Eén ding heb ik van de HEERE verlangd, dát zal ik zoeken: dat ik wonen mag in het huis van de HEERE, al de dagen van mijn leven, om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel. (Psalm 27:4)


Eén ding heb ik van de HEERE verlangd, dát zal ik zoeken: dat ik wonen mag in het huis van de HEERE, al de dagen van mijn leven, om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel. (Psalm 27:4)


God staat niet onverschillig tegenover het berouwvolle verlangen van de ziel. Hij komt en verlost ons van de last van onze zonden en vult ons hart met vreugde en dankbaarheid. “U hebt voor mij mijn rouwklacht veranderd in een reidans, U hebt mijn rouwgewaad losgemaakt en mij met blijdschap omgord. Daarom zal mijn eer voor U psalmen zingen en niet zwijgen. HEERE, mijn God, voor eeuwig zal ik U loven” (Psalm 30:12-13).

Maar onze vreugde komt niet alleen van een dankbare blik achterom. Het komt ook van de hoopvolle vooruitziende blik: “Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven voor de volkomen verlossing van Zijn aangezicht” (Psalm 42:6).

“Ik verwacht de HEERE, mijn ziel verwacht Hem en ik hoop op Zijn woord” (Psalm 130:5).

Uiteindelijk verlangd het hart niet naar Gods goede gaven maar naar God zelf. Hem te zien, te kennen en in Zijn aanwezigheid te zijn, is het uiteindelijke feest van de ziel. Naast dit is er geen zoektocht. Woorden schieten tekort. We noemen het genoegen, vreugde, plezier. Maar dat zijn zwakke verwijzingen naar de onuitsprekelijke ervaring:

Eén ding heb ik van de HEERE verlangd, dát zal ik zoeken: dat ik wonen mag in het huis van de HEERE, al de dagen van mijn leven, om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel. (Psalm 27:4)

“U maakt mij het pad ten leven bekend; [volheid] van blijdschap is bij Uw aangezicht, lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd” (Psalm 16:11).

“Schep vreugde in de HEERE, dan zal Hij u geven wat uw hart verlangt” (Psalm 37:4).

God staat niet onverschillig tegenover het berouwvolle verlangen van de ziel. Hij komt en verlost ons van de last van onze zonden en vult ons hart met vreugde en dankbaarheid. “U hebt voor mij mijn rouwklacht veranderd in een reidans, U hebt mijn rouwgewaad losgemaakt en mij met blijdschap omgord. Daarom zal mijn eer voor U psalmen zingen en niet zwijgen. HEERE, mijn God, voor eeuwig zal ik U loven” (Psalm 30:12-13).

Maar onze vreugde komt niet alleen van een dankbare blik achterom. Het komt ook van de hoopvolle vooruitziende blik: “Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven voor de volkomen verlossing van Zijn aangezicht” (Psalm 42:6).

“Ik verwacht de HEERE, mijn ziel verwacht Hem en ik hoop op Zijn woord” (Psalm 130:5).

Uiteindelijk verlangd het hart niet naar Gods goede gaven maar naar God zelf. Hem te zien, te kennen en in Zijn aanwezigheid te zijn, is het uiteindelijke feest van de ziel. Naast dit is er geen zoektocht. Woorden schieten tekort. We noemen het genoegen, vreugde, plezier. Maar dat zijn zwakke verwijzingen naar de onuitsprekelijke ervaring:

Eén ding heb ik van de HEERE verlangd, dát zal ik zoeken: dat ik wonen mag in het huis van de HEERE, al de dagen van mijn leven, om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel. (Psalm 27:4)

“U maakt mij het pad ten leven bekend; [volheid] van blijdschap is bij Uw aangezicht, lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd” (Psalm 16:11).

“Schep vreugde in de HEERE, dan zal Hij u geven wat uw hart verlangt” (Psalm 37:4).

Beschikbaar gesteld door DesiringGod.org


Beschikbaar gesteld door DesiringGod.org