Heb de wereld niet lief en ook niet wat in de wereld is. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem. (1 Johannes 2:15)
Heb de wereld niet lief en ook niet wat in de wereld is. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem. (1 Johannes 2:15)
Er zijn twee manieren waarop iemand die beter gedrag wil aanmoedigen kan proberen om de liefde voor de wereld uit het mensenhart te verdrijven.
De eerste is door te laten zien hoe leeg de wereld is. Zo wordt het hart gedrongen om zich terug te trekken van datgene wat waardeloos is.
De tweede manier is door iets anders voor te stellen, namelijk God, die zijn toewijding meer waard is. Hierdoor wordt het hart ertoe gedrongen om niet de oude liefde op te geven zonder dat er iets voor in de plaats komt. In plaats daarvan ruilt het een oude liefde in voor een nieuwe liefde.
Het is mijn doel om te laten zien dat vanwege de aard van onze natuur, de eerste methode volkomen ontoereikend en ineffectief is. Daarnaast wil ik aantonen dat alleen de laatste methode voldoende zal zijn voor de redding en het herstel van het hart. Het gaat hier om het hart dat beheerst wordt door verkeerde liefde. Nadat ik dit doel bereikt heb, zal ik enkele praktische inzichten delen.
Liefde kan op twee verschillende manieren worden gezien.
De eerste is wanneer datgene wat we liefhebben op afstand is, dan wordt het liefde die uitgedrukt wordt in verlangen.
De tweede is wanneer datgene wat we liefhebben dichtbij is, dan wordt het liefde die uitgedrukt wordt in genieten.
Door de prikkel van verlangen voelt de mens zich gedrongen om iets te doen wat voldoening geeft. De geestelijke krachten worden hard aan het werk gezet. In de aanhoudende gerichtheid op dat ene grote doel, wordt zijn aandacht afgetrokken van de vele gedachtengangen waarin hij anders zou kunnen afdwalen; en gericht op het ene doel, worden de krachten van zijn lichaam weggetrokken van een luiheid waarin hij anders zou kunnen wegzinken. In plaats daarvan wordt de tijd gevuld met bezigheid, die anders, zonder iets waar vurig aan wordt toegewijd, verspild zou worden in opeenvolgende uren van verveling en afkeer.
Hoop wordt niet altijd verlevendigd. De hoop wordt ook niet altijd met succes bekroond. Toch gebeurt er iets positiefs temidden van deze veelzijdigheid, ondanks de afwisselingen van incidentele teleurstelling. Het mechanisme van de hele mens wordt in een soort passend spel gehouden. Hij wordt in die stemming en dat humeur gehouden die het aangenaamst voor hem zijn.
Zozeer zelfs, dat het mechanisme zou stoppen als het verlangen verwijderd zou worden. Het verlangen wat het uitgangspunt is van al deze beweging. En als het geen prikkel zou ontvangen van een ander verlangen dat ervoor in de plaats komt, zou de mens achterblijven met al zijn neigingen om iets te doen in een toestand van hele pijnlijke en onnatuurlijke verlatenheid.
Iemand die gevoelig is lijdt en is geschonden wanneer, nadat hij helemaal is uitgerust van zijn vermoeidheid, of verlost is van zijn pijn toch bepaalde krachten blijft houden, zonder dat die krachten geprikkeld worden. Iemand lijdt wanneer er een vermogen is om te verlangen zonder dat er iets is waarnaar verlangd kan worden, of als er energie is zonder tegenpool en zonder stimulans om deze energie te gebruiken.
Hoe moeilijk dat is merkt vooral iemand die stopt met zijn bedrijf, zijn baan, of iemand die de speeltafel, of wat er ook maar na jagen valt opgeeft. Zo groot is de behoefte van onze natuur om iets na te jagen, dat geen opeenstapeling van eerdere voldoening die behoefte kan uitdoven – en zo komt het dat de meest voorspoedige handelaar, en de meest glorieuze generaal, en de meest fortuinlijke gokker, wanneer er een einde is gekomen aan hun bezigheden, wegkwijnen tussen alles wat ze bereikt hebben, alsof ze niet meer in hun element zijn, waar ze zichthuis voelden en vreugde vonden.
Met die essentiële behoefte om bezig te zijn, is het tevergeefs wanneer we slechts de bron of de motivatie van een bezigheid verwijderen, zonder daar een andere bron of motivatie voor in de plaats te stellen. Heel het hart en de neiging tot conditionering zullen ertegen in opstand komen. De vrouw die anders niet zo veel te doen heeft en daarom elke avond uren doorbrengt met kaarten, weet net zo goed als jij dat de financiële winst, of de eer van een gewonnen spel, niets waard is. Maar het zal haar niet wegtrekken van de bezigheid die zo heerlijk en kostbaar voor haar is als je haar alleen maar laat zien hoe leeg het is. Als die gewoonte verdrongen wordt, enkel door te laten zien hoe leeg het is, blijft er niets anders over dan een negatieve en vreugdeloze leegte. Maar een gewoonte wordt wel verdrongen door een andere gewoonte en bezigheid waartoe de kracht van een nieuwe liefde haar dringt. De gewoonte wordt bijvoorbeeld graag opzijgezet op een avond die normaal gesproken met kaarten werd doorgebracht, als er die avond visite komt. Sterker dan te laten zien hoe dwaas en waardeloos de eerste liefde is, is de overheersende kracht van een tweede liefde.
En zo is het ook in de grote wereld. We zullen nooit in staat zijn om een van haar belangrijkste ambities te stoppen, door alleen maar te laten zien hoe leeg het is. Het is volkomen tevergeefs om een van deze wereldse ambities te stoppen zonder een andere op te wekken. Wanneer we iemand uit de wereld, die intensief bezig is met het najagen van wereldse ambities, stil willen zetten, hebben we niet alleen te maken met de aantrekkingskracht van deze ambities, maar ook met de voldoening die hij daarin vindt. Het is niet genoeg wanneer we de aantrekkingskracht verbreken door een morele, goed geformuleerde en ontroerende uiteenzetting van haar bedrieglijkheid. We moeten de ogen van zijn gedachten op een andere liefde richten die sterk genoeg is om de eerste liefde van zijn invloed te ontdoen, die hem verbind aan een andere doel wat net zo interssant, hoopvol en aangenaam is als het vorige.
Dit bestempeld alle morele en ontoereikende betogingen over de nietigheid van deze wereld als machteloos. Niemand zal ermee instemmen om zonder doel te leven, ook al is dat doel nietig. Ook zal niemand er mee instemmen om niet bezig te zijn, ook al leidt die bezigheid tot iets onbeduidends of vergankelijks, net zomin als iemand vrijwillig een marteling zou ondergaan, ook al is die marteling van korte duur. Als het volledig zonder verlangen en zonder inspanning zijn een toestand van ongemak en strijd is, dan kan het huidige verlangen met de bijbehorende reeks inspanningen niet simpelweg worden weggenomen door het te vernietigen. Het moet worden vervangen door een ander verlangen en een andere lijn of gewoonte van inspanning.
De meest effectieve manier om de geest af te wenden van het ene object, is niet door het te richten op een verlaten en uitgestorven leegte, maar door het een ander object voor te houden dat nog aantrekkelijker is.
Deze opmerkingen zijn niet alleen van toepassing op liefde gezien als een verlangen naar iets wat nog niet verkregen is. Ze gelden ook voor liefde in de vorm van genot of rustige voldoening met iets wat al in bezit is. Het komt zelden voor dat onze voorkeuren vanzelf verdwijnen door een natuurlijk uitdovingsproces. In ieder geval gebeurt dit maar zeer zelden door redenering alleen. Het kan gebeuren door overmatig verwennen, maar bijna nooit door louter wilskracht. Maar wat niet vernietigd kan worden, kan wel verdrongen worden. De ene voorkeur kan plaatsmaken voor een andere, en zo kan het zijn kracht als heersende liefde in ons hart volledig verliezen.
Zo komt het dat de jongen uiteindelijk niet langer slaaf is van zijn eetlust, alleen omdat een volwassener smaak deze nu onder controle heeft gebracht. De jongen maakt niet langer een afgod van die voldoening, alleen omdat de afgod van rijkdom nu sterker is geworden en de overhand heeft gekregen. Zelfs de liefde voor geld verliest zijn macht over het hart van veel welvarende mensen, alleen omdat hij meegezogen wordt in de druktes van de stadspolitiek, er is een andere liefde in zijn morele systeem geslopen en nu wordt hij overheerst door de liefde voor macht.
Bij geen van deze veranderingen blijft het hart zonder object. Het verlangen naar één bepaald object kan overwonnen worden, maar het verlangen om überhaupt een object te hebben is onoverwinbaar. De gehechtheid aan datgene waaraan het hart de voorkeur geeft, kan niet zomaar weggenomen worden door een simpele verwijdering. Het kan alleen gebeuren doordat er iets anders aangeboden wordt, waar het hart een nog sterkere en krachtigere voorkeur voor kan voelen.
Zo sterk is de grijpende neiging van het menselijk hart, dat het iets moet hebben om zich aan vast te klampen. Als dat weggenomen zou worden zonder iets anders ervoor in de plaats te stellen, zou dat een leegte en gemis achterlaten dat net zo pijnlijk is voor de geest als honger voor het lichaam. Het kan van één object of van meerdere ontdaan worden, maar niet van alles tegelijk.
Stel je een levend en gevoelig hart voor, maar zonder liefde of verbondenheid met de dingen buiten het hart. In een toestand van troosteloze verlatenheid zou het nergens meer om geven behalve de last van zijn eigen bewustzijn, en dat zal het als ondraaglijk ervaren. Het zou voor zo iemand geen verschil maken of hij midden in een vrolijke en mooie wereld woonde, of ver buiten de grenzen van de schepping als een eenzame eenling in donkere en uitgestorven leegte.
Het hart moet iets hebben om zich aan vast te klampen. Nooit zal het zich vrijwillig zo ontdoen van al zijn gehechtheden dat er geen enkel object meer overblijft waaraan het zich kan hechten of dat het kan aantrekken.
De ellende van een hart dat zo beroofd is van alle smaak voor wat vroeger vreugde gaf, wordt treffend geïllustreerd bij hen die, voldaan van overmatig genot, als het ware zo afgemat zijn door de verscheidenheid en intensiteit van de aangename sensaties die ze hebben ervaren, dat ze uiteindelijk uitgeput zijn geraakt en niet meer in staat zijn tot enige gevoel.
