Toen de apostelen die in Jeruzalem waren, hoorden dat Samaria het Woord van God aangenomen had, stuurden zij Petrus en Johannes naar hen toe, en toen die aangekomen waren, baden zij voor hen dat zij de Heilige Geest mochten ontvangen. (Want Hij was nog op niemand van hen gevallen, maar zij waren alleen gedoopt in de Naam van de Heere Jezus.) Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de Heilige Geest. (Handelingen 8:14-17)

Waren de Samaritanen al tot bekering gekomen?

Dit gedeelte roept de vraag op of het pinkster-begrip van de doop met de Heilige Geest hier een goede basis heeft. Met het pinkster-begrip van de doop met de Heilige Geest bedoel ik simpelweg de opvatting dat er een bepaalde ervaring van de Heilige Geest verwacht en genoten moet worden na de bekering die anders is dan de inwoning van de Heilige Geest wanneer we voor het eerst tot geloof komen, en dat deze tweede ervaring aangeduid wordt door het spreken in tongen.

Er zijn veel gelovigen buiten de pinksterbeweging die het erover eens zijn dat de doop met de Heilige Geest een duidelijke tweede ervaring is, al hoeft die niet vergezeld te gaan met het spreken in tongen. Bijvoorbeeld, A.J. Gordon, Reuben A. Torrey, Dwight L. Moody, Charles Finney, enz.

Degenen die geloven dat we een duidelijke tweede ervaring mogen verwachten gebruiken dit gedeelte in Handelingen 8 om hun standpunt te onderbouwen. Het lijkt erop alsof de Samaritanen al tot bekering gekomen waren — de eerste ervaring — maar toch was er een ervaring van de Heilige Geest die ze nog niet hadden — dat is de tweede ervaring. Vers 15 zegt dat Petrus en Johannes uit Jeruzalem kwamen en voor de Samaritanen baden “dat zij de Heilige Geest mochten ontvangen. (Want Hij was nog op niemand van hen gevallen, maar zij waren alleen gedoopt in de Naam van de Heere Jezus.)” Het is dus duidelijk dat ze nog iets misten. De Geest was “nog op niemand van hen gevallen,” ze hadden Hem nog niet “ontvangen.”

Maar ondanks dit gemis, lijken ze echte gelovigen. Niet iedereen is het daarmee eens. Sinds James Dunn’s boek, Baptism in the Holy Spirit, denken velen dat de Samaritanen geen echte gelovigen waren voordat Petrus en Johannes kwamen om voor hen te bidden. Er zijn aan beide kanten goede argumenten.

Aanwijzingen dat het wel echte gelovigen waren

Hier zijn een aantal aanwijzingen waardoor we kunnen denken dat het inderdaad echte gelovigen waren.

  1. In vers 6 zien we dat ze zich hielden aan dat “wat door Filippus gezegd werd.” Dezelfde uitdrukking wordt gebruikt in Handelingen 16:14 waar we over Lydia lezen, “En de Heere opende haar hart, zodat zij acht gaf op wat door Paulus gesproken werd.” Het opvolgen wat gesproken wordt door de Evangelieprediker, blijkt dus iets dat echt is omdat de Heere het hart opent om het te laten gebeuren. Het lijkt er dus op dat de Samaritanen oprecht acht sloegen op de prediking van Filippus.
  2. Vers 8 zegt dat ze grote blijdschap hadden, zoals de kamerheer uit Ethiopië (Handelingen 8:39).
  3. Vers 12a zegt dat ze Filippus geloofden toen hij “het Evangelie van het Koninkrijk van God en van de Naam van Jezus Christus verkondigde.”
  4. Vers 16 zegt dat ze gedoopt werden in de Naam van de Heere Jezus. En toen de apostelen kwamen om hen de handen op te leggen, lezen we niet dat ze ook nog gedoopt waren, ook al doopte Paulus discipelen die alleen de doop van Johannes kenden wel opnieuw (Handelingen 19:5).

Dit geeft aan dat de Samaritanen werkelijk tot geloof gekomen waren toen Petrus en Johannes kwamen om hen de handen op te leggen zodat ze de Heilige Geest zouden ontvangen.

