijn, namelijk geloof en bekering om die status van het zijn in Christus te ontvangen.

We genieten niet van het Avondmaal met vrouwen omdat ze een bepaalde algemene status hebben, maar omdat ze gelovige vrouwen zijn. Geloof is de indicatie van de status, niet het vrouw zijn. Dit is wat we steeds weer zien en wat steeds de voorwaarde is. Het zou juist duidelijk vermeld moeten worden dat er nog andere manieren zijn om in Christus te komen, zoals fysieke geboorte. Maar dat werkte zo niet volgens Johannes, Jezus en ook Paulus die zelf geen beroep kon doen op zijn fysieke afstamming, hij achtte het als schade en drek.

Op zoek naar de status van kinderen

Als we onze Bijbel opendoen om deze vraag te beantwoorden, zoeken we niet naar de bewijstekst waarin Paulus de kleine Demetrius doopt. We weten en erkennen blijmoedig dat zo’n tekst niet te vinden is.

We zijn niet op zoek naar teksten die kleine kinderen en water samen noemen, maar naar teksten die ons leren wat de status of positie van onze kinderen zou kunnen zijn volgens de Schrift.

Kortom, wat noemen we onze kinderen? Welke relatie hebben ze met Christus? Zijn ze in verbond met Christus?

Let dus op: wanneer ik hier straks een beroep doe op verschillende teksten, beweer ik niet dat er doopwater in die teksten zit. De kwestie is of we onze kinderen daar kunnen vinden en hoe de Schrift over hen spreekt. Het argument is niet om een bepaald soort persoon te laten zien die het sacrament ontvangt, en daarmee de zaak te maken, maar om te laten zien dat een bepaald soort persoon een bepaalde status heeft, en hoe mensen met die status zeker welkom zouden moeten zijn bij het sacrament.

Als we inderdaad teksten hebben die aangeven dat kinderen (van gelovige ouders) in het algemeen zoals ze geboren zijn, in Christus zijn en onderdeel van het Nieuwe Verbond (en dus de Heilige Geest ontvangen hebben, de wet in hun hart, de Heere kennen, en vergeving van zonden hebben ontvangen zoals Jeremia 31 en Hebreeën 8 het zegt), dan zou ik ze dopen. Maar leert de Bijbel dat?

Jezus en de kinderen

“En zij brachten ook de jonge kinderen bij Hem, opdat Hij die zou aanraken. En toen de discipelen dat zagen, bestraften ze hen. 16 Jezus echter riep die kleinen tot Zich en zei: Laat de kleine kinderen tot Mij komen en verhinder hen niet,  want voor zulke mensen is het Koninkrijk van God. 17 Voorwaar zeg Ik u: Wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal daarin beslist niet binnengaan.” (Lukas 18:15-17).

Dus zuigelingen worden tot Christus gebracht (vers 15) en Jezus beschrijft het als hen tot Hem laten komen (vers 16), en alsof Hij ons wil verhinderen te zeggen dat dit slechts een stijlfiguur was, verklaart Hij hun status zeer krachtig: “van zulke mensen is het Koninkrijk”, en hoe we erin slagen om Zijn volgende uitspraak, dat wij volwassenen meer zoals kinderen moeten worden, om te draaien in een vereiste dat kinderen meer zoals wij moeten worden, is iets dat ik moeilijk kan begrijpen.

Als we hieruit opmaken dat pasgeboren kinderen vanwege natuurlijke afstamming in Christus zijn en recht hebben op het Koninkrijk van God, wanneer verliezen ze dat recht dan? Want alle mensen die tot Jezus kwamen waren eens van die kleine kinderen. Ook Nicodemus. Hij was toen hij klein was als degenen voor wie het Koninkrijk van God was. Maar Hij moest opnieuw geboren worden om het binnen te gaan: 

Jezus antwoordde en zei tegen hem:

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien. 4 Nicodemus zei tegen Hem: Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is? Hij kan toch niet voor de tweede keer in de schoot van zijn moeder ingaan en geboren worden? 5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan. 6  Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest. 7 Verwonder u niet dat Ik tegen u gezegd heb: U moet opnieuw geboren worden. (Johannes 3:3-7)

Alle Israëlieten op de Pinksterdag, waren als degenen geweest voor wie het Koninkrijk van God was, maar dat was niet de voorwaarde om gedoopt te worden. Niet geboorte, al dan niet in een gelovige stamboom, maar wedergeboorte uitgedrukt in geloof en bekering waren de voorwaarde.

Ook al zouden ze totdat ze tot hun verstand gekomen zijn recht hebben op het Koninkrijk, dan nog is dat geen reden om ze te dopen omdat er volgens Jezus wedergeboorte moet plaatsvinden wat uitgedrukt wordt in geloof en bekering. En deze zijn de voorwaarden om gedoopt te worden.

Stel je voor, iemand heeft een boomgaard en op een dag stuurt hij een medewerker de boomgaard in om alle bomen met bloesem te markeren met een rood lint. De medewerker gaat aan de slag en aan het einde van de dag komt de eigenaar en ziet dat alle bomen een rood lint hebben. Hij vraagt aan de medewerker wat hij gedaan heeft. Dit was niet de opdracht, nu hadden ook alle bomen zonder bloesem een lint. Hij antwoordde: Maar ze zullen bloesem voortbrengen, het zijn ook appelbomen net als de andere. Maar antwoord de eigenaar, dit was niet de opdracht. Ik wilde alleen linten om de bomen met bloesem. 

Wat de status van kinderen ook is, wat was de opdracht van Jezus?

“Ga dan heen, maak discipelen (in het Grieks zoals ook in Handelingen 14:21), hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.” (Mattheüs 28:19)

Wie moeten gedoopt worden in de grote opdracht van Jezus? Discipelen, onder alle volken. Wanneer is het geoorloofd om ze te markeren met de doop? Als ze alles, (zelfs fysieke afstamming) willen achterlaten en Jezus willen volgen (Lukas 14:26), als ze met heel hun hart geloven (Handelingen 8:37).

Kinderen van gelovigen zijn heilig

En in 1 Korinthe behandelt Paulus de kwestie van gemengde huwelijken. Is het een zonde voor een Christelijke echtgenoot om seks te hebben met hun ongelovige partner? Paulus’ antwoord is dat het geen zonde is, maar wat zou de status van de kinderen dan zijn? Dit is een hele praktische vraag, en Paulus zegt dat de kinderen van ten minste één Christelijke ouder moeten worden beschouwd als heiligen:

“Want de ongelovige man is geheiligd door zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd door haar man. Anders waren immers uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.” (1 Korinthe 7:14)

Paulus leert dus dat een kind van ten minste één Christelijke ouder heilig is. Het Griekse woord is “hagia”, en het is vrij opvallend dat in het hele Nieuwe Testament dit bijvoeglijk naamwoord, wanneer het wordt toegepast op mensen, overwegend wordt vertaald als “heiligen”. Waarom noemen we verbondskinderen heiligen? Nou, omdat de Bijbel dat doet. En zouden heiligen niet gedoopt moeten worden?

