En een zekere vrouw, van wie de naam Lydia was, een purperverkoopster uit de stad Thyatira, die God diende, luisterde naar ons. En de Heere opende haar hart, zodat zij acht gaf op wat door Paulus gesproken werd. (Handelingen 16:14)


En een zekere vrouw, van wie de naam Lydia was, een purperverkoopster uit de stad Thyatira, die God diende, luisterde naar ons. En de Heere opende haar hart, zodat zij acht gaf op wat door Paulus gesproken werd. (Handelingen 16:14)


Overal waar Paulus preekte geloofden sommigen en anderen niet. Hoe komt het dat sommigen die “dood zijn in overtredingen en zonden” (Efeze 2:1,5) geloven en anderen niet?

Het antwoord op de vraag waarom sommige mensen niet geloven is omdat ze “het verwerpen” (Handelingen 13:46) omdat de boodschap van het Evangelie “dwaasheid voor hen is en ze [waren] niet in staat het te begrijpen” (1 Korinthe 2:14). De geest van het vlees is “is vijandschap tegen God. Het onderwerpt zich namelijk niet aan de wet van God, want het kan dat ook niet” (Romeinen 8:7).

De mensen die het Evangelie horen en verwerpen “haten het licht en komen niet tot het licht, opdat hun werken niet ontmaskerd worden” (Johannes 3:20). Ze blijven “verduisterd in het verstand… door de onwetendheid die in hen is, door de verharding van hun hart” (Efeze 4:18). Het is een schuldige onwetendheid. De waarheid is beschikbaar. Maar ze onderdrukken “de waarheid door hun ongerechtigheid” (Romeinen 1:18).

Maar waarom geloven andere mensen dan wel, we leven toch allemaal in die toestand van opstandige hardheid van het hart, dood in onze schuld? Het boek Handelingen geeft het antwoord op minstens drie verschillende manieren. Een daarvan is dat ze bestemd waren om te geloven. Toen Paulus in Antiochië in Pisidië preekte, verheugden de heidenen zich “en er geloofden er zovelen als er bestemd waren voor het eeuwige leven” (Handelingen 13:48).

Een andere manier om de vraag te beantwoorden waarom sommige mensen wel geloven is dat God bekering heeft gegeven. Toen de heiligen in Jeruzalem hoorden dat de heidenen gehoor gaven aan het Evangelie, en niet alleen de Joden, zeiden ze: “Zo heeft God dus ook aan de heidenen de bekering gegeven die tot het leven leidt” (Handelingen 11:18).

Maar het duidelijkste antwoord in Handelingen op de vraag waarom iemand het Evangelie geloofd, is dat God het hart opent. Lydia is het beste voorbeeld. Waarom geloofde ze? Handelingen 16:14 zegt: “En de Heere opende haar hart, zodat zij acht gaf op wat door Paulus gesproken werd.”

Overal waar Paulus preekte geloofden sommigen en anderen niet. Hoe komt het dat sommigen die “dood zijn in overtredingen en zonden” (Efeze 2:1,5) geloven en anderen niet?

Het antwoord op de vraag waarom sommige mensen niet geloven is omdat ze “het verwerpen” (Handelingen 13:46) omdat de boodschap van het Evangelie “dwaasheid voor hen is en ze [waren] niet in staat het te begrijpen” (1 Korinthe 2:14). De geest van het vlees is “is vijandschap tegen God. Het onderwerpt zich namelijk niet aan de wet van God, want het kan dat ook niet” (Romeinen 8:7).

De mensen die het Evangelie horen en verwerpen “haten het licht en komen niet tot het licht, opdat hun werken niet ontmaskerd worden” (Johannes 3:20). Ze blijven “verduisterd in het verstand… door de onwetendheid die in hen is, door de verharding van hun hart” (Efeze 4:18). Het is een schuldige onwetendheid. De waarheid is beschikbaar. Maar ze onderdrukken “de waarheid door hun ongerechtigheid” (Romeinen 1:18).

Maar waarom geloven andere mensen dan wel, we leven toch allemaal in die toestand van opstandige hardheid van het hart, dood in onze schuld? Het boek Handelingen geeft het antwoord op minstens drie verschillende manieren. Een daarvan is dat ze bestemd waren om te geloven. Toen Paulus in Antiochië in Pisidië preekte, verheugden de heidenen zich “en er geloofden er zovelen als er bestemd waren voor het eeuwige leven” (Handelingen 13:48).

Een andere manier om de vraag te beantwoorden waarom sommige mensen wel geloven is dat God bekering heeft gegeven. Toen de heiligen in Jeruzalem hoorden dat de heidenen gehoor gaven aan het Evangelie, en niet alleen de Joden, zeiden ze: “Zo heeft God dus ook aan de heidenen de bekering gegeven die tot het leven leidt” (Handelingen 11:18).

Maar het duidelijkste antwoord in Handelingen op de vraag waarom iemand het Evangelie geloofd, is dat God het hart opent. Lydia is het beste voorbeeld. Waarom geloofde ze? Handelingen 16:14 zegt: “En de Heere opende haar hart, zodat zij acht gaf op wat door Paulus gesproken werd.”

Beschikbaar gesteld door DesiringGod.org


Beschikbaar gesteld door DesiringGod.org