De kwaal van lusteloosheid komt vaker voor in de Franse hoofdstad, waar vermaak vaker de enkele bezigheid is van de hogere klassen, dan in de Britse hoofdstad, waar de verlangens van het hart meer gevarieerd zijn door de bronnen van zaken en politiek. Er zijn de aanbidders van de mode, die op deze manier uiteindelijk de slachtoffers zijn geworden van modieuze excessen – bij wie juist de veelheid aan voldoening uiteindelijk hun vermogen tot genieten heeft uitgedoofd – die, met alle voldoening van kunst en natuur tot hun beschikking, nu met een blik van smakeloosheid kijken naar alles om hen heen – die, overstelpt met de voldoening van zintuigen en pracht tot aan vermoeidheid toe, en niet in staat tot hogere genoegens, aan het einde van al hun idealen zijn gekomen, en net als Salomo vroeger, hebben ontdekt dat het vluchtig is en najagen van wind (Prediker 1:14).
De mens van wie het hart zo in een woestijn is veranderd, kan getuigen van de ondraaglijke lusteloosheid die moet volgen wanneer de ene liefde zo uit het hart wordt gerukt zonder dat er een andere voor in de plaats komt. Het is niet nodig dat iemand pijn ervaart om ellendig te worden. Het is al genoeg dat hij met afkeer naar alles kijkt – en in dat toevluchtsoord voor verwarde geesten, waar zowel het orgaan van gevoel als het orgaan van intellect is aangetast, is het niet in de cel waar luide en uitzinnige kreten klinken waar we de piek van geestelijk lijden zullen aantreffen. Maar dit is degene die ellendiger is dan al zijn vrienden, degene die in de hele uitgestrektheid van de natuur en in de hele samenleving niet één object tegenkomt dat de macht heeft om hem in te nemen of te interesseren; die noch op de aarde beneden noch in de hemel boven een enkele aantrekkingskracht kent waaraan zijn hart verlangend aan kan beantwoorden; voor wie de wereld, in zijn ogen een uitgestrekte en lege woestenij, niets voor hem heeft overgelaten dan zijn eigen bewustzijn om zich mee te voeden – dood voor alles wat buiten hem is, en levend voor niets anders dan de last van zijn eigen trage en nutteloze bestaan.
Nu wordt het misschien duidelijk waarom het hart zo hardnekkig vasthoudt aan zijn huidige liefdes – wanneer geprobeerd wordt ze weg te nemen door een proces van verwijdering. Het zal er niet mee instemmen om zo verwoest te worden. De sterke, die dat hart bezet, kan gedwongen worden plaats te maken voor een andere bewoner – maar tenzij iemand anders die sterker is dan hij de macht heeft om hem te verdrijven en op te volgen, zal hij zijn huidige verblijfplaats onbeweeglijk vasthouden. Het hart zou in opstand komen tegen zijn eigen leegte. Het zou het niet kunnen verdragen om zo achtergelaten te worden in een staat van leegte en troosteloos gebrek aan kleur.
Iemand die beter gedrag wil aanmoedigen en zo’n proces van verdrijving op het hart probeert, wordt bij elke stap tegengewerkt door de terugslag van het mechanisme van het hart. Jullie weten dat de natuur een hekel heeft aan een vacuüm. Zo is in ieder geval de aard van het hart, dat hoewel de ruimte erin de ene bewoner voor de andere kan verwisselen, het niet leeg kan worden gelaten zonder de pijn van het meest ondraaglijke lijden. Het is dus niet genoeg om de dwaasheid te laten zien van de bestaande liefde. Het is niet genoeg om krachtig of aangrijpend de vergankelijkheid aan te tonen van het object. Het is misschien zelfs niet genoeg om de dreigementen en angsten van een komende wraak te verbinden aan het toegeven eraan. Het hart kan nog steeds weerstand bieden tegen elke toepassing waardoor het uiteindelijk in een toestand zou komen die zo in strijd is met al zijn begeerten, namelijk die van volkomen leegheid. Een liefde zo uit het hart rukken dat er geen enkele voorkeur of gehechtheid overblijft, zou een moeilijke en hopeloze onderneming zijn. Het lijkt erop dat enkel de heerschappij van een andere liefde krachtig genoeg is en ingezet kan worden om iets uit te drijven.
We kennen geen ingrijpender verbod op de natuurlijke liefde dan wat de apostel ons in dit vers voorhoudt. Een mens in wie het grote en overheersende principe van wedergeboorte nog niet is binnengedrongen, vragen om zijn liefde weg te nemen van alle dingen die in de wereld zijn, is hem vragen om alle liefdes in zijn hart op te geven. De wereld is alles voor de natuurlijke mens. Hij heeft geen smaak of verlangen dat niet gericht is op iets binnen de grenzen van zijn zichtbare horizon. Hij houdt van niets daarboven en geeft om niets daarbuiten. Hem vragen de wereld niet lief te hebben, is als een uitzettingsbevel voor alles wat in zijn hart huist.
Om de omvang en moeilijkheid van zo’n overgave in te schatten, hoeven we alleen maar te bedenken dat het even lastig zou zijn om hem over te halen rijkdom – slechts één van de dingen in de wereld – niet lief te hebben, als om hem over te halen moedwillig zijn eigen bezit in brand te steken. Dit laatste zou hij met grote en pijnlijke tegenzin kunnen doen, als hij zag dat zijn leven ervan afhing. Maar hij zou het gewillig doen als hij zag dat er onmiddellijk een nieuw bezit wat tien keer zo veel waard was, zou verrijzen uit de puinhopen van het oude.
In dit geval is er meer aan de hand dan alleen het verdrijven van een liefde. De ene liefde wordt overweldigd door de andere. Maar als het hart berooft wordt van alle liefde voor de dingen van de wereld, zonder er een andere liefde voor in de plaats te stellen, zou dat een tegennatuurlijk gewelddadig proces zijn, net als het vernietigen van alles wat hij in de wereld heeft zonder hem er iets voor terug te geven. Dus als het niet liefhebben van de wereld onmisbaar is voor iemands geloof, dan is de kruisiging van de oude mens geen overdreven term om die overgang in zijn leven te markeren, wanneer alle oude dingen voorbijgaan en alle dingen nieuw worden.
We hopen dat je inmiddels begrijpt dat het niet genoeg is om te laten zien dat de wereld leeg is. Het enige praktische effect ervan, als het er al zou zijn, is dat het hart in een ondraaglijke toestand wordt achtergelaten, namelijk een toestand van pure leegte en afkeuring. Je herinnert je misschien nog wel de hechte en ongebroken vasthoudendheid waarmee je hart vaak terugkeerde naar bezigheden waarover het gisteren nog zuchtte en huilde vanwege de volslagen leegte ervan.
Als je op zondag bedenkt hoe kort het leven is, kan dat de duidelijkste indruk maken op je verstand – en vanaf een denkbeeldige sterfbed kan de prediker een stem laten klinken die alle aardse bezigheden berispt en bespot – en terwijl hij je de voorbijgaande generaties van mensen voor ogen schildert, met het allesverslindende graf waarheen alle vreugden en belangen van de wereld zich haasten naar hun zekere en snelle vergetelheid, kan jij, geraakt en tot bezinning gebracht door zijn betoog, voor even het gevoel hebben alsof je op het punt staat je definitief los te maken van dat lege tafereel.
Maar de volgende dag breekt aan, en de drukte van de wereld, de dingen van de wereld, en de drijvende krachten van de wereld komen met de morgen – het mechanisme van het hart, dat iets moet hebben om zich aan vast te klampen of aan te hechten, brengt het onder een soort morele verplichting om net zo te handelen als voorheen – in volledige afkeer van de toestand die zo onvriendelijk zowel vreugde als verlangen had uitgeblust, voelt het al de warmte en drang van zijn oude verlangens. Ook in de gewoonte en geschiedenis van de hele mens kunnen we niet één teken van het nieuwe schepsel ontdekken – zo is de kerk, in plaats van voor hem een school van gehoorzaamheid te zijn, slechts een plek geweest voor de luxe van een voorbijgaande en opzichtige emotie. En de prediking die machtig is om de aandacht te vangen, die machtig is om luisteraars stil en plechtig te maken, zodat er bijna een tragische gevoel heerst, en die speelt met je verbeelding, is niet machtig genoeg om bolwerken neer te halen.
De liefde voor de wereld kan niet worden uitgeroeid door slechts aan te tonen hoe waardeloos de wereld is. Maar kan ze niet worden vervangen door de liefde voor iets wat waardiger is? Het hart kan niet worden overgehaald om afstand te doen van de wereld door een simpele overgave. Maar kan het hart niet worden overgehaald om een andere liefde voorrang te geven, een liefde die de wereld ondergeschikt maakt en haar van haar gebruikelijke overheersing berooft?
Als er iemand op die troon moet zitten, en de tiran die nu regeert deze onrechtmatig heeft bezet, zal hij misschien niet weggaan uit een hart dat hem liever vasthoudt dan leeg achterlaat. Maar kan hij niet plaatsmaken voor de rechtmatige vorst, die verschijnt met alle aantrekkingskracht die graag ontvangen wordt, en die Zijn grote macht aanwendt om de morele natuur van de mens te onderwerpen en erover te heersen?
Kortom, als de manier om het hart los te maken van de positieve liefde voor één groot en overheersend object, is om het te hechten in positieve liefde aan een ander, dan is het niet door de waardeloosheid van het eerste bloot te leggen, maar door het geestesoog te richten op de waarde en voortreffelijkheid van het laatste, dat alle oude dingen voorbij moeten gaan en alle dingen nieuw moeten worden.
Al onze huidige verlangens uitwissen door ze simpelweg uit te roeien, en zo de troon ervan onbezet te laten, zou betekenen dat we het oude karakter vernietigen en er geen nieuw karakter voor in de plaats stellen. Maar wanneer de oude verlangens verdwijnen bij de komst van nieuwe verlangens; wanneer ze hun heerschappij opgeven aan de kracht en overheersing van nieuwe verlangens; wanneer ze, door het hart aan eenzaamheid over te laten, slechts plaatsmaken voor een opvolger die het weer tot een net zo vervulde verblijfplaats van verlangen, belang en verwachting maakt als voorheen – dan is er niets in dit alles dat ingaat tegen de wetten van onze gevoelige natuur – en we zien hoe, in volledige overeenstemming met het mechanisme van het hart, er een grote morele revolutie in kan plaatsvinden.
Dit verklaart, zo hopen we, de werking van die aantrekkingskracht die samengaat met de krachtige prediking van het Evangelie. De liefde voor God en de liefde voor de wereld zijn twee liefdes die niet alleen met elkaar strijden, maar zelfs vijandig tegenover elkaar staan – en wel zo onverzoenlijk, dat ze niet samen in hetzelfde hart kunnen wonen. We hebben al gezegd hoe onmogelijk het voor het hart zou zijn om op eigen kracht de wereld van zich af te werpen en zichzelf zo tot een woestenij te maken. Zo is het hart niet gemaakt; en de enige manier om het te ontdoen van een oude liefde, is door de uitdrijvende kracht van een nieuwe.