Als de kinderen heilig zijn in de zin dat ze gedoopt mogen worden, dan volgt daaruit dat ook de ongelovige maar geheiligde man of vrouw, gedoopt mag worden en als een heilige gezien moet worden. Geheiligd betekent dat die ongelovige niet meer onrein is. Maar in welke zin? Dat hij vergeving van zonden heeft ontvangen? Dat hij opgenomen is in het verbond toen zijn vrouw tot geloof kwam? Dat ook hij nu in Christus is, ook al gelooft hij niet?

Nee. In deze zin is hij heilig. Hij is niet meer onrein voor zijn vrouw, zoals voedsel aan afgoden geofferd of wat ook in de schepping wat onder dankzegging genoten wordt. Zoals Paulus het zegt tegen Timotheüs:

 Zij verbieden te trouwen en gebieden zich te onthouden van voedsel, dat God geschapen heeft voor de gelovigen en voor hen die de waarheid hebben leren kennen, om  onder dankzegging aanvaard te worden. 4 Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets is verwerpelijk, wanneer het onder dankzegging aanvaard wordt. 5 Want het wordt geheiligd door het Woord van God en door het gebed. (1 Timotheüs 4:3-5)

Zo is de man geheiligd door de vrouw en zo zijn de kinderen heilig; niet de vrucht van zonde en verwerpelijk. Maar net als de man, die in zekere zin een heilige genoemd kan worden, is dit geen grond hem te dopen, en zo ook niet voor het kind.

Kinderen aan het Avondmaal

De argumenten die ik hier heb geschetst, zijn representatief voor de leer van de magisteriale hervormers. Hoewel we er in deze video geen tijd voor hebben, moeten we in ieder geval vermelden dat we een minderheidsstandpunt innemen over de sacramenten voor zover het kinderen en het avondmaal des Heeren betreft, omdat er twee sacramenten zijn in het Nieuwe Testament.

We zouden ook de kwestie van kinderen aan het Avondmaal moeten vermelden. Dit kan enigszins verwarrend zijn omdat veel kinderdopers ook geloofsavondmaalgangers zijn. Onze benadering hier in Christchurch is om de logica van dit laatste argument – het argument van status naar sacrament – toe te passen op de gepaste ontvangers van het avondmaal des Heeren. Omdat we hen gedoopt hebben, beschouwen we hen als deel van het lichaam, deel van het ene brood (1 Korinthe 10:17), en we geloven dat allen die brood zijn, brood zouden moeten krijgen.

Hierin is hij in ieder geval consequent, maar ik verwacht niet dat hij dit ook toepast in de praktijk. Ik hoop tenminste niet dat de pasgeboren baby van een paar weken oud brood en wijn krijgt. 

En daarnaast laat heel de Korinthebrief duidelijk zien wie dit lichaam vormen. Paulus maakt onderscheid tussen natuurlijke mensen, die nog niet opnieuw geboren zijn, en mensen die geestelijk zijn en de Heilige Geest (belijden te) hebben ontvangen (1 korinthe 2:13-14; 1 korinthe 6:19-20).

En als blijkt dat het slechts om een schijnbelijdenis ging door aanhoudende zonde, wordt dat lichaam onderscheiden en het zuurdeeg weggedaan. De gemeente moet dus zuiver gehouden worden, voor zo ver wij dat aan de hand van bekering en geloof kunnen beoordelen (1 Korinthe 5:6-7, 12-13).

En zo onderscheiden we het lichaam van Christus:

“Maar laat ieder mens zichzelf beproeven en laat hij zó eten van het brood en drinken uit de drinkbeker. 29 Want wie op onwaardige wijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, omdat hij het lichaam van de Heere niet onderscheidt.” (1 Korinthe 11:28-29)

Ieder mens die deelneemt moet zichzelf kunnen beproeven, anders zal het leiden tot oordeel, zo ernstig is het. Daarom ben ik blij dat de meeste kinderdopers niet zo consequent zijn als Douglas. Maar wel verlang ik dat zij de reden waarom ze kinderen niet aan het Avondmaal toelaten, ook toepassen op de doop. Zodat het lichaam van de Heere onderscheiden wordt.

Samenvatting

Er is veel veranderd onder het Nieuwe Verbond, het Nageslacht, de Messias, is gekomen en Hij heeft als het Nieuwe Verbondshoofd alle verbondszegeningen gekocht met Zijn bloed zodat ieder die gelooft als werkelijk nageslacht van Abraham gereken zal worden en de beloofde zegen zal ontvangen.

Rond dit ware nageslacht, rond gelovige kinderen van Christus wordt het Nieuwe Verbondsvolk gevormd. Gelovige Joden en heidenen werden door de doop toegevoegd aan de gemeente die zalig word en valse belijders en schijnheiligen worden uit dit nieuw gevormde volk verwijderd door de tucht. Dit is de continuïteit van het verbond, in Christus en dit is waar de schaduwen van het oude naar verwezen.

De twee posities die we in deze video bespreken worden geïntroduceerd met de voorvoegsels “pedo” en “credo”. “Pedo” is het Griekse woord voor kind en “credo” is Latijn voor “ik geloof”. Dus pedobaptisme verwijst naar de doop van zuigelingen en kleine kinderen, en credobaptisme verwijst naar de praktijk waarbij de doop wordt uitgesteld totdat degene die gedoopt wordt in staat is om zelf een geloofwaardige geloofsbelijdenis af te leggen.

Tot zover de definities.

De reden dat er in de gereformeerde wereld vandaag meningsverschillen zijn, is dat we maar deels kennis hebben van de Christelijke gemeente in de eerste eeuwen. Er zijn dingen waarover we veel weten en er zijn andere dingen waarover we veel meer zouden willen weten. Wat de meningsverschillen zelf betreft, moeten we altijd onthouden dat deze alleen opgelost kunnen worden door een beroep te doen op de Schrift.

Zoals de Westminster Confessie het stelt, de Schrift is de “hoogste rechter in alle godsdienstige meningsverschillen.” (Westminster Confessie 1:10). Dit is een godsdienstig meningsverschil en daarom moet het worden opgelost door een beroep te doen op het Woord. Als we een leerstellig meningsverschil niet kunnen oplossen door een beroep te doen op de duidelijke leer van de Schrift, dan is het duidelijk dat we ons eigenlijk niet met dat specifieke meningsverschil zouden moeten bezighouden.

Dit is inderdaad een goed uitgangspunt waarin ik hem graag volg. Niet om trouw te zijn aan een belijdenisgeschrift, maar om trouw te zijn aan Gods Woord.

In de eerste eeuwen en zelfs in de tijd van Paulus waren er al dwalingen die hij met zijn brieven moest bestrijden. Gebruiken of onderwijs in of na de tijd van de Apostelen geven geen grond als het niet overeenkomt met wat de Apostelen leerden. Daarom baseren we onze visie op wat Gods Woord ons biedt en niet op buitenbijbelse voorbeelden of bronnen.

En inderdaad, als de Bijbel er niets over zegt, is het waarschijnlijk ook geen discussie waard. Maar ik geloof dat dit onderwerp iets is waar de Bijbel heel veel over zegt.