Dit was ook de visie van Johannes Calvijn, Matthew Henry, Henry Alford en de meeste andere commentatoren, tot voor kort.

Daarom concluderen veel predikers dat deze gebeurtenis in Handelingen 8 laat zien, zoals de Pinksterdag, dat er een duidelijk ontvangen van de Heilige Geest zal zijn nadat we tot bekering zijn gekomen. Velen identificeren dit met de doop van de Heilige Geest (Handelingen 1:5; 11:16).

Aanwijzingen dat het geen echte gelovigen waren

Er zijn drie redenen waarom andere commentatoren denken dat de Samaritanen geen echte gelovigen waren toen Petrus en Johannes naar hen toe kwamen.

  1. Vers 12a zegt dat ze Filippus geloofden, niet het Evangelie, of Christus.
  2. Simon de Tovenaar zou ook geloven (Handelingen 8:13). Maar toch bleek hij geen echte gelovige te zijn (Vers 21: “U hebt part noch deel aan deze zaak…”).
  3. Wanneer we er vanuit gaan dat de Samaritanen de Heilige Geest op geen enkele manier hadden, bewijst Romeinen 8:9 dat ze geen Christenen waren, “Als iemand de Geest van Christus niet heeft, die is niet van Hem.”

Als deze argumenten overtuigend zijn, dan kwamen Petrus en Johannes niet naar hen toe om te bidden voor een tweede werk van de Heilige Geest, maar voor Zijn eerste werk van bekerende genade. Dit is de visie van Anthony Hoekema (Tongues and Spirit-Baptism) en James Dunn.

Sommigen stellen voor dat deze gebeurtenissen niet normatief zijn

Veel uitleggers zeggen dat, wanneer de Samaritanen al tot geloof gekomen waren en de Heilige Geest op twee manieren werd gegeven, dan was dit niet bedoelt als norm voor alle Christenen. In plaats daarvan was het een uitzondering zodat (bijvoorbeeld) de Joodse Apostelen naar hen toe zouden komen om hen de handen op te leggen om zo de eenheid kenbaar te maken tussen de Samaritaanse en Joodse gemeente, ondanks eeuwen van van vijandschap tussen Joden en Samaritanen.

Hoe wordt de Heilige Geest in Handelingen ontvangen?

Wat moeten we hier dan mee? Het kan erg verwarrend zijn. Hoe ik het hier aan wil pakken is als volgt: ik wil het indirect over de doop met de Heilige Geest hebben door na te denken over dat wat we met grote zekerheid kunnen zeggen over het ontvangen van de Heilige Geest in het boek Handelingen.

Te weten door ervaring, niet door gevolgtrekking
Allereerst wil ik laten zien dat in het boek Handelingen het ontvangen van de Heilige Geest overal omschreven wordt als een ervaring. Ik bedoel dat het niet enkel een logische gevolgtrekking is dat je weet dat dit gebeurt is omdat er iets anders gebeurt is. In plaats daarvan heeft het gevolgen die duidelijk waarneembaar zijn. In het boek Handelingen weet iemand wanneer hij de Heilige Geest ontvangen heeft. Het is een ervaring met aanwijsbare gevolgen.

Laat me dit toelichten aan de hand van Handelingen 19:2. In Efeze heeft Paulus een aantal discipelen gevonden die, zoals blijkt, enkel de doop van Johannes kenden en nog niet in Jezus’ Naam gedoopt waren. Paulus ontdekt iets wat mis is en breekt alles open door in vers 2 de sleutelvraag te stellen, “Hebt u de Heilige Geest ontvangen toen u tot geloof kwam?”

Dat is een opmerkelijke vraag voor de meeste Christenen vandaag de dag. We hebben geleerd dat we weten dat we de Heilige Geest hebben ontvangen omdat we tot geloof gekomen zijn. Ons is verteld dat we kunnen weten dat we de Heilige Geest hebben omdat iedereen die gelooft de Heilige Geest heeft. Het is een logische gevolgtrekking. Wanneer we dus willen weten of iemand de Heilige Geest ontvangen heeft, vragen we, “Geloof je in Jezus?” Wanneer het antwoord ja is, dan weten we dat diegene de Heilige Geest ontvangen heeft. Het ontvangen van de Heilige Geest is een logische gevolgtrekking, geen aanwijsbare ervaring.