Niets overtreft de omvang van de vereiste verandering in iemands karakter – wanneer hem in het Nieuwe Testament wordt opgedragen om de wereld niet lief te hebben, noch de dingen die in de wereld zijn. Want dit omvat alles wat hem dierbaar is in het bestaan, en komt neer op een bevel tot zelfvernietiging.
Maar dezelfde openbaring die zo’n machtige gehoorzaamheid vraagt, biedt ons ook een even machtig instrument voor gehoorzaamheid. Het brengt tot aan de deur van ons hart een liefde die, eenmaal op de troon gezeten, elke vorige bezetter ofwel ondergeschikt zal maken, ofwel zal wegsturen. Naast de wereld richt het het oog van de geest op Hem die de wereld gemaakt heeft, met dit unieke kenmerk: dat we in het Evangelie God zo zien, dat we Hem kunnen liefhebben.
Het is daar, en alleen daar, waar God zich openbaart als een object van vertrouwen voor zondaars. En alleen daar wordt ons verlangen naar Hem niet verkild tot onverschilligheid door menselijke schuld die elke toenadering blokkeert die niet via de aangestelde Middelaar gaat. Door deze betere hoop binnen te dragen, naderen we tot God – leven zonder hoop is leven zonder God; en als het hart zonder God is, dan zal de wereld alle overhand hebben.
Het is God, begrepen door de gelovige als God in Christus, die de wereld alleen van deze overheersing kan ontdoen. Het is wanneer Hij ontdaan is van de verschrikkingen die bij Hem horen als een wetgever tegen wie we gezondigd hebben, wanneer we door het geloof, dat Zijn eigen gave is, in staat zijn om Zijn heerlijkheid te zien in het aangezicht van Jezus Christus, en wanneer we Zijn smekende stem te horen, die welwillendheid verkondigt aan mensen en de terugkeer vraagt van allen die willen tot een volledige vergeving en een genadige aanvaarding – het is dan dat een liefde die boven de liefde voor de wereld uitstijgt, en haar uiteindelijk verdrijft, voor het eerst opkomt in het wedergeboren hart.
Het is wanneer we bevrijd zijn van de geest van slavernij waarmee liefde niet kan samenwonen, en wanneer we toegelaten worden tot het getal van Gods kinderen door het geloof in Christus Jezus, dat de geest van aanneming over ons wordt uitgestort – het is dan dat het hart, onder de heerschappij van één grote en overheersende liefde gebracht, bevrijd wordt van de tirannie van zijn vroegere verlangens, op de enige manier waarop bevrijding mogelijk is.
En dat geloof, dat ons vanuit de hemel is geopenbaard als onmisbaar voor de rechtvaardiging van een zondaar in Gods ogen, is ook het instrument van de grootste van alle morele en geestelijke veroveringen op een natuur die dood is voor de invloed en buiten het bereik van elke andere benadering.
Zo kunnen we gaan begrijpen wat de meest krachtige vorm van prediking is. Het is niet genoeg om de wereld een spiegel van haar eigen onvolkomenheden voor te houden. Het is niet genoeg om aan te komen met een betoog, hoe aangrijpend ook, over het vluchtige karakter van al haar genoegens. Het is niet genoeg om je mee te nemen op de weg van de ervaring en tot het eigen geweten en de herinnering te spreken over de bedrieglijkheid van het hart en alles waar het hart op gericht is.
Er zijn weinig verkondigers van de evangelieboodschap van wie het natuurlijke onderscheidingsvermogen scherp genoeg is, om de huidige dwaasheden van de samenleving krachtig genoeg te kunnen beschrijven, en die genoeg talent hebben om daar een levendige en betrouwbare morele schets van te geven. Maar voor diezelfde verdorvenheid die hij niet in staat is in haar zichtbare details weer te geven, kan hij het praktische instrument zijn om die met wortel en tak uit te roeien.
Laat hem slechts een trouwe uitlegger zijn van de Evangelieboodschap – ook al is hij niet in staat om een beschrijvende hand toe te passen op het karakter van de huidige wereld, laat hem slechts nauwkeurig verslag doen van wat de openbaring hem heeft gebracht uit een andere wereld. Laat hem – onbekwaam als hij is in het werk van het zo ontleden van het hart, dat hij met de kracht van een romanschrijver een grafische of indrukwekkende voorstelling kan geven van de waardeloosheid van zijn vele liefdes – alleen maar omgaan met die mysteries van het bijzondere onderwijs, waarop de beste romanschrijvers hun spot hebben geworpen.
Hij is misschien niet in staat om met het oog van scherpe en satirische observatie de verlangens van wereldsgezindheid bloot te leggen zodat zijn luisteraars het snel begrijpen, maar met de boodschap van het Evangelie, hanteert hij het enige instrument wat de wereldgezindheid kan uitroeien. Hij kan niet doen wat sommigen hebben gedaan, toen ze als het ware door de hand van een tovenaar uit de verborgen schuilhoeken van onze natuur de zwakheden en sluimerende begeerten die erbij horen tevoorschijn hebben gehaald. Maar hij heeft een waarheid in zijn bezit die, in welk hart ze ook binnentreedt, als de staf van Aäron ze allemaal zal verslinden – en hoe onbekwaam hij ook mag zijn om de oude mens te beschrijven in al de fijnere schakeringen van zijn natuurlijke en wezenlijke vormen, bij hem berust die overheersende invloed waaronder de belangrijkste smaken en neigingen van de oude mens worden vernietigd, en hij een nieuw schepsel wordt in Jezus Christus onze Heere.
Daarom blijven we het enige krachtige en positieve instrument gebruiken om de liefde voor de wereld weg te nemen. Daarom gebruiken we elke legitieme methode om je hart te winnen voor de liefde van Hem die groter is dan de wereld.
Daarom nemen we, indien mogelijk, die sluier van ongeloof weg die het aangezicht van God zo verbergt en verduistert. Daarom dringen we erop aan dat Hij recht heeft op jouw liefde – en of het nu in de vorm van dankbaarheid is, of in de vorm van ontzag, laten we nooit ophouden te bevestigen dat in die hele wonderbaarlijke werkwijze, waarvan het doel is om een zondige wereld tot Hem terug te brengen – Hij, de God van liefde, Zichzelf zo toont in karakters van lieflijkheid, dat alleen geloof en begrip van jou kant nodig zijn om de liefde van je hart weer terug te roepen.
Laten we kijken naar het ongeloof van een werelds mens. Hij past zijn nuchtere, alledaagse ervaring toe op de hoge leerstellingen van het christendom. Wedergeboorte ziet hij als onmogelijk. Hij voelt de hardnekkigheid van zijn eigen hart voor de dingen van nu. Met een scherpe blik, getraind in het observeren van mensen, ziet hij dezelfde hardnekkigheid bij anderen. Hij concludeert dat het idee van een gekruisigde oude mens en een opgestane nieuwe mens volledig ingaat tegen alles wat we weten over de menselijke natuur.
We denken dat we zulke mensen hebben gezien, die stevig verschanst zijn in hun eigen krachtige en zelfbedachte wijsheid, en scherp letten op alles wat er door de week en in het dagelijks leven om hen heen gebeurt. Ze zien die verandering van het hart, waarbij het geleidelijk sterft voor de tijd en ontwaakt in het nieuwe leven van een nieuw gevoeld en steeds groeiend verlangen naar God, als niet meer dan een zondagse overpeinzing. Zo blijven ze tot het einde van hun dagen onbewogen te midden van de gevoelens, verlangens en bezigheden van de aardse dingen, terwijl al hun aandacht wordt opgeslokt door wereldse zaken.
Als de gedachte aan de dood en een leven daarna al bij hen opkomt, verbinden ze dat nooit met een radicale verandering zoals wedergeboorte als voorbereiding daarop. Ze hebben een vaag idee dat het wel genoeg is als ze hun verplichtingen tegenover anderen redelijk netjes nakomen. Ze denken dat ze op grond van zulke sociale en dagelijkse deugden, die vaak ook gerealiseerd worden door iemand in wiens hart de liefde voor God nooit is binnengekomen, veilig overgeplant zullen worden van deze wereld – waar God het Wezen is met wie ze bijna niets te maken hebben gehad – naar die wereld waar God het Wezen is met wie ze voornamelijk en direct te maken zullen hebben, voor alle eeuwigheid.
Ze geven toe dat alles wat gezegd wordt over de volslagen leegte van de tijd, als je die ziet als rustplaats, waar is. Maar ze verzetten zich tegen elke poging om het menselijk hart zo te veranderen dat het voortaan niet meer al zijn rust en verkwikking vindt in de belangen van deze tijd. Ze zien zo’n poging in feite als een luchtkasteel. Met een toon van wereldwijsheid, opgedaan uit de vertrouwdheden van alledaagse ervaringen, zien ze het als onrealistisch als er iets gezegd wordt over het richten van onze verlangens op de dingen die boven zijn; en over het wandelen door geloof; en over het bewaren van onze harten – in zo’n liefde voor God die de liefde voor de wereld buitensluit; en over het niet vertrouwen op het vlees; en over het zo verzaken van aardse dingen dat onze wandel in de hemel is.
Het is echt de moeite waard om op te merken hoe bij mensen die een afkeer hebben van het geestelijke christelijke leven, en het in feite als een onhaalbare verworvenheid beschouwen, hun ongeloof over de eisen van het christendom en hun ongeloof over het onderwijs van het christendom met elkaar overeenstemmen. Geen wonder dat ze het werk van het Nieuwe Testament als te zwaar ervaren, zolang ze de woorden van het Nieuwe Testament als onbelangrijk beschouwen.
Niemand kan het hart ontdoen van een oude liefde, behalve door de uitdrijvende kracht van een nieuwe – en als die nieuwe liefde de liefde voor God is, kan niemand die ontvangen, behalve door zo’n voorstelling van God die het hart van de zondaar naar Hem toetrekt. Juist hun ongeloof weerhoudt hun geest ervan deze voorstelling te zien. Ze zien Gods liefde niet in het zenden van Zijn Zoon naar de wereld. Ze zien Zijn tederheid niet voor mensen in het niet sparen van Hem, maar in het overgeven van Hem in de dood voor ons allen. Ze zien de toereikendheid van de verzoening niet, of het lijden dat werd doorstaan door Hem die de last droeg die zondaars hadden moeten dragen. Ze zien de gemengde heiligheid en barmhartigheid van God niet, dat Hij de overtredingen van Zijn schepselen voorbijging, maar ze niet voorbij kon gaan zonder verzoening.
Het is een mysterie voor hen hoe iemand van de natuurlijke staat naar de staat van godsvrucht kan overgaan – maar als ze slechts een gelovig zicht hadden op God geopenbaard in het vlees, zou dit voor hen het hele mysterie van de godsvrucht oplossen. Zoals het nu is, kunnen ze niet van hun oude liefdes afkomen, omdat ze geen zicht hebben op al die waarheden die invloed hebben om een nieuwe liefde op te wekken.