Op zoek naar Bijbelse gronden

God heeft de wereld op een specifieke manier gevormd, en als gevolg hiervan ontstaan er voor ons bepaalde dilemma’s en puzzels die we moeten proberen op te lossen door de Schriften te doorzoeken. We moeten er ook voor zorgen dat we vanuit de Schriften redeneren, zoals de Westminster Confessie het stelt, door “goede, noodzakelijke gevolgtrekking”. De kwestie is niet wat het Woord ons toestaat te geloven, maar wat het Woord vereist dat we geloven. Draagt de Bijbel ons duidelijk op om onze kinderen bij de doop te betrekken? Wij geloven dat het antwoord op die vraag “ja” is.

Maar als we de Schriften gaan doorzoeken, moeten we precies weten waar we naar op zoek zijn. Het eerste waar we naar zouden zoeken, zou een tekst zijn die het gewoon duidelijk zou stellen: “En de apostel Paulus nam de baby Demetrius in zijn armen en doopte hem met water.” Dat zou ons een expliciet voorbeeld van kinderdoop geven.

Het zou aan de andere kant opgelost zijn als we een tekst hadden waarbij een ouder een kind tot de doop bracht, alleen maar om een apostel te horen zeggen: “Nee, nee, natuurlijk niet, hij is maar een baby.” Er is soms een beroep gedaan op teksten waarin een baby of kind zou kunnen zijn gedoopt, maar geloofsdopers vinden deze over het algemeen niet overtuigend, en om een goede reden. De Filippenzen-cipier werd gedoopt en zijn hele huishouden werd met hem gedoopt, maar dit lost niets op tenzij we weten dat er een baby bij was.

Niet alle kinderdopers geven dit toe. Het is inderdaad goed dat hij zich niet op stilzwijgende argumenten beroept. Het is in deze gevallen net zo goed mogelijk dat er geen kleine kinderen bij de huishoudens hoorden die gedoopt werden. Want niet in elk huishouden zijn pasgeboren baby’s. Daarnaast geeft juist ook de tekst over de cipier weer dat degenen die gedoopt werden het Woord gehoord hadden en gelovig geworden waren:

Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden, u en uw huisgenoten. 32 En zij spraken het Woord van de Heere tot hem en tot allen die in zijn huis waren. 33 En hij nam hen in dat nachtelijke uur met zich mee en waste hun striemen, en hij werd onmiddellijk gedoopt, en al de zijnen. 34 En hij bracht hen in zijn huis  en richtte voor hen de tafel aan. En hij verheugde zich dat hij met al zijn huisgenoten tot geloof in God gekomen was. (Handelingen 16:31-34)

In dit geval is kinderdoop dan ook uitgesloten om dat zij het woord niet gehoord kunnen hebben en niet met Hem tot geloof gekomen kunnen zijn.

De afwezigheid van expliciete voorbeelden

Het meningsverschil kan dus niet worden opgelost met een specifieke tekst, in geen van beide richtingen. Het is waar dat we geen onbetwistbaar voorbeeld van een kinderdoop in het Nieuwe Testament hebben, maar we hebben ook geen voorbeelden van wat mij overkwam. Ik groeide op in een baptistengemeente en bad toen ik vier was dat ik God mocht ontvangen, en ik weet dit omdat mijn moeder het opschreef. Zes jaar later ging ik naar voren als reactie op een oproep en vroeg ik om gedoopt te worden Ik werd toen gedoopt op belijdenis van geloof toen ik tien was.

Niets van dien aard gebeurde in het Nieuwe Testament. Nu zou iemand kunnen tegenwerpen en zeggen dat dit precies is wat we in het Nieuwe Testament zien: geloofsbelijdenis en dan een doop. Ja, maar er is geen voorbeeld van een kind uit een christelijk gezin dat gedoopt wordt, vooral niet wanneer hij al jaren christen was.

Allereerst wil ik stellen dat hij geen Christen was, pas toen hij tot geloof gekomen was, maar als je zoekt naar voorbeelden van alle situaties waarin iemand tot geloof kan komen, biedt de Bijbel dat inderdaad niet. Niet elke manier van tot geloof komen staat beschreven, maar wel het eindpunt van die weg: Geloof. En dat is wat de doop vereist en pas echt een doop maakt, niet welke weg daaraan vooraf ging of het water op zichzelf.

En terwijl zij onderweg waren, kwamen zij bij een water. En de kamerheer zei: Kijk, daar is water;  wat verhindert mij gedoopt te worden? 37 En Filippus zei: Als u met heel uw hart gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zei: Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is. (Handelingen 8:36-37)

Wat hem verhinderde was niet het ontbreken van een voorbeeld uit de Bijbel dat hij gedoopt kon worden, maar geloof. Wat een onwetende baby verhindert om gedoopt te worden is niet het gebrek aan voorbeelden, maar het ontbreken van geloof.

Achtergrondaannames en hun invloed

Nu kunnen argumenten vanuit stilzwijgen lastig zijn, maar een van de redenen waarom we ze lastig kunnen noemen, is dat er momenten zijn waarop ze onontkoombaar zijn. Elk argument hangt af van achtergrondaannames, en de kwestie van het dopen van zuigelingen valt onder deze noemer.

Kinderdopers en geloofsdopers verschillen niet alleen van mening over de vraag of dit specifieke kind gedoopt moet worden. Dat is waar het verschil zichtbaar wordt, en soms op een duidelijke manier. Maar het eigenlijke verschil in hun aannames heeft te maken met de relatie tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament.

De geloofsdoper neigt te geloven dat het Oude Testament vandaag niet op ons van toepassing is, tenzij het Nieuwe Testament zegt dat het wel zo is. De kinderdoper neigt te geloven dat het Oude Testament op ons van toepassing is, tenzij het Nieuwe Testament zegt dat het niet zo is. Zie je hoe deze achtergrondaanname je naar een bepaalde conclusie zou leiden over de vraag of zuigelingen gedoopt moeten worden? Zelfs als je het nu niet ziet, zul je het zo meteen wel zien.

Dit is inderdaad het grote verschil, en de grote vraag: Wat is er Nieuw aan het Nieuwe Verbond? Is alles hetzelfde gebleven? Gaat het om hetzelfde volk, wordt je er op dezelfde manier onderdeel van? Nee. Er is veel veranderd. Uit het Oude Verbondsvolk wordt een overblijfsel apart genomen. Het volk wordt als het ware gefilterd op geloof en bekering zoals we later zullen zien. Het licht van het Nieuwe Testament, de openbaring van Christus en Zijn onderwijs moet dus laten zien wat schaduw was en wat het wezen.

Een voorbeeld uit de praktijk

Stel dat je weet van een ongelovige op de universiteit. Hij werd als baby gedoopt, vele jaren geleden, maar dat was een ritueel dat hij zich niet herinnert. Hij heeft er nooit les over gehad en kent er bijgevolg geen betekenis aan toe. Laten we nu aannemen dat hij op een dag radicaal en opmerkelijk bekeerd wordt. De Heere krijgt vat op hem en verandert zijn leven volkomen. Hij begint naar de gemeente en Bijbelstudies te gaan, en een van de vragen die bij hem opkomt, is de vraag of hij gedoopt moet worden. Hij slaat zijn gloednieuwe Bijbel open en zoekt elk gebruik van het woord “doop” of “gedoopt” in het Nieuwe Testament op. In elk geval ziet hij dat de doop volgt op bekering. Hij concludeert daarom dat de doop ook in zijn geval op bekering moet volgen, en dus vraagt hij om gedoopt te worden. Wat kan er eenvoudiger zijn?