Maar zo stelt Paulus de vraag niet. Paulus vraagt, “Hebt u de Heilige Geest ontvangen toen u tot geloof kwam?” Wij zouden ons achter de oren krabben en zeggen, “Paulus, dat begrijp ik niet. Als je er vanuit gaat dat we tot geloof gekomen zijn, waarom ga je er dan ook niet vanuit dat we de Heilige Geest ontvangen hebben? We hebben geleerd dat iedereen die gelooft de Heilige Geest ontvangen heeft. We hebben geleerd dat we gewoon moeten geloven dat de Geest er is of er nu gevolgen zijn of niet. Maar je spreekt alsof we op een bepaalde manier kunnen weten dat we de Heilige Geest ontvangen hebben, buitenom ons geloof. Je spreekt alsof we naar een ervaring van de Geest zouden moeten wijzen, buitenom geloven, om je vraag te beantwoorden.”

En dat is inderdaad wat Paulus zegt. Wanneer Hij vraagt “Hebt u de Heilige Geest ontvangen toen u tot geloof kwam?” verwacht hij dat degene die de “Heilige Geest ontvangen heeft” dit weet, niet als logisch gevolg van Zijn geloof in Christus, maar omdat het een ervaring is met aanwijsbare gevolgen.

Dat is wat we door het hele boek Handelingen zien. Alle uitdrukkelijke beschrijvingen van het ontvangen van de Heilige Geest worden omschreven als een ervaring (geen logische gevolgtrekking).

Hoe Lukas de komst van de Geest omschrijft
We kunnen Lukas’ manieren om de komst van de Heilige Geest op zeven manieren omschrijven.

  1. De Heilige Geest wordt aan mensen gegeven (als een geschenk) — 8:18; 5:32; 15:8; 11:17 (geschenk: 2:38; 8:20; 10:45; 11:17);
  2. De Heilige Geest valt op mensen — 8:16; 10:44; 11:15;
  3. De Heilige Geest komt op mensen — 1:8; 19:6;
  4. De Heilige Geest wordt uitgestort op mensen — 2:17f; 10:45;
  5. De Heilige Geest wordt door mensen ontvangen — 2:38; 8:15,17; 10:47;
  6. Mensen worden gedoopt met de Heilige Geest — 1:5; 11:16;
  7. Mensen worden vervuld met de Heilige Geest — 2:4; 9:17

Al deze manieren om de komst van de Heilige Geest te omschrijven vinden we op zes momenten in het boek Handelingen en op elk van die momenten heeft de komst van de Geest aanwijsbare gevolgen die ervaren worden.

  1. Op de Pinksterdag werd de kracht om te getuigen ontvangen, in tongen gesproken en Gods grote werken geprezen (1:8; 2:4, 11);
  2. in Samaria werd er zo duidelijk iets ervaren dat Simon het zag, verwonderd was en die kracht wilde kopen zodat hij het ook kon laten gebeuren (8:18);
  3. in Caesarea, in het huis van Cornelius, werd in vreemde talen gesproken en God groot gemaakt (10:46);
  4. in Efeze, waar Paulus de discipelen van Johannes de Doper vond, werd in tongen gesproken en geprofeteerd (19:6);
  5. Bij Paulus’ bekering kwam er een buitengewone moed en kracht om te getuigen (9:17, 22);
  6. in Handelingen 5:32 zegt Lukas dat God de Heilige Geest gegeven had “aan hen die Hem gehoorzaam zijn.” Gehoorzaamheid is dus een kenmerk van Zijn aanwezigheid.

Lukas verwacht een duidelijke, herkenbare ervaring
Steeds wanneer de Heilige Geest komt of ontvangen wordt in het boek Handelingen zijn er dus duidelijk gevolgen die aangewezen kunnen worden als bewijs dat de Heilige Geest ontvangen is. De genoemde gevolgen zijn het spreken in tongen, profeteren, vrijuit prijzen van Gods grote werken, vrijmoedigheid en kracht om te getuigen en gehoorzaamheid aan God. En wanneer we de bekrachtiging van de Geest na de eerste uitstorting toevoegen, bevat de lijst natuurlijk de tekenen en wonderen (Handelingen 5:15, 6:8, 13:9–11).