Ze zijn als de Israëlieten in Egypte, die stenen moesten maken zonder stro – ze kunnen God niet liefhebben, terwijl ze het enige voedsel missen dat deze liefde in het hart van een zondaar kan voeden – en hoe groot hun dwalingen ook mogen zijn, zowel in het weerstaan van de eisen van het Evangelie die ze onuitvoerbaar vinden, als in het verwerpen van de leer van het Evangelie, wat ze onaanvaardbaar vinden, toch is er geen geestelijk mens (en het is het voorrecht van hem die geestelijk is om allen te beoordelen) die niet zal inzien dat er een samenhang is in deze dwalingen.
Maar als er samenhang is in de dwalingen, is er ook samenhang in de waarheden die daar tegenover staan. Wie gelooft in de bijzondere leerstellingen, zal zich gemakkelijk schikken naar de bijzondere eisen van het christelijke leven. Wanneer hem wordt gezegd God boven alles lief te hebben, kan dit een ander doen schrikken; maar niet degene aan wie God is geopenbaard in vrede, vergeving en de volledige vrijheid van een aangeboden verzoening. Wanneer hem wordt gezegd de wereld buiten zijn hart te sluiten, kan dit onmogelijk zijn voor wie geen vervanging heeft – maar niet onmogelijk voor degene die in God een vast en bevredigend doel heeft gevonden. Wanneer hem wordt gezegd zijn liefde weg te nemen van de aardse dingen, zou dit een bevel tot zelfvernietiging zijn voor degene die zijn liefde voor zijn idee nergens anders op zou kunnen vestigen – maar het zou niet zwaar zijn voor degene wiens blik is geopend voor de lieflijkheid en heerlijkheid van de hemelse dingen, en daar voor elk gevoel van zijn ziel een ruim en vreugdevol doel kan vinden.
Wanneer hem wordt gezegd niet te zien op de zichtbare en tijdelijke dingen, zou dit degene van wie de schuldige natuur nog gescheiden is van de vreugde van de eeuwigheid, blind maken – maar hij die gelooft dat Christus deze muur heeft afgebroken, ervaart een toenemende glans op zijn ziel, als hij in geloof vooruitkijkt naar de onzichtbare en eeuwige dingen. Zeg tegen iemand dat hij heilig moet zijn – maar hoe kan hij dat bereiken, als zijn enige relatie tot heiligheid een relatie van wanhoop is? Het is de verzoening van het kruis, die de heiligheid van de wetgever verzoent met de veiligheid van de overtreder, die de weg heeft geopend voor een heiligende invloed in het hart van de zondaar; en hij kan een verwante indruk overnemen van het karakter van God die nu nabij is gekomen en nu in vrede is met hem.
Maak de eis los van de leer; en je hebt óf een onuitvoerbaar systeem van gerechtigheid, óf een dorre orthodoxie. Breng de eis en de leer samen – en de ware discipel van Christus is in staat het ene te doen, doordat het andere hem kracht geeft. De motivatie is toereikend voor de beweging; en de geboden gehoorzaamheid van het Evangelie gaat de kracht van het Evangelie niet te boven, juist omdat de leer van het Evangelie zijn aanvaarding niet te boven gaat. Het schild van het geloof, en de hoop op redding, en het Woord van God, en de gordel van de waarheid – dit is de wapenrusting die hij heeft aangedaan; en hiermee wordt de strijd gewonnen, en de hoogte bereikt, en de mens staat op het voordelige terrein van een nieuw veld en een nieuw vooruitzicht. De kracht is groot, maar de oorzaak is er gelijk aan – en hoe verbazingwekkend deze morele opstanding tot de voorschriften van het christendom ook ongetwijfeld is, er is genoeg kracht in de beginselen van het christendom om er bestaan en vervolg aan te geven.
Het doel van het Evangelie is zowel het geweten van de zondaar gerust te stellen als zijn hart te zuiveren; en het is belangrijk op te merken dat wat het ene doel raakt, ook het andere raakt. De beste manier om een onzuivere liefde uit te drijven is een zuivere toe te laten; en door de liefde voor het goede de liefde voor het kwade uit te drijven.
Daarom is het dat hoe vrijer het Evangelie is, hoe meer het heiligt; en hoe meer het wordt ontvangen als een leer van genade, hoe meer het zal worden ervaren als een leer die tot godsvrucht leidt. Dit is een van de geheimen van het christelijke leven: hoe meer een mens van God ontvangt als een begunstigde, hoe groter de dienst is die hij in ruil daarvoor teruggeeft. Onder het motto “Doe dit en leef” sluipt er onvermijdelijk een geest van angst binnen; en de achterdocht van een wettische overeenkomst verdrijft alle vertrouwen uit de omgang tussen God en mens. Het schepsel, dat probeert gelijkspel te spelen met zijn Schepper, jaagt in feite voortdurend zijn eigenbelang na in plaats van Gods eer. En met alle aanpassingen die hij probeert te bereiken, is de ziel van gehoorzaamheid er niet; het denken is niet onderworpen aan Gods wet, en kan dat onder zo’n systeem ook nooit zijn.
Alleen wanneer, zoals in het Evangelie, aanvaarding wordt geschonken als een geschenk, zonder geld en zonder prijs, is de zekerheid die de mens in God voelt buiten het bereik van verstoring geplaatst. Dan kan hij in Hem rusten zoals de ene vriend steunt op de andere. Dan kan er een vrijmoedige en overvloedige verstandhouding tussen hen worden gevestigd. De ene partij verheugt zich erover de ander goed te doen, terwijl de andere ontdekt dat de echte blijdschap van zijn hart ligt in de prikkel van dankbaarheid, waardoor hij ontwaakt tot de bekoring van een nieuw moreel bestaan.
Redding uit genade – redding uit vrije genade – redding niet uit werken, maar naar Gods barmhartigheid – redding op zo’n fundament is niet alleen onmisbaar voor de bevrijding van onze persoon uit de hand van de gerechtigheid, maar ook voor de bevrijding van ons hart uit de kilte en zwaarte van goddeloosheid. Behoud je ook maar een sprankje wettischheid in het Evangelie, dan creëer je een reden tot wantrouwen tussen mens en God. We nemen daarmee de kracht van het Evangelie, om te ontroeren en te verzoenen, weg. Daarom, hoe vrijer het is, hoe beter. Juist dat kenmerk waar zoveel mensen bang voor zijn als de kiem van wetteloosheid, is in feite de kiem van een nieuwe geest en een nieuwe neiging daartegen.
Samen met het licht van een vrij Evangelie komt de liefde voor het Evangelie binnen, die we zeker zullen verjagen naarmate we de vrijheid ervan aantasten. En nooit ervaart de zondaar in zichzelf zo’n geweldige morele verandering als wanneer hij, in het geloof dat hij gered is door genade, zich daardoor gedwongen voelt zijn hart in toewijding aan te bieden en de goddeloosheid af te wijzen. Om welk werk dan ook op de beste manier te doen, moeten we gebruik maken van het meest geschikte gereedschap daarvoor.
En we vertrouwen erop dat wat gezegd is enigszins kan helpen bij de praktische begeleiding van hen die graag de hoogte willen bereiken van onze tekst – maar voelen dat de neigingen en verlangens van de menselijke natuur te sterk voor hen zijn. We kennen geen andere manier om de liefde voor de wereld buiten ons hart te houden, dan de liefde voor God in ons hart te bewaren – en geen andere manier om onze harten in de liefde van God te bewaren, dan onszelf op te bouwen in ons allerheiligst geloof.
Die verloochening van de wereld die niet mogelijk is voor degene die het getuigenis van het Evangelie afwijst, is mogelijk, ja, zoals alle dingen mogelijk zijn, voor hem die gelooft. Dit proberen zonder geloof is werken zonder het juiste gereedschap of instrument. Maar geloof werkt door liefde; en de manier om uit het hart de liefde te verdrijven die de wet overtreedt, is om in zijn kamers de liefde toe te laten die de wet vervult.
Stel je eens voor dat iemand van een afstand naar deze groene wereld kijkt. Als hij ernaar kijkt, ziet hij op de velden glimlachende gezichten, hij ziet de zegeningen die de aarde kan bieden rijkelijk uitgedeeld over elk gezin, hij ziet het zonlicht dat lieflijk rust op alle gezellige huisjes, en hij ziet de vreugde van menselijk gezelschap die de hele samenleving verlicht. Stel je voor dat dit, aan de ene kant, het algemene karakter is van het tafereel. En dat hij aan de andere kant, voorbij de rand van de godvruchtige planeet waarop hij zich bevond, niets kon ontwaren dan een donkere en peilloze leegte.
Denk je dat hij vrijwillig al de helderheid en schoonheid die vóór hem op aarde lagen op zou geven, en zich zou overgeven aan de angstaanjagende eenzaamheid daarbuiten? Zou hij de bewoonde plekken verlaten en een eenzame zwerver worden door de velden van het niet-zijn? Als de ruimte hem niets dan een wildernis bood, zou hij daarvoor de vertrouwde taferelen van leven en vrolijkheid opgeven die zo dichtbij lagen en zo’n dringende kracht uitoefenden om hem vast te houden? Zou hij zich niet vastklampen aan de gebieden van gevoel, leven en samenleving? En terugdeinzend voor de verlatenheid die daarbuiten lag, zou hij niet blij zijn om zijn voeten vast te zetten op het grondgebied van deze wereld, en beschutting te zoeken onder het zilveren bedekking die erover was gespannen?
Maar stel dat er, terwijl hij dit overdacht, een hemels paradijs voorbij dreef. En op zijn zintuigen straalde het licht van uitzonderlijke glorie, en de klanken van zoetere melodie. En hij zag duidelijk dat daar een zuiverdere pracht rustte op elk veld, en een meer oprechte vreugde die zich verspreidde onder alle families. En hij kon daar een vrede, een vroomheid en een welwillendheid onderscheiden, die een morele blijdschap in elk hart brachten en de hele samenleving verenigden in één vreugdevolle sympathie met elkaar en met de weldadige Vader van hen allen.
Stel dat hij verder kon zien dat pijn en sterfelijkheid daar onbekend waren. En bovenal, dat er welkomstborden hingen en er een manier voor hem was gemaakt om daar te komen. Zie je niet dat wat eerst de wildernis was, nu een uitnodigende plek zou worden? En dat nu juist die groene wereld de wildernis zou zijn?
Wat een lege ruimte niet kan doen, kan een ruimte vol met prachtige taferelen en hemelse gezelschappen wel. En hoe sterk ons hart ook verbonden lijkt te zijn met wat dichtbij en om ons heen is, als er een andere wereld voor ons open zou gaan – of dat nu via geloof gebeurt of via wat we kunnen waarnemen – dan zouden we, zonder dat onze innerlijke natuur geweld wordt aangedaan, afscheid kunnen nemen van deze wereld en beginnen te leven voor die mooiere wereld die daar in de verte op ons wacht.