Nu hebben we er geen bezwaar tegen dat hij de Bijbel bestudeert om deze vraag te beantwoorden. Dat deel ervan was juist goed. Sterker nog, we wensen dat hij wat langer had gestudeerd en dat hij meer woorden had opgezocht dan alleen varianten van “doop” of “gedoopt”. We denken dat hij ook “verbond”, “olijfboom”, “besnijdenis”, “Israël”, “beloften” en “kinderen” had moeten opzoeken, samen met nog veel meer.

We komen hier straks op terug, maar dit laat heel duidelijk het verschil zien tussen de doop en de besnijdenis. Stel dat deze ongelovige besneden was geweest, dan had hij dat heel zijn leven kunnen zien aan het lidteken. Maar de doop, wie zegt dat die plaats had gevonden. Er was niets van zichtbaar in zijn leven, geen herinnering, geen lidteken. Enkel van horen zeggen. Maar ook daarover straks meer.

Ik was zo’n ongelovige student. Gedoopt, vertelden ze me, maar ik herinner het me niet. Wat ik wel weet is dat wanneer ik ongelovig zou sterven Gods terechte toorn verdiend had en zou moeten ondergaan.

Gedoopt of niet, ik had Christus nodig, Zijn bloed en Zijn genade. En Hij redde mij, genadig. Niet omdat ik gedoopt was, niet omdat ik Christelijk opgevoed was, uit genade! 

En toen ik mijn gloednieuwe Bijbel opensloeg en die met nieuwe ogen las, las ik inderdaad over bekering en over een bewuste doop die gelovig ondergaan werd als uitdrukking van een hartelijke geloof dat God gewerkt had, als een vraag om een goed geweten (1 Petrus 3:21).

En hoe meer ik zocht en las, juist ook over de onderliggende thema’s als het verbond, waarover Thomas Boston me prachtige dingen liet zien, hoe duidelijker het werd: Zoals de kinderen door fysieke geboorte onderdeel werden van het Oude Verbond, als schaduw van het Nieuwe, zo worden we door geestelijke geboorte onderdeel van het Nieuwe (Johannes 3). En zo worden wedergeboren kinderen gelovig gedoopt en door de doop die gelovig ondergaan wordt ingelijfd in Christus (Galaten 3).

De lijn van de geslachten gaat door, in Christus en Zijn Zaad (Jesaja 53:10).

Het is dus niet zo dat je enkel met een oppervlakkige lezing van het NT op de geloofsdoop komt. Ook de diepere studie van onderliggende thema’s kan blijkbaar tot de geloofsdoop leiden.

De olijfboom van het verbond

Terwijl geloofsdopers bijvoorbeeld het nieuwe verbond zien als bestaande uit alleen degenen die werkelijk wedergeboren zijn, zegt het Nieuwe Testament dat het nieuwe verbond is als een olijfboom met takken die gesnoeid kunnen worden en vrucht dragen, of anders afgesneden worden (Romeinen 11, Johannes 15). De man die als kind gedoopt werd en veel later tot geloof komt, was een echte tak aan de verbondsboom, maar hij droeg geen vrucht totdat hij tot Christus bekeerd werd.

Het nieuwe verbond is echt beter, effectiever en uitgebreider (Jeremia 31), maar net zoals heel Israël gedoopt werd en geestelijk voedsel at, maar niet in Christus bleef, zo moet ook het nieuwe Israël dat gedoopt wordt en het avondmaal des Heeren nuttigt, in Christus blijven om vrucht te dragen (1 Korinthe 10). Dit betekent dat de boom van het verbond niet de boom van de uitverkiezing bij besluit is. Uitverkiezing kan niet worden veranderd of ongedaan gemaakt worden, maar de positie in de zichtbare gemeente kan dat zeer zeker wel.

Dit is een belangrijk punt, en de sleutel voor zijn visie.

Dit was het doel van God, een volk op aarde dat vruchten zou voortbrengen, dat in liefde voor Hem en voor elkaar zou leven. We zien dat in het Oude Testament. Nadat de mensen in de hof van Eden gevallen waren in zonde, koos God via Abraham het volk Israel uit om hen bijzondere liefde en zorg te bewijzen zodat ze weer vruchten zouden gaan dragen. 

En in Psalm 80:9-17 zien we hoe God het volk met een wijnstok vergelijkt, maar ook hoe dat afliep. “De wijnstok is met vuur verbrand, is afgekapt” (vers 17). En in Jesaja 5:1-7 zien we het nog beter. De Heere zorgde liefdevol voor die wijnstok, maar er kwamen stinkende druiven aan. En ook in Ezechiël 19:10-14 zien we dat God Zijn volk hiermee vergelijkt en ook daar eindigt het in een klaagzang: “Weggerukt en verdroogd zijn zijn sterke takken, vuur heeft hem verteerd.” (Vers 12)

Maar uit die afgehouwen stronk, kwam een nieuw takje. Een vruchtbaar takje. De beloofde Christus. En zo zegt Jezus: “Ik ben de ware Wijnstok.” (Johannes 15) Hij maakt zichzelf bekend als de enige ware uitloper, het Nageslacht met wie het verbond is gemaakt (Galaten 3:16). Hij had als enige recht op de verbondszegeningen die aan Abraham en zijn nageslacht belooft waren. Want hij alleen voldeed aan de eis zoals we zingen in Psalm 103:9:

Maar ’s HEEREN gunst zal over die Hem vrezen,
In eeuwigheid altoos dezelfde wezen;
Zijn trouw rust zelfs op ’t late nageslacht,
Dat zijn verbond niet trouweloos wil schenden,
Noch van Zijn wet afkerig d’ oren wenden,
Maar die, naar eis van Gods verbond, betracht.

Dit is geen troost voor ons en onze kinderen, dit is een aanklacht voor ons zoals we natuurlijk geboren worden. Afkerig van God en enkel recht op de verbondswraak. Alleen Christus heeft Gods verbond niet trouweloos geschonden, Hij keerde zich niet af van Zijn wet en voldeed aan de eis van Gods verbond.

En zo ligt het natuurlijke nageslacht als afgehouwen, weggerukt, ontworteld, behalve Christus. En zo komt alles samen in Hem en wordt er in Hem een nieuw verbondsvolk gevormd bestaand uit gelovige Joden en gelovige heidenen (Efeze 2:15).

Jeremia 31 en Hebreeën 8 laten inderdaad zien hoeveel beter dat nieuwe verbond is. Het oude bestond uit uiterlijke wetten. Maar het Nieuwe Verbondsvolk heeft de wet op het hart (Hebreeën 8:10). Dit volk wordt van binnenuit gedrongen om vruchten te dragen, het Woord is in hen geplant als zaad wat uitgroeit tot vruchten. En dit volk kent de Heere, niet een deel, maar allemaal. Als er kleinen bij dit verbondsvolk horen, kennen zij de Heere, als er groten bij dit verbondsvolk horen, kennen zij de Heere (vers 11). En meer nog, en dit maakt al de eerdere zegeningen mogelijk, iedereen die hierbij hoort, heeft vergeving van zonden ontvangen (vers 12). Dit verbond heeft plaats gemaakt voor het oude (vers 13).

