En Jezus zei tegen hem: Judas, verraadt u de Zoon des mensen met een kus? (Lukas 22:48)

Lees verder 1 Timotheüs 6:6—10.


En Jezus zei tegen hem: Judas, verraadt u de Zoon des mensen met een kus? (Lukas 22:48)

Lees verder 1 Timotheüs 6:6—10.


Ik geloof vast dat van alle hypocrieten, er voor de mensen die geld als hun god hebben het minst hoop is. Je kunt een gevallen Christen terugwinnen die zich niet gedragen heeft, hij kan zijn lust verafschuwen en zich er van afkeren. Maar ik vrees dat er maar weinig gevallen zijn van mensen die aangetast zijn door gierigheid en toch gered zijn. Ik denk dat het er zo weinig zijn dat je ze op een vingernagel kunt schrijven. Het is een zonde die de wereld niet afkeurt.

God weet hoe ik gebulderd heb tegen mensen die helemaal voor deze wereld zijn en toch doen alsof ze Christus volgen. Ze zeggen dan altijd, “dat is niet voor mij.” Wat ik volslagen naakte gierigheid noem, noemen zij voorzichtigheid, beleid en zuinigheid. En het gedrag wat ik zo minacht en bespuug doen zij, en ze denken dat hun handen aardig schoon zijn nadat ze dat gedaan hebben. Ze zitten daar als Gods volk, ze luisteren als Gods volk en denken dat ze, nadat ze Christus verkocht hebben voor een armzalige winst, naar de hemel gaan.

O zielen, we moeten het meest oppassen voor hebzucht! Het is niet geld, ook niet het gebrek aan geld maar de liefde voor geld die de wortel is van al het kwaad. Niet het krijgen van geld, ook niet het bewaren van geld maar de liefde voor geld, als we geld onze god maken, als we geld zien als ons belangrijkste geluk en niet op de zaak van Christus letten, of op Zijn waarheid, of op Zijn heilige leven en alles op willen offeren voor winst. O zulke mensen doen een grote zonde, hun verderf zal zeker en rechtvaardig zijn.

Ik geloof vast dat van alle hypocrieten, er voor de mensen die geld als hun god hebben het minst hoop is. Je kunt een gevallen Christen terugwinnen die zich niet gedragen heeft, hij kan zijn lust verafschuwen en zich er van afkeren. Maar ik vrees dat er maar weinig gevallen zijn van mensen die aangetast zijn door gierigheid en toch gered zijn. Ik denk dat het er zo weinig zijn dat je ze op een vingernagel kunt schrijven. Het is een zonde die de wereld niet afkeurt.

God weet hoe ik gebulderd heb tegen mensen die helemaal voor deze wereld zijn en toch doen alsof ze Christus volgen. Ze zeggen dan altijd, “dat is niet voor mij.” Wat ik volslagen naakte gierigheid noem, noemen zij voorzichtigheid, beleid en zuinigheid. En het gedrag wat ik zo minacht en bespuug doen zij, en ze denken dat hun handen aardig schoon zijn nadat ze dat gedaan hebben. Ze zitten daar als Gods volk, ze luisteren als Gods volk en denken dat ze, nadat ze Christus verkocht hebben voor een armzalige winst, naar de hemel gaan.

O zielen, we moeten het meest oppassen voor hebzucht! Het is niet geld, ook niet het gebrek aan geld maar de liefde voor geld die de wortel is van al het kwaad. Niet het krijgen van geld, ook niet het bewaren van geld maar de liefde voor geld, als we geld onze god maken, als we geld zien als ons belangrijkste geluk en niet op de zaak van Christus letten, of op Zijn waarheid, of op Zijn heilige leven en alles op willen offeren voor winst. O zulke mensen doen een grote zonde, hun verderf zal zeker en rechtvaardig zijn.

Ter overdenking

Gierigheid verschijnt meestal in het Nieuwe Testament in de lijst van schandalig gedrag (Markus 7:22; Romeinen 1:29; 1 Korinthe 5:10—11; 6:10; Efeze 5:3,5; Kolossenzen 3:5; 2 Timotheüs 2:5). Pas er voor op (Lukas 12:3—6). Judas deed dat niet. Zijn reactie op het mislopen van een klein fortuin (Johannes 12:3—6) was het verraden van de Heere. Hij gaf Jezus Christus voor financiële winst (Mattheüs 26:6—16), het bleek zijn eigen ondergang (Mattheüs 27:3—5; 1 Timotheüs 6:9). “U zult niet begeren” (Exodus 20:17).

Preek 494, 15 februari 1863

Beschikbaar gesteld door Day One


Ter overdenking

Gierigheid verschijnt meestal in het Nieuwe Testament in de lijst van schandalig gedrag (Markus 7:22; Romeinen 1:29; 1 Korinthe 5:10—11; 6:10; Efeze 5:3,5; Kolossenzen 3:5; 2 Timotheüs 2:5). Pas er voor op (Lukas 12:3—6). Judas deed dat niet. Zijn reactie op het mislopen van een klein fortuin (Johannes 12:3—6) was het verraden van de Heere. Hij gaf Jezus Christus voor financiële winst (Mattheüs 26:6—16), het bleek zijn eigen ondergang (Mattheüs 27:3—5; 1 Timotheüs 6:9). “U zult niet begeren” (Exodus 20:17).

Preek 494, 15 februari 1863

Beschikbaar gesteld door Day One