Er zijn twee manieren waarop iemand die beter gedrag wil aanmoedigen kan proberen om de liefde voor de wereld uit het mensenhart te verdrijven.
De eerste is door te laten zien hoe leeg de wereld is. Zo wordt het hart gedrongen om zich terug te trekken van datgene wat waardeloos is.
De tweede manier is door iets anders voor te stellen, namelijk God, die zijn toewijding meer waard is. Hierdoor wordt het hart ertoe gedrongen om niet de oude liefde op te geven zonder dat er iets voor in de plaats komt. In plaats daarvan ruilt het een oude liefde in voor een nieuwe liefde.
Het is mijn doel om te laten zien dat vanwege de aard van onze natuur, de eerste methode volkomen ontoereikend en ineffectief is. Daarnaast wil ik aantonen dat alleen de laatste methode voldoende zal zijn voor de redding en het herstel van het hart. Het gaat hier om het hart dat beheerst wordt door verkeerde liefde. Nadat ik dit doel bereikt heb, zal ik enkele praktische inzichten delen.
Liefde kan op twee verschillende manieren worden gezien.
De eerste is wanneer datgene wat we liefhebben op afstand is, dan wordt het liefde die uitgedrukt wordt in verlangen.
De tweede is wanneer datgene wat we liefhebben dichtbij is, dan wordt het liefde die uitgedrukt wordt in genieten.
Door de prikkel van verlangen voelt de mens zich gedrongen om iets te doen wat voldoening geeft. De geestelijke krachten worden hard aan het werk gezet. In de aanhoudende gerichtheid op dat ene grote doel, wordt zijn aandacht afgetrokken van de vele gedachtengangen waarin hij anders zou kunnen afdwalen; en gericht op het ene doel, worden de krachten van zijn lichaam weggetrokken van een luiheid waarin hij anders zou kunnen wegzinken. In plaats daarvan wordt de tijd gevuld met bezigheid, die anders, zonder iets waar vurig aan wordt toegewijd, verspild zou worden in opeenvolgende uren van verveling en afkeer.
Hoop wordt niet altijd verlevendigd. De hoop wordt ook niet altijd met succes bekroond. Toch gebeurt er iets positiefs temidden van deze veelzijdigheid, ondanks de afwisselingen van incidentele teleurstelling. Het mechanisme van de hele mens wordt in een soort passend spel gehouden. Hij wordt in die stemming en dat humeur gehouden die het aangenaamst voor hem zijn.
Zozeer zelfs, dat het mechanisme zou stoppen als het verlangen verwijderd zou worden. Het verlangen wat het uitgangspunt is van al deze beweging. En als het geen prikkel zou ontvangen van een ander verlangen dat ervoor in de plaats komt, zou de mens achterblijven met al zijn neigingen om iets te doen in een toestand van hele pijnlijke en onnatuurlijke verlatenheid.
Iemand die gevoelig is lijdt en is geschonden wanneer, nadat hij helemaal is uitgerust van zijn vermoeidheid, of verlost is van zijn pijn toch bepaalde krachten blijft houden, zonder dat die krachten geprikkeld worden. Iemand lijdt wanneer er een vermogen is om te verlangen zonder dat er iets is waarnaar verlangd kan worden, of als er energie is zonder tegenpool en zonder stimulans om deze energie te gebruiken.
Hoe moeilijk dat is merkt vooral iemand die stopt met zijn bedrijf, zijn baan, of iemand die de speeltafel, of wat er ook maar na jagen valt opgeeft. Zo groot is de behoefte van onze natuur om iets na te jagen, dat geen opeenstapeling van eerdere voldoening die behoefte kan uitdoven – en zo komt het dat de meest voorspoedige handelaar, en de meest glorieuze generaal, en de meest fortuinlijke gokker, wanneer er een einde is gekomen aan hun bezigheden, wegkwijnen tussen alles wat ze bereikt hebben, alsof ze niet meer in hun element zijn, waar ze zichthuis voelden en vreugde vonden.
Met die essentiële behoefte om bezig te zijn, is het tevergeefs wanneer we slechts de bron of de motivatie van een bezigheid verwijderen, zonder daar een andere bron of motivatie voor in de plaats te stellen. Heel het hart en de neiging tot conditionering zullen ertegen in opstand komen. De vrouw die anders niet zo veel te doen heeft en daarom elke avond uren doorbrengt met kaarten, weet net zo goed als jij dat de financiële winst, of de eer van een gewonnen spel, niets waard is. Maar het zal haar niet wegtrekken van de bezigheid die zo heerlijk en kostbaar voor haar is als je haar alleen maar laat zien hoe leeg het is. Als die gewoonte verdrongen wordt, enkel door te laten zien hoe leeg het is, blijft er niets anders over dan een negatieve en vreugdeloze leegte. Maar een gewoonte wordt wel verdrongen door een andere gewoonte en bezigheid waartoe de kracht van een nieuwe liefde haar dringt. De gewoonte wordt bijvoorbeeld graag opzijgezet op een avond die normaal gesproken met kaarten werd doorgebracht, als er die avond visite komt. Sterker dan te laten zien hoe dwaas en waardeloos de eerste liefde is, is de overheersende kracht van een tweede liefde.
En zo is het ook in de grote wereld. We zullen nooit in staat zijn om een van haar belangrijkste ambities te stoppen, door alleen maar te laten zien hoe leeg het is. Het is volkomen tevergeefs om een van deze wereldse ambities te stoppen zonder een andere op te wekken. Wanneer we iemand uit de wereld, die intensief bezig is met het najagen van wereldse ambities, stil willen zetten, hebben we niet alleen te maken met de aantrekkingskracht van deze ambities, maar ook met de voldoening die hij daarin vindt. Het is niet genoeg wanneer we de aantrekkingskracht verbreken door een morele, goed geformuleerde en ontroerende uiteenzetting van haar bedrieglijkheid. We moeten de ogen van zijn gedachten op een andere liefde richten die sterk genoeg is om de eerste liefde van zijn invloed te ontdoen, die hem verbind aan een andere doel wat net zo interssant, hoopvol en aangenaam is als het vorige.
Dit bestempeld alle morele en ontoereikende betogingen over de nietigheid van deze wereld als machteloos. Niemand zal ermee instemmen om zonder doel te leven, ook al is dat doel nietig. Ook zal niemand er mee instemmen om niet bezig te zijn, ook al leidt die bezigheid tot iets onbeduidends of vergankelijks, net zomin als iemand vrijwillig een marteling zou ondergaan, ook al is die marteling van korte duur. Als het volledig zonder verlangen en zonder inspanning zijn een toestand van ongemak en strijd is, dan kan het huidige verlangen met de bijbehorende reeks inspanningen niet simpelweg worden weggenomen door het te vernietigen. Het moet worden vervangen door een ander verlangen en een andere lijn of gewoonte van inspanning.
De meest effectieve manier om de geest af te wenden van het ene object, is niet door het te richten op een verlaten en uitgestorven leegte, maar door het een ander object voor te houden dat nog aantrekkelijker is.
Deze opmerkingen zijn niet alleen van toepassing op liefde gezien als een verlangen naar iets wat nog niet verkregen is. Ze gelden ook voor liefde in de vorm van genot of rustige voldoening met iets wat al in bezit is. Het komt zelden voor dat onze voorkeuren vanzelf verdwijnen door een natuurlijk uitdovingsproces. In ieder geval gebeurt dit maar zeer zelden door redenering alleen. Het kan gebeuren door overmatig verwennen, maar bijna nooit door louter wilskracht. Maar wat niet vernietigd kan worden, kan wel verdrongen worden. De ene voorkeur kan plaatsmaken voor een andere, en zo kan het zijn kracht als heersende liefde in ons hart volledig verliezen.
Zo komt het dat de jongen uiteindelijk niet langer slaaf is van zijn eetlust, alleen omdat een volwassener smaak deze nu onder controle heeft gebracht. De jongen maakt niet langer een afgod van die voldoening, alleen omdat de afgod van rijkdom nu sterker is geworden en de overhand heeft gekregen. Zelfs de liefde voor geld verliest zijn macht over het hart van veel welvarende mensen, alleen omdat hij meegezogen wordt in de druktes van de stadspolitiek, er is een andere liefde in zijn morele systeem geslopen en nu wordt hij overheerst door de liefde voor macht.
Bij geen van deze veranderingen blijft het hart zonder object. Het verlangen naar één bepaald object kan overwonnen worden, maar het verlangen om überhaupt een object te hebben is onoverwinbaar. De gehechtheid aan datgene waaraan het hart de voorkeur geeft, kan niet zomaar weggenomen worden door een simpele verwijdering. Het kan alleen gebeuren doordat er iets anders aangeboden wordt, waar het hart een nog sterkere en krachtigere voorkeur voor kan voelen.
Zo sterk is de grijpende neiging van het menselijk hart, dat het iets moet hebben om zich aan vast te klampen. Als dat weggenomen zou worden zonder iets anders ervoor in de plaats te stellen, zou dat een leegte en gemis achterlaten dat net zo pijnlijk is voor de geest als honger voor het lichaam. Het kan van één object of van meerdere ontdaan worden, maar niet van alles tegelijk.
Stel je een levend en gevoelig hart voor, maar zonder liefde of verbondenheid met de dingen buiten het hart. In een toestand van troosteloze verlatenheid zou het nergens meer om geven behalve de last van zijn eigen bewustzijn, en dat zal het als ondraaglijk ervaren. Het zou voor zo iemand geen verschil maken of hij midden in een vrolijke en mooie wereld woonde, of ver buiten de grenzen van de schepping als een eenzame eenling in donkere en uitgestorven leegte.
Het hart moet iets hebben om zich aan vast te klampen. Nooit zal het zich vrijwillig zo ontdoen van al zijn gehechtheden dat er geen enkel object meer overblijft waaraan het zich kan hechten of dat het kan aantrekken.
De ellende van een hart dat zo beroofd is van alle smaak voor wat vroeger vreugde gaf, wordt treffend geïllustreerd bij hen die, voldaan van overmatig genot, als het ware zo afgemat zijn door de verscheidenheid en intensiteit van de aangename sensaties die ze hebben ervaren, dat ze uiteindelijk uitgeput zijn geraakt en niet meer in staat zijn tot enige gevoel.
De kwaal van lusteloosheid komt vaker voor in de Franse hoofdstad, waar vermaak vaker de enkele bezigheid is van de hogere klassen, dan in de Britse hoofdstad, waar de verlangens van het hart meer gevarieerd zijn door de bronnen van zaken en politiek. Er zijn de aanbidders van de mode, die op deze manier uiteindelijk de slachtoffers zijn geworden van modieuze excessen – bij wie juist de veelheid aan voldoening uiteindelijk hun vermogen tot genieten heeft uitgedoofd – die, met alle voldoening van kunst en natuur tot hun beschikking, nu met een blik van smakeloosheid kijken naar alles om hen heen – die, overstelpt met de voldoening van zintuigen en pracht tot aan vermoeidheid toe, en niet in staat tot hogere genoegens, aan het einde van al hun idealen zijn gekomen, en net als Salomo vroeger, hebben ontdekt dat het vluchtig is en najagen van wind (Prediker 1:14).