De boom van het verbond, zoals Douglas het noemt, wordt dus wel gevormd door Geestvervulde, gelovige en vergeven takken. Maar hoe kan het dan dat er toch sommigen afgebroken of afgehouwen worden? 

En hier ben ik het inderdaad eens met Douglas en veel reformatorische kinderdopers, dat er een zichtbaar deel is en een onzichtbaar deel. Maar waar we verschillen is waar dit zichtbare deel uit bestaat.

De boom is slechts een beeld, en als we denken dat de ingeënte takken ook fysiek kinderen voortbrengen die ingeënt zijn, missen we de geestelijke manier waarop we in de boom gekomen zijn. Door het geloof. We zijn geestelijk in de stamboom van Abraham ingeënt, maar dat betekent niet dat we ook geestelijke kinderen voortbrengen door natuurlijke voortplanting. Enkel door het zaad van het Woord verwekken we kinderen in Christus (1 Petrus 1:23).

Inderdaad, natuurlijk Israel, was en is door geboorte en wat fysiek DNA betreft gelinkt aan Abraham, dit is een regelrechte bloedlijn. Maar gelovigen uit de heidenen brengen geen uiterlijk nageslacht van Abraham voort. En zo kunnen kinderen van gelovigen uit de heidenen ook niet van de uiterlijke lijn afgesneden worden door ongeloof omdat ze pas kinderen van Abraham worden door het geloof, zoals we straks ook zullen zien.

Wat er gebeurt in Johannes 15 en Romeinen 11 is niet dat fysieke nakomelingen van gelovigen afgesneden worden, maar dat valse belijders, schijnheiligen, die uiterlijk deel lijken te hebben aan Christus, die zeggen te geloven, vruchteloos blijven omdat ze niet werkelijk verbonden zijn met Christus. Ze zijn niet vervuld met de Heilige Geest.

Een tak kan aan een boom lijken te zitten, maar als er geen verbinding is en en er geen sap doorheen stroomt, zal hij afvallen. Hij leek onderdeel van de boom, maar was het niet. Dat zien we in Romeinen. Als we zeggen dat we bij het gelovige verbondsvolk horen maar geen vruchten dragen en volharden in zonde, dan zullen we afgehouwen worden en uit de gemeente worden weggedaan zoals de tucht dat leert (Mattheüs 18:17, 1 Korinthe 5:13). Niet uit het gebouw, niet uit het land van de levenden, niet afgesneden en onteigend als ons fysieke nageslacht, zoals in het Oude Testament, maar uit de gemeenschap van de heiligen, gerekend als een heiden.

Zoals Jezus het zelf zegt: “Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is.” (Mattheus 7:21)

Wat wij beoordelen in de vorming van het Nieuwe Verbondsgemeente is de uiterlijke belijdenis en de vruchten, niet of er fysiek DNA is wat gelinkt kan worden aan Abraham, dat doet er niet toe.
Hoe beoordeelden we of iemand besneden moest worden? We vragen: Wie is je vader en heb je nog een voorhuid? Besnijdenis van hart was geen voorwaarde voor de besnijdenis, ook niet voor volwassenen.

Hoe beoordelen we of je gedoopt kunt worden? We vragen: Ben je uit God geboren, geloof je en wil je je van je zonde en de wereld afkeren? Belijdenis hiervan is vereist en zeker moet dat vervolgens ook uitgeleefd worden als discipel die alles leert onderhouden wat Christus geboden heeft (Mattheüs 28:19).

De continuïteit van het verbond

De kinderdoper wijst erop dat kinderen specifiek in het verbond waren opgenomen vanaf de tijd van Abraham:

“Dit is Mijn verbond dat u moet houden tussen Mij en u en uw nageslacht na u: al wie mannelijk is bij u moet besneden worden. 11 U moet het vlees van uw voorhuid laten besnijden en  dat zal een teken zijn van het verbond tussen Mij en u.” (Genesis 17:10-11).

En dat niet alleen, maar ons wordt ook geleerd dat de Christelijke gemeente een voortzetting is van ditzelfde verbond met Abraham:

“Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw;  want allen bent u één in Christus Jezus. 29  En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.” (Galaten 3:28-29).

Ik ben het er mee eens dat dit inderdaad een voortzetting is. Maar zoals de lijn door Izak verder ging, en niet door Ismael, door Jacob en niet door Ezau, zo ging de lijn niet verder met heel het fysieke nageslacht, maar in Christus en ieder die in Christus is door het geloof. Want daaruit bestaat die Christelijke gemeente uit, uit gedoopte gelovigen, zoals het in de paar verzen ervoor staat, in Galaten 3:26-27:

 “Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. 27 Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed.”

Het Nieuwe Verbondsvolk, de Gemeente is niet de voortzetting van het uiterlijke gemengde fysieke volk wat gevormd werd op grond van fysieke geboorte. Maar het is de voortzetting van het Oud Testamentische gelovige overblijfsel, wat in Christus tot uitdrukking komt en waar Nieuw Testamentische gelovigen uit Jood en heiden bijgevoegd worden (Romeinen 9:27 en 11:5).

Galaten 3 laat juist zien dat enkel gelovigen in Christus werkelijk nageslacht van Abraham zijn en zo delen in de verbondszegeningen.

En in het volgende hoofdstuk zegt Paulus, “wij nu, broeders,” wij als Nieuw Testamentische gemeente, “zijn kinderen van de belofte, net zoals Izak.” De gemeente zet de lijn van Abraham, Izak en Jacob voort, in en door Christus, Het Nageslacht (Galaten 3:16).

De scheidslijn tussen beide posities

Dit is waar die set van achtergrondaannames, waarover eerder werd gesproken, het scheiden van de wegen dicteert. De kinderdoper zegt dat kinderen van het verbond 1800 jaar lang in het verbond waren opgenomen, en zouden we niet een duidelijke instructie in het Nieuwe Testament nodig hebben voordat we ze verwijderen? De geloofsdoper neemt aan dat kinderen van gelovigen zich momenteel op een neutrale plaats bevinden en dat we een argument nodig hebben om ze binnen te brengen. De kinderdoper zegt dat ze er al in zijn en dat we een argument nodig zouden hebben om ze eruit te verwijderen.

Bovendien, zo betoogt de kinderdoper, als de grootste controverse in het Nieuwe Testament-tijdperk ging over de opname van onbesneden heidenen, wat zou de commotie dan zijn geweest als de voorwaarden van het nieuwe verbond de uitsluiting van eerder opgenomen besneden Joodse kinderen hadden vereist? En als de aard van het nieuwe verbond inderdaad de uitsluiting van deze voormalige leden vereiste, is het dan niet vreemd dat dit in het Nieuwe Testament zonder enige controverse werd bereikt? Geen kik van wie dan ook? Echt?

Geen kik, van wie dan ook? Echt? Dat is wat ik mij ook steeds weer afvraag als ik dit argument hoor. De grootste opschudding in de geschiedenis bracht het teweeg toen Johannes en Christus uit het verbondsvolk een deel, een overblijfsel apart namen, en doopten of lieten dopen. De doop filterde als het ware het fysieke volk op geloof en bekering zoals ik al zei. De voormalige leden waren niet automatisch onderdeel van de nieuwe beweging.