Of Lukas deze gevolgen verwacht na de eerste ontvangst van de Heilige Geest, of in twee stappen, in de opvolgende “doop met de Heilige Geest” na het komen tot geloof, of in een voortdurende opeenvolgingen van vervullingen (of een combinatie van al deze), één ding is duidelijk: Lukas verwacht dat het ontvangen van de Heilige Geest (hoe we Hem ook ontvangen) een echte, herkenbare ervaring is van de levende God, niet zomaar een logische gevolgtrekking van menselijke wilsdaad.

Kracht om de wereld te Evangeliseren
We kunnen nog meer zeggen over deze ervaring. Er is geen belofte in het boek Handelingen dat iedereen die de Geest ontvangt in tongen zal spreken of zal profeteren. Maar er is een belofte in Handelingen 1:8 dat we kracht zullen ontvangen wanneer de Geest op ons komt; en in die kracht zullen we in staat zijn om de wereld te Evangeliseren. Die belofte wordt gedaan aan iedereen die de Geest ontvangt, niet aan een enkeling.

Vervolgens zien we in het boek Handelingen hoe deze kracht eruit ziet onder verschillende groepen. Deze kracht komt met het spreken van tongen voor sommigen (2:4; 10:46; 19:6). Het komt met de gave van profetie voor sommigen (2:17; 19:6; cf. 10:46). Het komt met vrijuit en overvloedig prijzen van Gods grootheid (2:11; 10:46). Het komt met gehoorzaamheid aan Gods geboden (5:32). Het komt met moed en vrijmoedigheid om te getuigen (2:14–36; 9:17–22). En het brengt de werking van verschillende gaven (Hebreeën 2:4), en krachten (Galaten 3:5), en tekenen en wonderen (Handelingen 6:8).

Heb jij de Heilige Geest ontvangen toen je tot geloof kwam?

Hoe het ook komt, het is een ervaring van Goddelijke werkelijkheid. Het is niet zomaar een idee over onze geestelijke toestand die we afleiden uit een beslissing die we genomen hebben. Het is bovennatuurlijk. Je kunt het gebruiken om de vraag te beantwoorden, “Heb je de Heilige Geest ontvangen toen je tot geloof kwam?”

Je kunt zeggen:

  • Ja, ik heb de Geest van gehoorzaamheid in mijn leven aan het werk gezien in het bedwingen van zonde en het dringen tot daden van liefde.
  • Ja, ik heb de Geest van aanbidding in mijn leven gezien die mijn hart en mond vulde met aanbidding voor Jezus en God de Vader.
  • Ja, ik heb de Geest van moed in mijn leven aan het werk gezien die mijn angst overwon en mij de wil gaf om risico’s te nemen voor de zaak van Christus.
  • En ja, hoewel het spreken in tongen en de gave van profetie geen ongetwijfeld teken is van Gods genade, zijn deze bewijzen in mijn leven toch samen met de andere het bewijs dat Gods kracht op mij is.

Maar wanneer je de vraag, “Heb jij de Heilige Geest ontvangen toen je tot geloof kwam?” niet kunt beantwoorden, dan kan het zijn dat je nog niet tot geloof gekomen bent en wil ik je aansporen om je vertrouwen nu op Jezus te stellen. Of misschien is er op één of andere manier een vertraging of blokkade voor de openbaring van Gods kracht in je leven en moet je Zijn volheid zoeken in gebed. Het kan ook zijn dat Hij al meer in je leven doet dan je beseft omdat je nooit geleerd bent hoe je het werk van God kunt herkennen.

In elk van deze drie gevallen wil ik je dringend verzoeken om te bidden. Verklaar je geloof in de Heere; vraag om de vrijlating en uitstorting van de Heilige Geest in je leven; vraag om het vermogen om Zijn werk te onderscheiden.

Amen.