De mens van wie het hart zo in een woestijn is veranderd, kan getuigen van de ondraaglijke lusteloosheid die moet volgen wanneer de ene liefde zo uit het hart wordt gerukt zonder dat er een andere voor in de plaats komt. Het is niet nodig dat iemand pijn ervaart om ellendig te worden. Het is al genoeg dat hij met afkeer naar alles kijkt – en in dat toevluchtsoord voor verwarde geesten, waar zowel het orgaan van gevoel als het orgaan van intellect is aangetast, is het niet in de cel waar luide en uitzinnige kreten klinken waar we de piek van geestelijk lijden zullen aantreffen. Maar dit is degene die ellendiger is dan al zijn vrienden, degene die in de hele uitgestrektheid van de natuur en in de hele samenleving niet één object tegenkomt dat de macht heeft om hem in te nemen of te interesseren; die noch op de aarde beneden noch in de hemel boven een enkele aantrekkingskracht kent waaraan zijn hart verlangend aan kan beantwoorden; voor wie de wereld, in zijn ogen een uitgestrekte en lege woestenij, niets voor hem heeft overgelaten dan zijn eigen bewustzijn om zich mee te voeden – dood voor alles wat buiten hem is, en levend voor niets anders dan de last van zijn eigen trage en nutteloze bestaan.
Nu wordt het misschien duidelijk waarom het hart zo hardnekkig vasthoudt aan zijn huidige liefdes – wanneer geprobeerd wordt ze weg te nemen door een proces van verwijdering. Het zal er niet mee instemmen om zo verwoest te worden. De sterke, die dat hart bezet, kan gedwongen worden plaats te maken voor een andere bewoner – maar tenzij iemand anders die sterker is dan hij de macht heeft om hem te verdrijven en op te volgen, zal hij zijn huidige verblijfplaats onbeweeglijk vasthouden. Het hart zou in opstand komen tegen zijn eigen leegte. Het zou het niet kunnen verdragen om zo achtergelaten te worden in een staat van leegte en troosteloos gebrek aan kleur.
Iemand die beter gedrag wil aanmoedigen en zo’n proces van verdrijving op het hart probeert, wordt bij elke stap tegengewerkt door de terugslag van het mechanisme van het hart. Jullie weten dat de natuur een hekel heeft aan een vacuüm. Zo is in ieder geval de aard van het hart, dat hoewel de ruimte erin de ene bewoner voor de andere kan verwisselen, het niet leeg kan worden gelaten zonder de pijn van het meest ondraaglijke lijden. Het is dus niet genoeg om de dwaasheid te laten zien van de bestaande liefde. Het is niet genoeg om krachtig of aangrijpend de vergankelijkheid aan te tonen van het object. Het is misschien zelfs niet genoeg om de dreigementen en angsten van een komende wraak te verbinden aan het toegeven eraan. Het hart kan nog steeds weerstand bieden tegen elke toepassing waardoor het uiteindelijk in een toestand zou komen die zo in strijd is met al zijn begeerten, namelijk die van volkomen leegheid. Een liefde zo uit het hart rukken dat er geen enkele voorkeur of gehechtheid overblijft, zou een moeilijke en hopeloze onderneming zijn. Het lijkt erop dat enkel de heerschappij van een andere liefde krachtig genoeg is en ingezet kan worden om iets uit te drijven.
We kennen geen ingrijpender verbod op de natuurlijke liefde dan wat de apostel ons in dit vers voorhoudt. Een mens in wie het grote en overheersende principe van wedergeboorte nog niet is binnengedrongen, vragen om zijn liefde weg te nemen van alle dingen die in de wereld zijn, is hem vragen om alle liefdes in zijn hart op te geven. De wereld is alles voor de natuurlijke mens. Hij heeft geen smaak of verlangen dat niet gericht is op iets binnen de grenzen van zijn zichtbare horizon. Hij houdt van niets daarboven en geeft om niets daarbuiten. Hem vragen de wereld niet lief te hebben, is als een uitzettingsbevel voor alles wat in zijn hart huist.
Om de omvang en moeilijkheid van zo’n overgave in te schatten, hoeven we alleen maar te bedenken dat het even lastig zou zijn om hem over te halen rijkdom – slechts één van de dingen in de wereld – niet lief te hebben, als om hem over te halen moedwillig zijn eigen bezit in brand te steken. Dit laatste zou hij met grote en pijnlijke tegenzin kunnen doen, als hij zag dat zijn leven ervan afhing. Maar hij zou het gewillig doen als hij zag dat er onmiddellijk een nieuw bezit wat tien keer zo veel waard was, zou verrijzen uit de puinhopen van het oude.
In dit geval is er meer aan de hand dan alleen het verdrijven van een liefde. De ene liefde wordt overweldigd door de andere. Maar als het hart berooft wordt van alle liefde voor de dingen van de wereld, zonder er een andere liefde voor in de plaats te stellen, zou dat een tegennatuurlijk gewelddadig proces zijn, net als het vernietigen van alles wat hij in de wereld heeft zonder hem er iets voor terug te geven. Dus als het niet liefhebben van de wereld onmisbaar is voor iemands geloof, dan is de kruisiging van de oude mens geen overdreven term om die overgang in zijn leven te markeren, wanneer alle oude dingen voorbijgaan en alle dingen nieuw worden.
We hopen dat je inmiddels begrijpt dat het niet genoeg is om te laten zien dat de wereld leeg is. Het enige praktische effect ervan, als het er al zou zijn, is dat het hart in een ondraaglijke toestand wordt achtergelaten, namelijk een toestand van pure leegte en afkeuring. Je herinnert je misschien nog wel de hechte en ongebroken vasthoudendheid waarmee je hart vaak terugkeerde naar bezigheden waarover het gisteren nog zuchtte en huilde vanwege de volslagen leegte ervan.
Als je op zondag bedenkt hoe kort het leven is, kan dat de duidelijkste indruk maken op je verstand – en vanaf een denkbeeldige sterfbed kan de prediker een stem laten klinken die alle aardse bezigheden berispt en bespot – en terwijl hij je de voorbijgaande generaties van mensen voor ogen schildert, met het allesverslindende graf waarheen alle vreugden en belangen van de wereld zich haasten naar hun zekere en snelle vergetelheid, kan jij, geraakt en tot bezinning gebracht door zijn betoog, voor even het gevoel hebben alsof je op het punt staat je definitief los te maken van dat lege tafereel.
Maar de volgende dag breekt aan, en de drukte van de wereld, de dingen van de wereld, en de drijvende krachten van de wereld komen met de morgen – het mechanisme van het hart, dat iets moet hebben om zich aan vast te klampen of aan te hechten, brengt het onder een soort morele verplichting om net zo te handelen als voorheen – in volledige afkeer van de toestand die zo onvriendelijk zowel vreugde als verlangen had uitgeblust, voelt het al de warmte en drang van zijn oude verlangens. Ook in de gewoonte en geschiedenis van de hele mens kunnen we niet één teken van het nieuwe schepsel ontdekken – zo is de kerk, in plaats van voor hem een school van gehoorzaamheid te zijn, slechts een plek geweest voor de luxe van een voorbijgaande en opzichtige emotie. En de prediking die machtig is om de aandacht te vangen, die machtig is om luisteraars stil en plechtig te maken, zodat er bijna een tragische gevoel heerst, en die speelt met je verbeelding, is niet machtig genoeg om bolwerken neer te halen.
De liefde voor de wereld kan niet worden uitgeroeid door slechts aan te tonen hoe waardeloos de wereld is. Maar kan ze niet worden vervangen door de liefde voor iets wat waardiger is? Het hart kan niet worden overgehaald om afstand te doen van de wereld door een simpele overgave. Maar kan het hart niet worden overgehaald om een andere liefde voorrang te geven, een liefde die de wereld ondergeschikt maakt en haar van haar gebruikelijke overheersing berooft?
Als er iemand op die troon moet zitten, en de tiran die nu regeert deze onrechtmatig heeft bezet, zal hij misschien niet weggaan uit een hart dat hem liever vasthoudt dan leeg achterlaat. Maar kan hij niet plaatsmaken voor de rechtmatige vorst, die verschijnt met alle aantrekkingskracht die graag ontvangen wordt, en die Zijn grote macht aanwendt om de morele natuur van de mens te onderwerpen en erover te heersen?
Kortom, als de manier om het hart los te maken van de positieve liefde voor één groot en overheersend object, is om het te hechten in positieve liefde aan een ander, dan is het niet door de waardeloosheid van het eerste bloot te leggen, maar door het geestesoog te richten op de waarde en voortreffelijkheid van het laatste, dat alle oude dingen voorbij moeten gaan en alle dingen nieuw moeten worden.
Al onze huidige verlangens uitwissen door ze simpelweg uit te roeien, en zo de troon ervan onbezet te laten, zou betekenen dat we het oude karakter vernietigen en er geen nieuw karakter voor in de plaats stellen. Maar wanneer de oude verlangens verdwijnen bij de komst van nieuwe verlangens; wanneer ze hun heerschappij opgeven aan de kracht en overheersing van nieuwe verlangens; wanneer ze, door het hart aan eenzaamheid over te laten, slechts plaatsmaken voor een opvolger die het weer tot een net zo vervulde verblijfplaats van verlangen, belang en verwachting maakt als voorheen – dan is er niets in dit alles dat ingaat tegen de wetten van onze gevoelige natuur – en we zien hoe, in volledige overeenstemming met het mechanisme van het hart, er een grote morele revolutie in kan plaatsvinden.
Dit verklaart, zo hopen we, de werking van die aantrekkingskracht die samengaat met de krachtige prediking van het Evangelie. De liefde voor God en de liefde voor de wereld zijn twee liefdes die niet alleen met elkaar strijden, maar zelfs vijandig tegenover elkaar staan – en wel zo onverzoenlijk, dat ze niet samen in hetzelfde hart kunnen wonen. We hebben al gezegd hoe onmogelijk het voor het hart zou zijn om op eigen kracht de wereld van zich af te werpen en zichzelf zo tot een woestenij te maken. Zo is het hart niet gemaakt; en de enige manier om het te ontdoen van een oude liefde, is door de uitdrijvende kracht van een nieuwe.
Niets overtreft de omvang van de vereiste verandering in iemands karakter – wanneer hem in het Nieuwe Testament wordt opgedragen om de wereld niet lief te hebben, noch de dingen die in de wereld zijn. Want dit omvat alles wat hem dierbaar is in het bestaan, en komt neer op een bevel tot zelfvernietiging.