Dit kwam Johannes doen, hij kwam om uit het besneden oude verbondsvolk, uit fysieke nakomelingen een deel apart te zetten wat voorbereid werd op de komst van de Messias. En degenen die zich wilden beroepen op hun fysieke afstamming van Abraham worden terechtgewezen:

Toen hij  velen van de Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop zag afkomen, zei hij tegen hen: Adderengebroed! Wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn? 8  Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering, 9 en denk niet dat u bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader; want ik zeg u dat God zelfs uit deze stenen voor Abraham kinderen kan verwekken. (Mattheüs 3:7-9)

Er werd een scheiding aangebracht, het was niet vanzelfsprekend dat je er van nature bij hoorde. En dit was nog maar de voorbereiding. Ook Jezus zelf zegt het:

Denk niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. 35 Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader, en tussen een dochter en haar moeder, en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; 36  en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn. 37 Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waard. (Mattheüs 10:34-37)

Het Nieuwe Verbondsvolk zou families verscheuren, huisgezinnen verdelen. Dit is hoe het zou zijn. En dit is hoe het was, een deel volgde Jezus, een ander deel wilde Hem doden.

En dan uiteindelijk komt de Pinksterdag, de vorming van de nieuwe gemeente. En uit dat Oude Verbondsvolk, uit die besneden nakomelingen van Abraham wordt een deel geraakt en door Petrus aangespoord: “Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht!” (Handelingen 2:40) Hun fysieke afstamming van Abraham was niet doorslaggevend in de vorming van dit nieuwe volk. Van nature waren ze kinderen van de duivel, wat hun DNA ook zei (Johannes 8:44). Ook zij waren van nature kinderen des toorns, evenals de anderen (Efeze 2:3).

De instructies die Douglas zoekt, kwamen dus inderdaad niet in de vorm van een negatieve opdracht om de kinderen te verwijderen, maar zeker wel in de positieve opdracht van geloof en bekering die nodig waren om bij dat Nieuwe Verbondsvolk te horen. De duidelijke instructies voor de vorming van het nieuwe volk geven niet direct aan wanneer ze er niet meer bij horen, maar wel wanneer ze er wel bij horen, bij dat overblijfsel, bij het Nieuwe Verbondsvolk.

En wie werden er vervolgens gedoopt? 

“Zij nu die zijn woord met vreugde aannamen, werden gedoopt; en ongeveer drieduizend zielen werden er op die dag aan hen toegevoegd.” (Vers 41)
En op die manier, door bekering en doop, tot vergeving van zonden, werden er dagelijks mensen die zalig werden aan die nieuwe gemeente toegevoegd. (Vers 47).

Synagoge en gemeente

We weten dat Judea christelijke gemeenten bevatte die ook synagogen waren (Jakobus 2:2, 5:14). Een jongen die in die gemeenschap werd geboren in 30 na Christus zou lid zijn geweest van die synagoge. Waarom zou zijn jongere broer er in 40 na Christus van worden uitgesloten, alleen maar omdat de Messias was gekomen en Zijn werk had volbracht? De lokale vergadering waar de oudere broer lid van was, was zowel een synagoge als een gemeente.

Misschien begrijp ik dit punt verkeerd, dan hoor ik het graag. Het Griekse woord in 2:2 is inderdaad synagōgēn wat zoiets als vergaderplaats betekent. In 5:14 staat het woord ekklēsias wat vaak als Gemeente vertaald wordt maar meer slaat op “geroepenen”. Het eerste wijst meer op de fysieke plek en het tweede meer op groep mensen. 

We zien in het Nieuwe Testament nergens dat we lid worden van een plek, gebouw of een clubhuis.

De gelovigen kwamen samen in de oude vergaderplaatsen en gebedshuizen die ze ook gebruikten toen ze nog niet “aan de gemeente toegevoegd” waren, evenals in huizen en in de tempel. Dat ze gewend waren naar een bepaalde plek te gaan, maakt het niet vanzelfsprekend dat ze na de opschudding en de radicale hervorming van het Verbondsvolk op dezelfde manier door zouden gaan.

Er kwam verdeeldheid, zoals Jezus zei, tussen man en vader, tussen dochter en moeder. Soms kwamen er zoveel mensen tot geloof dat iedereen die in de synagoge samenkwam ook daadwerkelijk bij de Gemeente hoorde, en soms werden ze weggestuurd, zoals Jezus ook had voorzegd (Johannes 16:2, Handelingen 13:43, Handelingen 14:1).

De radicale boodschap van bekering en geloof, maakte onder de verbondskinderen scheiding tussen degenen die vast wilden houden aan het Oude Verbond en Christus verwierpen en zij die zich afkeerden van hun oude leven om Jezus te volgen als discipelen, zij kwamen dagelijks samen om het brood te breken, zij werden toegevoegd aan de Gemeente. En zij werden gedoopt zoals we al zagen in Handelingen 2.

Het verband tussen besnijdenis en doop

We weten dat er een zekere continuïteit bestaat tussen besnijdenis en doop, omdat Paulus dat zegt:

“In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis die niet met handen plaatsvindt, door het uittrekken van het lichaam van de zonden van het vlees, door de besnijdenis van Christus. 12 U bent immers met Hem begraven in de doop, waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt.” (Kolossenzen 2:11-12).

We kunnen zien dat fysieke besnijdenis overeenkomt met geestelijke besnijdenis, de besnijdenis zonder handen (Deuteronomium 10:16, Jeremia 4:4). Dit is de linkerkant van een vierkant.

We weten ook dat fysieke doop overeenkomt met geestelijke doop (Handelingen 10:47).

We zien dan in deze passage uit Kolossenzen dat geestelijke doop overeenkomt met geestelijke besnijdenis, de besnijdenis die zonder handen wordt uitgevoerd.

Hoe wordt de besnijdenis van Christus uitgevoerd? Wanneer we met Hem begraven worden in de doop, zegt Paulus. Dat sluit de bovenkant van ons vierkant af.

Wat weerhoudt ons ervan om een lijn te trekken tussen fysieke besnijdenis en fysieke doop? Vooruit, je weet dat je het wilt doen.

Omdat hij zo aandringt wil ik dat zeker, maar wat teken ik dan? Wat komt overeen? Het teken? Nee. Het ene is permanent en bloedig. Het andere een moment en in water. De doelgroep? Nee. Het ene was voor alle fysieke nakomelingen van Abraham, ongeacht of ze geloofden of niet. Het andere voor een deel van Abrahams nakomelingen en een deel van heidenen dat gelooft. Een teken van inlijving in een specifieke groep? Ja, dat is inderdaad het enige waarin ze overeenkomen. Daar zou ik de streep ook kunnen zetten. Maar dat geeft geen grond om de kinderen te dopen.

Als we de lijn zouden trekken zoals hij het wil, zouden we overal waar besnijdenis staat, doop kunnen lezen. 



