En de HEERE God riep Adam en zei tegen hem: Waar bent u? (Genesis 3:9)
Lees verder Lukas 5:1—10; 27—32.
En de HEERE God riep Adam en zei tegen hem: Waar bent u? (Genesis 3:9)
Lees verder Lukas 5:1—10; 27—32.
Verloren zondaren, jullie vergaan, hoor de stem van God want Hij spreekt tot je. “Waar ben je, want Ik ben gekomen om je op te zoeken.” “Heere, ik ben niet in staat zelf iets te doen.” “Daarom ben ik gekomen om jou te zoeken en alles voor jou te doen.” “Heere, de wet bedreigt mij en het recht kijkt boos naar mij.” “Ik ben gekomen om de bedreigingen van de wet te beantwoorden en alle rechtvaardige toorn te dragen.”
“Maar Heere, ik heb niet het berouw wat ik zou willen hebben.” “Ik ben gekomen om je op te zoeken en ik ben hoogverheven om je berouw en vergeving van zonden te geven.” “Maar Heere, ik kan U niet geloven, ik kan niet geloven zoals ik zou willen geloven.” “Het geknakte riet zal Ik niet verbreken en de uitdovende vlaspit zal Ik niet uitblussen, Ik ben gekomen om je geloof te geven.”
“Maar Heere, mijn gebeden kunt U nooit aanvaarden.” “Ik ben gekomen om voor je te bidden, dan geef ik je waar je naar verlangt.” “Maar Heere, U weet niet wat voor een wrak ik ben.” “Ja, Ik ken je. Maar Ik vraag aan jou waar je bent zodat je weet waar je bent, want ik weet dat zelf goed genoeg.”
“Maar Heere, ik ben de grootste zondaar geweest. Niemand heeft zijn schuld zo verergerd als ik.” “Waar je ook bent, Ik ben gekomen om je te redden.” “Maar ik ben buiten de samenleving gevallen. “Ik ben gekomen om de verdrevenen van Israel bijeen te brengen.” O, maar ik heb hopeloos gezondigd.” “Zeker, maar Ik ben gekomen om hopeloze zondaren hoop te geven.”
“Maar ik verdien het om verloren te gaan.” “Zeker, maar Ik ben gekomen om de wet te verheerlijken en te eren en zo geef Ik wat je verdient in Jezus Christus, Ik geef je Mijn genade op Zijn kosten.”
Verloren zondaren, jullie vergaan, hoor de stem van God want Hij spreekt tot je. “Waar ben je, want Ik ben gekomen om je op te zoeken.” “Heere, ik ben niet in staat zelf iets te doen.” “Daarom ben ik gekomen om jou te zoeken en alles voor jou te doen.” “Heere, de wet bedreigt mij en het recht kijkt boos naar mij.” “Ik ben gekomen om de bedreigingen van de wet te beantwoorden en alle rechtvaardige toorn te dragen.”
“Maar Heere, ik heb niet het berouw wat ik zou willen hebben.” “Ik ben gekomen om je op te zoeken en ik ben hoogverheven om je berouw en vergeving van zonden te geven.” “Maar Heere, ik kan U niet geloven, ik kan niet geloven zoals ik zou willen geloven.” “Het geknakte riet zal Ik niet verbreken en de uitdovende vlaspit zal Ik niet uitblussen, Ik ben gekomen om je geloof te geven.”
“Maar Heere, mijn gebeden kunt U nooit aanvaarden.” “Ik ben gekomen om voor je te bidden, dan geef ik je waar je naar verlangt.” “Maar Heere, U weet niet wat voor een wrak ik ben.” “Ja, Ik ken je. Maar Ik vraag aan jou waar je bent zodat je weet waar je bent, want ik weet dat zelf goed genoeg.”
“Maar Heere, ik ben de grootste zondaar geweest. Niemand heeft zijn schuld zo verergerd als ik.” “Waar je ook bent, Ik ben gekomen om je te redden.” “Maar ik ben buiten de samenleving gevallen. “Ik ben gekomen om de verdrevenen van Israel bijeen te brengen.” O, maar ik heb hopeloos gezondigd.” “Zeker, maar Ik ben gekomen om hopeloze zondaren hoop te geven.”
“Maar ik verdien het om verloren te gaan.” “Zeker, maar Ik ben gekomen om de wet te verheerlijken en te eren en zo geef Ik wat je verdient in Jezus Christus, Ik geef je Mijn genade op Zijn kosten.”
Ter overdenking
Een verhaal wat lijkt te beginnen met een zondaar die de Heere Jezus Christus lijkt te zoeken (Lukas 19:1–4) eindigt met het benadrukken dat Christus kwam om verloren zondaren op te zoeken (Lukas 19:5–10).
Preek 412, 6 oktober 1861
Beschikbaar gesteld door Day One
Ter overdenking
Een verhaal wat lijkt te beginnen met een zondaar die de Heere Jezus Christus lijkt te zoeken (Lukas 19:1–4) eindigt met het benadrukken dat Christus kwam om verloren zondaren op te zoeken (Lukas 19:5–10).
Preek 412, 6 oktober 1861
Beschikbaar gesteld door Day One