Maar dezelfde openbaring die zo’n machtige gehoorzaamheid vraagt, biedt ons ook een even machtig instrument voor gehoorzaamheid. Het brengt tot aan de deur van ons hart een liefde die, eenmaal op de troon gezeten, elke vorige bezetter ofwel ondergeschikt zal maken, ofwel zal wegsturen. Naast de wereld richt het het oog van de geest op Hem die de wereld gemaakt heeft, met dit unieke kenmerk: dat we in het Evangelie God zo zien, dat we Hem kunnen liefhebben.
Het is daar, en alleen daar, waar God zich openbaart als een object van vertrouwen voor zondaars. En alleen daar wordt ons verlangen naar Hem niet verkild tot onverschilligheid door menselijke schuld die elke toenadering blokkeert die niet via de aangestelde Middelaar gaat. Door deze betere hoop binnen te dragen, naderen we tot God – leven zonder hoop is leven zonder God; en als het hart zonder God is, dan zal de wereld alle overhand hebben.
Het is God, begrepen door de gelovige als God in Christus, die de wereld alleen van deze overheersing kan ontdoen. Het is wanneer Hij ontdaan is van de verschrikkingen die bij Hem horen als een wetgever tegen wie we gezondigd hebben, wanneer we door het geloof, dat Zijn eigen gave is, in staat zijn om Zijn heerlijkheid te zien in het aangezicht van Jezus Christus, en wanneer we Zijn smekende stem te horen, die welwillendheid verkondigt aan mensen en de terugkeer vraagt van allen die willen tot een volledige vergeving en een genadige aanvaarding – het is dan dat een liefde die boven de liefde voor de wereld uitstijgt, en haar uiteindelijk verdrijft, voor het eerst opkomt in het wedergeboren hart.
Het is wanneer we bevrijd zijn van de geest van slavernij waarmee liefde niet kan samenwonen, en wanneer we toegelaten worden tot het getal van Gods kinderen door het geloof in Christus Jezus, dat de geest van aanneming over ons wordt uitgestort – het is dan dat het hart, onder de heerschappij van één grote en overheersende liefde gebracht, bevrijd wordt van de tirannie van zijn vroegere verlangens, op de enige manier waarop bevrijding mogelijk is.
En dat geloof, dat ons vanuit de hemel is geopenbaard als onmisbaar voor de rechtvaardiging van een zondaar in Gods ogen, is ook het instrument van de grootste van alle morele en geestelijke veroveringen op een natuur die dood is voor de invloed en buiten het bereik van elke andere benadering.
Zo kunnen we gaan begrijpen wat de meest krachtige vorm van prediking is. Het is niet genoeg om de wereld een spiegel van haar eigen onvolkomenheden voor te houden. Het is niet genoeg om aan te komen met een betoog, hoe aangrijpend ook, over het vluchtige karakter van al haar genoegens. Het is niet genoeg om je mee te nemen op de weg van de ervaring en tot het eigen geweten en de herinnering te spreken over de bedrieglijkheid van het hart en alles waar het hart op gericht is.
Er zijn weinig verkondigers van de evangelieboodschap van wie het natuurlijke onderscheidingsvermogen scherp genoeg is, om de huidige dwaasheden van de samenleving krachtig genoeg te kunnen beschrijven, en die genoeg talent hebben om daar een levendige en betrouwbare morele schets van te geven. Maar voor diezelfde verdorvenheid die hij niet in staat is in haar zichtbare details weer te geven, kan hij het praktische instrument zijn om die met wortel en tak uit te roeien.
Laat hem slechts een trouwe uitlegger zijn van de Evangelieboodschap – ook al is hij niet in staat om een beschrijvende hand toe te passen op het karakter van de huidige wereld, laat hem slechts nauwkeurig verslag doen van wat de openbaring hem heeft gebracht uit een andere wereld. Laat hem – onbekwaam als hij is in het werk van het zo ontleden van het hart, dat hij met de kracht van een romanschrijver een grafische of indrukwekkende voorstelling kan geven van de waardeloosheid van zijn vele liefdes – alleen maar omgaan met die mysteries van het bijzondere onderwijs, waarop de beste romanschrijvers hun spot hebben geworpen.
Hij is misschien niet in staat om met het oog van scherpe en satirische observatie de verlangens van wereldsgezindheid bloot te leggen zodat zijn luisteraars het snel begrijpen, maar met de boodschap van het Evangelie, hanteert hij het enige instrument wat de wereldgezindheid kan uitroeien. Hij kan niet doen wat sommigen hebben gedaan, toen ze als het ware door de hand van een tovenaar uit de verborgen schuilhoeken van onze natuur de zwakheden en sluimerende begeerten die erbij horen tevoorschijn hebben gehaald. Maar hij heeft een waarheid in zijn bezit die, in welk hart ze ook binnentreedt, als de staf van Aäron ze allemaal zal verslinden – en hoe onbekwaam hij ook mag zijn om de oude mens te beschrijven in al de fijnere schakeringen van zijn natuurlijke en wezenlijke vormen, bij hem berust die overheersende invloed waaronder de belangrijkste smaken en neigingen van de oude mens worden vernietigd, en hij een nieuw schepsel wordt in Jezus Christus onze Heere.
Daarom blijven we het enige krachtige en positieve instrument gebruiken om de liefde voor de wereld weg te nemen. Daarom gebruiken we elke legitieme methode om je hart te winnen voor de liefde van Hem die groter is dan de wereld.
Daarom nemen we, indien mogelijk, die sluier van ongeloof weg die het aangezicht van God zo verbergt en verduistert. Daarom dringen we erop aan dat Hij recht heeft op jouw liefde – en of het nu in de vorm van dankbaarheid is, of in de vorm van ontzag, laten we nooit ophouden te bevestigen dat in die hele wonderbaarlijke werkwijze, waarvan het doel is om een zondige wereld tot Hem terug te brengen – Hij, de God van liefde, Zichzelf zo toont in karakters van lieflijkheid, dat alleen geloof en begrip van jou kant nodig zijn om de liefde van je hart weer terug te roepen.
Laten we kijken naar het ongeloof van een werelds mens. Hij past zijn nuchtere, alledaagse ervaring toe op de hoge leerstellingen van het christendom. Wedergeboorte ziet hij als onmogelijk. Hij voelt de hardnekkigheid van zijn eigen hart voor de dingen van nu. Met een scherpe blik, getraind in het observeren van mensen, ziet hij dezelfde hardnekkigheid bij anderen. Hij concludeert dat het idee van een gekruisigde oude mens en een opgestane nieuwe mens volledig ingaat tegen alles wat we weten over de menselijke natuur.
We denken dat we zulke mensen hebben gezien, die stevig verschanst zijn in hun eigen krachtige en zelfbedachte wijsheid, en scherp letten op alles wat er door de week en in het dagelijks leven om hen heen gebeurt. Ze zien die verandering van het hart, waarbij het geleidelijk sterft voor de tijd en ontwaakt in het nieuwe leven van een nieuw gevoeld en steeds groeiend verlangen naar God, als niet meer dan een zondagse overpeinzing. Zo blijven ze tot het einde van hun dagen onbewogen te midden van de gevoelens, verlangens en bezigheden van de aardse dingen, terwijl al hun aandacht wordt opgeslokt door wereldse zaken.
Als de gedachte aan de dood en een leven daarna al bij hen opkomt, verbinden ze dat nooit met een radicale verandering zoals wedergeboorte als voorbereiding daarop. Ze hebben een vaag idee dat het wel genoeg is als ze hun verplichtingen tegenover anderen redelijk netjes nakomen. Ze denken dat ze op grond van zulke sociale en dagelijkse deugden, die vaak ook gerealiseerd worden door iemand in wiens hart de liefde voor God nooit is binnengekomen, veilig overgeplant zullen worden van deze wereld – waar God het Wezen is met wie ze bijna niets te maken hebben gehad – naar die wereld waar God het Wezen is met wie ze voornamelijk en direct te maken zullen hebben, voor alle eeuwigheid.
Ze geven toe dat alles wat gezegd wordt over de volslagen leegte van de tijd, als je die ziet als rustplaats, waar is. Maar ze verzetten zich tegen elke poging om het menselijk hart zo te veranderen dat het voortaan niet meer al zijn rust en verkwikking vindt in de belangen van deze tijd. Ze zien zo’n poging in feite als een luchtkasteel. Met een toon van wereldwijsheid, opgedaan uit de vertrouwdheden van alledaagse ervaringen, zien ze het als onrealistisch als er iets gezegd wordt over het richten van onze verlangens op de dingen die boven zijn; en over het wandelen door geloof; en over het bewaren van onze harten – in zo’n liefde voor God die de liefde voor de wereld buitensluit; en over het niet vertrouwen op het vlees; en over het zo verzaken van aardse dingen dat onze wandel in de hemel is.
Het is echt de moeite waard om op te merken hoe bij mensen die een afkeer hebben van het geestelijke christelijke leven, en het in feite als een onhaalbare verworvenheid beschouwen, hun ongeloof over de eisen van het christendom en hun ongeloof over het onderwijs van het christendom met elkaar overeenstemmen. Geen wonder dat ze het werk van het Nieuwe Testament als te zwaar ervaren, zolang ze de woorden van het Nieuwe Testament als onbelangrijk beschouwen.
Niemand kan het hart ontdoen van een oude liefde, behalve door de uitdrijvende kracht van een nieuwe – en als die nieuwe liefde de liefde voor God is, kan niemand die ontvangen, behalve door zo’n voorstelling van God die het hart van de zondaar naar Hem toetrekt. Juist hun ongeloof weerhoudt hun geest ervan deze voorstelling te zien. Ze zien Gods liefde niet in het zenden van Zijn Zoon naar de wereld. Ze zien Zijn tederheid niet voor mensen in het niet sparen van Hem, maar in het overgeven van Hem in de dood voor ons allen. Ze zien de toereikendheid van de verzoening niet, of het lijden dat werd doorstaan door Hem die de last droeg die zondaars hadden moeten dragen. Ze zien de gemengde heiligheid en barmhartigheid van God niet, dat Hij de overtredingen van Zijn schepselen voorbijging, maar ze niet voorbij kon gaan zonder verzoening.
Het is een mysterie voor hen hoe iemand van de natuurlijke staat naar de staat van godsvrucht kan overgaan – maar als ze slechts een gelovig zicht hadden op God geopenbaard in het vlees, zou dit voor hen het hele mysterie van de godsvrucht oplossen. Zoals het nu is, kunnen ze niet van hun oude liefdes afkomen, omdat ze geen zicht hebben op al die waarheden die invloed hebben om een nieuwe liefde op te wekken.