“En nogmaals betuig ik aan ieder mens die zich laat dopen, dat hij verplicht is de hele wet te onderhouden. 4 U bent van Christus losgeraakt, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; en daarmee bent u uit de genade gevallen.” (Galaten 5:3-4)

En als we de tekst in Kolossenzen 2 goed lezen, zien we dat juist die geestelijke besnijdenis plaatsgevonden heeft bij ieder die gelovig gedoopt is:

Met Christus begraven in de doop, waarin we met Hem opgewekt zijn door het geloof in Gods kracht, die ook Hem uit de doden heeft opgewekt heeft, zijn we besneden met de geestelijke besnijdenis. Het water bewerkt dit niet, maar het gelovig ondergaan van de doop redt zoals 1 Petrus 3:21 het ook zegt. Zoals het uiterlijke belijden met de mond redt, als het voortkomt uit een gelovig hart (Romeinen 10:9-10). Zonder geloof is de doop niets dan water, zoals belijden zonder hartelijk geloof niets dan lege woorden zijn.

Van status naar sacrament

Het volgende waar we naar zouden moeten zoeken, is een schriftuurlijke basis voor het redeneren van status naar sacrament. En dan bedoel ik dit: in de Schrift hebben we geen specifieke toestemming om vrouwen deel te laten nemen aan het avondmaal des Heeren. Niemand maakt hier bezwaar tegen, maar hoe zouden we reageren als ze dat wel deden? Er is nergens in het Nieuwe Testament een voorbeeld dat laat zien dat vrouwen het brood en de wijn ontvangen.

Maar we kunnen en moeten redeneren van de status van vrouwen in het nieuwe verbond naar hun recht op het sacrament, ook al wordt dit nergens specifiek genoemd. We zouden wijzen op het feit dat zowel mannen als vrouwen werden gedoopt (Handelingen 8:12) en dat Paulus ons leerde dat er in Christus geen man of vrouw is (Galaten 3:28). Kortom, we zouden redeneren van de status van vrouwen in Christus naar het sacrament. Laat ze dan toe, en iedereen is blij met deze manier van redeneren, zolang we het hebben over vrouwen en niet over baby’s.

Anders gezegd, op grond van de status die ze onbetwistbaar hebben, waarom zou hun het sacrament dan worden ontzegd dat wees naar die status?

Als je vrouwen de toegang tot het avondmaal des Heeren serieus probeert te ontzeggen, zouden we dat dan niet terecht moeten opvatten als een ontkenning van de status die ze in Christus hebben? En dit is waarom kinderdopers op precies dezelfde manier argumenteren met betrekking tot onze kinderen.

Heeft hij het over de status van vrouwen in het algemeen of over de status van een specifiek soort vrouwen. Wat bepaald de status. Dat moeten we onderzoeken. Niet of bepaalde groepen genoemd worden, maar hoe mensen uit die bepaalde groep tot die status komen. Dat de Bijbel zegt dat er geen onderscheid is in Christus tussen man en vrouw, betekent niet dat we alle vrouwen dopen. We volgen na wat de instructies zijn, namelijk geloof en bekering om die status van het zijn in Christus te ontvangen.

We genieten niet van het Avondmaal met vrouwen omdat ze een bepaalde algemene status hebben, maar omdat ze gelovige vrouwen zijn. Geloof is de indicatie van de status, niet het vrouw zijn. Dit is wat we steeds weer zien en wat steeds de voorwaarde is. Het zou juist duidelijk vermeld moeten worden dat er nog andere manieren zijn om in Christus te komen, zoals fysieke geboorte. Maar dat werkte zo niet volgens Johannes, Jezus en ook Paulus die zelf geen beroep kon doen op zijn fysieke afstamming, hij achtte het als schade en drek.

Op zoek naar de status van kinderen

Als we onze Bijbel opendoen om deze vraag te beantwoorden, zoeken we niet naar de bewijstekst waarin Paulus de kleine Demetrius doopt. We weten en erkennen blijmoedig dat zo’n tekst niet te vinden is.

We zijn niet op zoek naar teksten die kleine kinderen en water samen noemen, maar naar teksten die ons leren wat de status of positie van onze kinderen zou kunnen zijn volgens de Schrift.

Kortom, wat noemen we onze kinderen? Welke relatie hebben ze met Christus? Zijn ze in verbond met Christus?

Let dus op: wanneer ik hier straks een beroep doe op verschillende teksten, beweer ik niet dat er doopwater in die teksten zit. De kwestie is of we onze kinderen daar kunnen vinden en hoe de Schrift over hen spreekt. Het argument is niet om een bepaald soort persoon te laten zien die het sacrament ontvangt, en daarmee de zaak te maken, maar om te laten zien dat een bepaald soort persoon een bepaalde status heeft, en hoe mensen met die status zeker welkom zouden moeten zijn bij het sacrament.

Als we inderdaad teksten hebben die aangeven dat kinderen (van gelovige ouders) in het algemeen zoals ze geboren zijn, in Christus zijn en onderdeel van het Nieuwe Verbond (en dus de Heilige Geest ontvangen hebben, de wet in hun hart, de Heere kennen, en vergeving van zonden hebben ontvangen zoals Jeremia 31 en Hebreeën 8 het zegt), dan zou ik ze dopen. Maar leert de Bijbel dat?

Jezus en de kinderen

“En zij brachten ook de jonge kinderen bij Hem, opdat Hij die zou aanraken. En toen de discipelen dat zagen, bestraften ze hen. 16 Jezus echter riep die kleinen tot Zich en zei: Laat de kleine kinderen tot Mij komen en verhinder hen niet,  want voor zulke mensen is het Koninkrijk van God. 17 Voorwaar zeg Ik u: Wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal daarin beslist niet binnengaan.” (Lukas 18:15-17).

Dus zuigelingen worden tot Christus gebracht (vers 15) en Jezus beschrijft het als hen tot Hem laten komen (vers 16), en alsof Hij ons wil verhinderen te zeggen dat dit slechts een stijlfiguur was, verklaart Hij hun status zeer krachtig: “van zulke mensen is het Koninkrijk”, en hoe we erin slagen om Zijn volgende uitspraak, dat wij volwassenen meer zoals kinderen moeten worden, om te draaien in een vereiste dat kinderen meer zoals wij moeten worden, is iets dat ik moeilijk kan begrijpen.

Als we hieruit opmaken dat pasgeboren kinderen vanwege natuurlijke afstamming in Christus zijn en recht hebben op het Koninkrijk van God, wanneer verliezen ze dat recht dan? Want alle mensen die tot Jezus kwamen waren eens van die kleine kinderen. Ook Nicodemus. Hij was toen hij klein was als degenen voor wie het Koninkrijk van God was. Maar Hij moest opnieuw geboren worden om het binnen te gaan: 

Jezus antwoordde en zei tegen hem:

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien. 4 Nicodemus zei tegen Hem: Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is? Hij kan toch niet voor de tweede keer in de schoot van zijn moeder ingaan en geboren worden? 5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan. 6  Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest. 7 Verwonder u niet dat Ik tegen u gezegd heb: U moet opnieuw geboren worden. (Johannes 3:3-7)

Alle Israëlieten op de Pinksterdag, waren als degenen geweest voor wie het Koninkrijk van God was, maar dat was niet de voorwaarde om gedoopt te worden. Niet geboorte, al dan niet in een gelovige stamboom, maar wedergeboorte uitgedrukt in geloof en bekering waren de voorwaarde.

Ook al zouden ze totdat ze tot hun verstand gekomen zijn recht hebben op het Koninkrijk, dan nog is dat geen reden om ze te dopen omdat er volgens Jezus wedergeboorte moet plaatsvinden wat uitgedrukt wordt in geloof en bekering. En deze zijn de voorwaarden om gedoopt te worden.

Stel je voor, iemand heeft een boomgaard en op een dag stuurt hij een medewerker de boomgaard in om alle bomen met bloesem te markeren met een rood lint. De medewerker gaat aan de slag en aan het einde van de dag komt de eigenaar en ziet dat alle bomen een rood lint hebben. Hij vraagt aan de medewerker wat hij gedaan heeft. Dit was niet de opdracht, nu hadden ook alle bomen zonder bloesem een lint. Hij antwoordde: Maar ze zullen bloesem voortbrengen, het zijn ook appelbomen net als de andere. Maar antwoord de eigenaar, dit was niet de opdracht. Ik wilde alleen linten om de bomen met bloesem. 

Wat de status van kinderen ook is, wat was de opdracht van Jezus?

“Ga dan heen, maak discipelen (in het Grieks zoals ook in Handelingen 14:21), hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.” (Mattheüs 28:19)

Wie moeten gedoopt worden in de grote opdracht van Jezus? Discipelen, onder alle volken. Wanneer is het geoorloofd om ze te markeren met de doop? Als ze alles, (zelfs fysieke afstamming) willen achterlaten en Jezus willen volgen (Lukas 14:26), als ze met heel hun hart geloven (Handelingen 8:37).

Kinderen van gelovigen zijn heilig

En in 1 Korinthe behandelt Paulus de kwestie van gemengde huwelijken. Is het een zonde voor een Christelijke echtgenoot om seks te hebben met hun ongelovige partner? Paulus’ antwoord is dat het geen zonde is, maar wat zou de status van de kinderen dan zijn? Dit is een hele praktische vraag, en Paulus zegt dat de kinderen van ten minste één Christelijke ouder moeten worden beschouwd als heiligen:

“Want de ongelovige man is geheiligd door zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd door haar man. Anders waren immers uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.” (1 Korinthe 7:14)

Paulus leert dus dat een kind van ten minste één Christelijke ouder heilig is. Het Griekse woord is “hagia”, en het is vrij opvallend dat in het hele Nieuwe Testament dit bijvoeglijk naamwoord, wanneer het wordt toegepast op mensen, overwegend wordt vertaald als “heiligen”. Waarom noemen we verbondskinderen heiligen? Nou, omdat de Bijbel dat doet. En zouden heiligen niet gedoopt moeten worden?

Als de kinderen heilig zijn in de zin dat ze gedoopt mogen worden, dan volgt daaruit dat ook de ongelovige maar geheiligde man of vrouw, gedoopt mag worden en als een heilige gezien moet worden. Geheiligd betekent dat die ongelovige niet meer onrein is. Maar in welke zin? Dat hij vergeving van zonden heeft ontvangen? Dat hij opgenomen is in het verbond toen zijn vrouw tot geloof kwam? Dat ook hij nu in Christus is, ook al gelooft hij niet?

Nee. In deze zin is hij heilig. Hij is niet meer onrein voor zijn vrouw, zoals voedsel aan afgoden geofferd of wat ook in de schepping wat onder dankzegging genoten wordt. Zoals Paulus het zegt tegen Timotheüs:

 Zij verbieden te trouwen en gebieden zich te onthouden van voedsel, dat God geschapen heeft voor de gelovigen en voor hen die de waarheid hebben leren kennen, om  onder dankzegging aanvaard te worden. 4 Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets is verwerpelijk, wanneer het onder dankzegging aanvaard wordt. 5 Want het wordt geheiligd door het Woord van God en door het gebed. (1 Timotheüs 4:3-5)

Zo is de man geheiligd door de vrouw en zo zijn de kinderen heilig; niet de vrucht van zonde en verwerpelijk. Maar net als de man, die in zekere zin een heilige genoemd kan worden, is dit geen grond hem te dopen, en zo ook niet voor het kind.

Kinderen aan het Avondmaal

De argumenten die ik hier heb geschetst, zijn representatief voor de leer van de magisteriale hervormers. Hoewel we er in deze video geen tijd voor hebben, moeten we in ieder geval vermelden dat we een minderheidsstandpunt innemen over de sacramenten voor zover het kinderen en het avondmaal des Heeren betreft, omdat er twee sacramenten zijn in het Nieuwe Testament.

We zouden ook de kwestie van kinderen aan het Avondmaal moeten vermelden. Dit kan enigszins verwarrend zijn omdat veel kinderdopers ook geloofsavondmaalgangers zijn. Onze benadering hier in Christchurch is om de logica van dit laatste argument – het argument van status naar sacrament – toe te passen op de gepaste ontvangers van het avondmaal des Heeren. Omdat we hen gedoopt hebben, beschouwen we hen als deel van het lichaam, deel van het ene brood (1 Korinthe 10:17), en we geloven dat allen die brood zijn, brood zouden moeten krijgen.

Hierin is hij in ieder geval consequent, maar ik verwacht niet dat hij dit ook toepast in de praktijk. Ik hoop tenminste niet dat de pasgeboren baby van een paar weken oud brood en wijn krijgt. 

En daarnaast laat heel de Korinthebrief duidelijk zien wie dit lichaam vormen. Paulus maakt onderscheid tussen natuurlijke mensen, die nog niet opnieuw geboren zijn, en mensen die geestelijk zijn en de Heilige Geest (belijden te) hebben ontvangen (1 korinthe 2:13-14; 1 korinthe 6:19-20).

En als blijkt dat het slechts om een schijnbelijdenis ging door aanhoudende zonde, wordt dat lichaam onderscheiden en het zuurdeeg weggedaan. De gemeente moet dus zuiver gehouden worden, voor zo ver wij dat aan de hand van bekering en geloof kunnen beoordelen (1 Korinthe 5:6-7, 12-13).

En zo onderscheiden we het lichaam van Christus:

“Maar laat ieder mens zichzelf beproeven en laat hij zó eten van het brood en drinken uit de drinkbeker. 29 Want wie op onwaardige wijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, omdat hij het lichaam van de Heere niet onderscheidt.” (1 Korinthe 11:28-29)

Ieder mens die deelneemt moet zichzelf kunnen beproeven, anders zal het leiden tot oordeel, zo ernstig is het. Daarom ben ik blij dat de meeste kinderdopers niet zo consequent zijn als Douglas. Maar wel verlang ik dat zij de reden waarom ze kinderen niet aan het Avondmaal toelaten, ook toepassen op de doop. Zodat het lichaam van de Heere onderscheiden wordt.

Samenvatting

Er is veel veranderd onder het Nieuwe Verbond, het Nageslacht, de Messias, is gekomen en Hij heeft als het Nieuwe Verbondshoofd alle verbondszegeningen gekocht met Zijn bloed zodat ieder die gelooft als werkelijk nageslacht van Abraham gereken zal worden en de beloofde zegen zal ontvangen.

Rond dit ware nageslacht, rond gelovige kinderen van Christus wordt het Nieuwe Verbondsvolk gevormd. Gelovige Joden en heidenen werden door de doop toegevoegd aan de gemeente die zalig word en valse belijders en schijnheiligen worden uit dit nieuw gevormde volk verwijderd door de tucht. Dit is de continuïteit van het verbond, in Christus en dit is waar de schaduwen van het oude naar verwezen.