Ze zijn als de Israëlieten in Egypte, die stenen moesten maken zonder stro – ze kunnen God niet liefhebben, terwijl ze het enige voedsel missen dat deze liefde in het hart van een zondaar kan voeden – en hoe groot hun dwalingen ook mogen zijn, zowel in het weerstaan van de eisen van het Evangelie die ze onuitvoerbaar vinden, als in het verwerpen van de leer van het Evangelie, wat ze onaanvaardbaar vinden, toch is er geen geestelijk mens (en het is het voorrecht van hem die geestelijk is om allen te beoordelen) die niet zal inzien dat er een samenhang is in deze dwalingen.
Maar als er samenhang is in de dwalingen, is er ook samenhang in de waarheden die daar tegenover staan. Wie gelooft in de bijzondere leerstellingen, zal zich gemakkelijk schikken naar de bijzondere eisen van het christelijke leven. Wanneer hem wordt gezegd God boven alles lief te hebben, kan dit een ander doen schrikken; maar niet degene aan wie God is geopenbaard in vrede, vergeving en de volledige vrijheid van een aangeboden verzoening. Wanneer hem wordt gezegd de wereld buiten zijn hart te sluiten, kan dit onmogelijk zijn voor wie geen vervanging heeft – maar niet onmogelijk voor degene die in God een vast en bevredigend doel heeft gevonden. Wanneer hem wordt gezegd zijn liefde weg te nemen van de aardse dingen, zou dit een bevel tot zelfvernietiging zijn voor degene die zijn liefde voor zijn idee nergens anders op zou kunnen vestigen – maar het zou niet zwaar zijn voor degene wiens blik is geopend voor de lieflijkheid en heerlijkheid van de hemelse dingen, en daar voor elk gevoel van zijn ziel een ruim en vreugdevol doel kan vinden.
Wanneer hem wordt gezegd niet te zien op de zichtbare en tijdelijke dingen, zou dit degene van wie de schuldige natuur nog gescheiden is van de vreugde van de eeuwigheid, blind maken – maar hij die gelooft dat Christus deze muur heeft afgebroken, ervaart een toenemende glans op zijn ziel, als hij in geloof vooruitkijkt naar de onzichtbare en eeuwige dingen. Zeg tegen iemand dat hij heilig moet zijn – maar hoe kan hij dat bereiken, als zijn enige relatie tot heiligheid een relatie van wanhoop is? Het is de verzoening van het kruis, die de heiligheid van de wetgever verzoent met de veiligheid van de overtreder, die de weg heeft geopend voor een heiligende invloed in het hart van de zondaar; en hij kan een verwante indruk overnemen van het karakter van God die nu nabij is gekomen en nu in vrede is met hem.
Maak de eis los van de leer; en je hebt óf een onuitvoerbaar systeem van gerechtigheid, óf een dorre orthodoxie. Breng de eis en de leer samen – en de ware discipel van Christus is in staat het ene te doen, doordat het andere hem kracht geeft. De motivatie is toereikend voor de beweging; en de geboden gehoorzaamheid van het Evangelie gaat de kracht van het Evangelie niet te boven, juist omdat de leer van het Evangelie zijn aanvaarding niet te boven gaat. Het schild van het geloof, en de hoop op redding, en het Woord van God, en de gordel van de waarheid – dit is de wapenrusting die hij heeft aangedaan; en hiermee wordt de strijd gewonnen, en de hoogte bereikt, en de mens staat op het voordelige terrein van een nieuw veld en een nieuw vooruitzicht. De kracht is groot, maar de oorzaak is er gelijk aan – en hoe verbazingwekkend deze morele opstanding tot de voorschriften van het christendom ook ongetwijfeld is, er is genoeg kracht in de beginselen van het christendom om er bestaan en vervolg aan te geven.
Het doel van het Evangelie is zowel het geweten van de zondaar gerust te stellen als zijn hart te zuiveren; en het is belangrijk op te merken dat wat het ene doel raakt, ook het andere raakt. De beste manier om een onzuivere liefde uit te drijven is een zuivere toe te laten; en door de liefde voor het goede de liefde voor het kwade uit te drijven.
Daarom is het dat hoe vrijer het Evangelie is, hoe meer het heiligt; en hoe meer het wordt ontvangen als een leer van genade, hoe meer het zal worden ervaren als een leer die tot godsvrucht leidt. Dit is een van de geheimen van het christelijke leven: hoe meer een mens van God ontvangt als een begunstigde, hoe groter de dienst is die hij in ruil daarvoor teruggeeft. Onder het motto “Doe dit en leef” sluipt er onvermijdelijk een geest van angst binnen; en de achterdocht van een wettische overeenkomst verdrijft alle vertrouwen uit de omgang tussen God en mens. Het schepsel, dat probeert gelijkspel te spelen met zijn Schepper, jaagt in feite voortdurend zijn eigenbelang na in plaats van Gods eer. En met alle aanpassingen die hij probeert te bereiken, is de ziel van gehoorzaamheid er niet; het denken is niet onderworpen aan Gods wet, en kan dat onder zo’n systeem ook nooit zijn.
Alleen wanneer, zoals in het Evangelie, aanvaarding wordt geschonken als een geschenk, zonder geld en zonder prijs, is de zekerheid die de mens in God voelt buiten het bereik van verstoring geplaatst. Dan kan hij in Hem rusten zoals de ene vriend steunt op de andere. Dan kan er een vrijmoedige en overvloedige verstandhouding tussen hen worden gevestigd. De ene partij verheugt zich erover de ander goed te doen, terwijl de andere ontdekt dat de echte blijdschap van zijn hart ligt in de prikkel van dankbaarheid, waardoor hij ontwaakt tot de bekoring van een nieuw moreel bestaan.
Redding uit genade – redding uit vrije genade – redding niet uit werken, maar naar Gods barmhartigheid – redding op zo’n fundament is niet alleen onmisbaar voor de bevrijding van onze persoon uit de hand van de gerechtigheid, maar ook voor de bevrijding van ons hart uit de kilte en zwaarte van goddeloosheid. Behoud je ook maar een sprankje wettischheid in het Evangelie, dan creëer je een reden tot wantrouwen tussen mens en God. We nemen daarmee de kracht van het Evangelie, om te ontroeren en te verzoenen, weg. Daarom, hoe vrijer het is, hoe beter. Juist dat kenmerk waar zoveel mensen bang voor zijn als de kiem van wetteloosheid, is in feite de kiem van een nieuwe geest en een nieuwe neiging daartegen.
Samen met het licht van een vrij Evangelie komt de liefde voor het Evangelie binnen, die we zeker zullen verjagen naarmate we de vrijheid ervan aantasten. En nooit ervaart de zondaar in zichzelf zo’n geweldige morele verandering als wanneer hij, in het geloof dat hij gered is door genade, zich daardoor gedwongen voelt zijn hart in toewijding aan te bieden en de goddeloosheid af te wijzen. Om welk werk dan ook op de beste manier te doen, moeten we gebruik maken van het meest geschikte gereedschap daarvoor.
En we vertrouwen erop dat wat gezegd is enigszins kan helpen bij de praktische begeleiding van hen die graag de hoogte willen bereiken van onze tekst – maar voelen dat de neigingen en verlangens van de menselijke natuur te sterk voor hen zijn. We kennen geen andere manier om de liefde voor de wereld buiten ons hart te houden, dan de liefde voor God in ons hart te bewaren – en geen andere manier om onze harten in de liefde van God te bewaren, dan onszelf op te bouwen in ons allerheiligst geloof.
Die verloochening van de wereld die niet mogelijk is voor degene die het getuigenis van het Evangelie afwijst, is mogelijk, ja, zoals alle dingen mogelijk zijn, voor hem die gelooft. Dit proberen zonder geloof is werken zonder het juiste gereedschap of instrument. Maar geloof werkt door liefde; en de manier om uit het hart de liefde te verdrijven die de wet overtreedt, is om in zijn kamers de liefde toe te laten die de wet vervult.
Stel je eens voor dat iemand van een afstand naar deze groene wereld kijkt. Als hij ernaar kijkt, ziet hij op de velden glimlachende gezichten, hij ziet de zegeningen die de aarde kan bieden rijkelijk uitgedeeld over elk gezin, hij ziet het zonlicht dat lieflijk rust op alle gezellige huisjes, en hij ziet de vreugde van menselijk gezelschap die de hele samenleving verlicht. Stel je voor dat dit, aan de ene kant, het algemene karakter is van het tafereel. En dat hij aan de andere kant, voorbij de rand van de godvruchtige planeet waarop hij zich bevond, niets kon ontwaren dan een donkere en peilloze leegte.
Denk je dat hij vrijwillig al de helderheid en schoonheid die vóór hem op aarde lagen op zou geven, en zich zou overgeven aan de angstaanjagende eenzaamheid daarbuiten? Zou hij de bewoonde plekken verlaten en een eenzame zwerver worden door de velden van het niet-zijn? Als de ruimte hem niets dan een wildernis bood, zou hij daarvoor de vertrouwde taferelen van leven en vrolijkheid opgeven die zo dichtbij lagen en zo’n dringende kracht uitoefenden om hem vast te houden? Zou hij zich niet vastklampen aan de gebieden van gevoel, leven en samenleving? En terugdeinzend voor de verlatenheid die daarbuiten lag, zou hij niet blij zijn om zijn voeten vast te zetten op het grondgebied van deze wereld, en beschutting te zoeken onder het zilveren bedekking die erover was gespannen?
Maar stel dat er, terwijl hij dit overdacht, een hemels paradijs voorbij dreef. En op zijn zintuigen straalde het licht van uitzonderlijke glorie, en de klanken van zoetere melodie. En hij zag duidelijk dat daar een zuiverdere pracht rustte op elk veld, en een meer oprechte vreugde die zich verspreidde onder alle families. En hij kon daar een vrede, een vroomheid en een welwillendheid onderscheiden, die een morele blijdschap in elk hart brachten en de hele samenleving verenigden in één vreugdevolle sympathie met elkaar en met de weldadige Vader van hen allen.
Stel dat hij verder kon zien dat pijn en sterfelijkheid daar onbekend waren. En bovenal, dat er welkomstborden hingen en er een manier voor hem was gemaakt om daar te komen. Zie je niet dat wat eerst de wildernis was, nu een uitnodigende plek zou worden? En dat nu juist die groene wereld de wildernis zou zijn?
Wat een lege ruimte niet kan doen, kan een ruimte vol met prachtige taferelen en hemelse gezelschappen wel. En hoe sterk ons hart ook verbonden lijkt te zijn met wat dichtbij en om ons heen is, als er een andere wereld voor ons open zou gaan – of dat nu via geloof gebeurt of via wat we kunnen waarnemen – dan zouden we, zonder dat onze innerlijke natuur geweld wordt aangedaan, afscheid kunnen nemen van deze wereld en beginnen te leven voor die mooiere wereld die daar in de verte op ons wacht.
Dit is een vertaling van de preek van Thomas Chalmers met de titel: Expulsive Power of New Affections