Geef de HEERE, geslachten van de volken, geef de HEERE eer en macht. (Psalm 96:7)
Geef de HEERE, geslachten van de volken, geef de HEERE eer en macht. (Psalm 96:7)
Ik denk dat dit er bij hoort wanneer de Psalmist oproept: “Geef de HEERE eer en macht.”
Eerst, door Gods genade, richten we ons op God en zien we dat Hij sterk is. We nemen Zijn kracht waar. Dan geven we goedkeuring aan de grootheid van Zijn kracht. We nemen Zijn waarde in acht.
We vinden Zijn kracht wonderlijk. Maar wat dit wonder een “gevend” soort wonder maakt is dat we vooral blij zijn dat grootheid van Zijn kracht van Hem is en niet van ons.
We voelen een diepe gepastheid dat Hij oneindig sterk is en wij niet. We hebben het feit, dat dit zo is, lief. We Zijn niet jaloers op God voor Zijn kracht. We voelen geen hebzucht naar Zijn macht. We zijn vol vreugde dat alle kracht van Hem is.
Alles in ons verheugd zich om uit te gaan en Zijn macht te aanschouwen. Alsof we aangekomen waren bij de viering van de overwinning van de lange afstand loper die ons in de wedstrijd heeft verslagen en we merkten dat we onze grootste vreugde vonden in het bewonderen van zijn kracht, in plaats van te treuren over ons verlies.
We vinden onze diepste zin van het leven als onze harten vrij uit gaan om Gods macht te bewonderen, in plaats van te roemen in onze eigen kracht — of daar zelfs maar aan te denken. We ontdekken iets wat overweldigd: Het is die bevrediging dat we geen God zijn, en dat we al onze gedachten en verlangens om God te zijn opgeven.
Wanneer we Gods macht waarnemen, stijgt er in ons het besef dat God het universum hiervoor schiep: Zodat we een uiterst bevredigende ervaring konden hebben dat we geen God zijn maar de Godheid van God bewonderen — de kracht van God. Er overkomt ons een rustig besef dat de bewondering van het oneindige het hoogtepunt is van alle dingen.
We beven bij de kleinste verleiding om enige kracht te claimen alsof deze van ons was. God heeft ons zwak gemaakt om ons hiervoor te beschermen: “Maar wij hebben deze schat in aarden kruiken, opdat de allesovertreffende kracht van God zou zijn en niet uit ons” (2 Korinthe 4:7).
O wat een liefde is het, dat God ons wilde beschermen tegen het vervangen van de eeuwige hoogten van het bewonderen van Zijn macht met de vergeefse poging om in onszelf te roemen!
Ik denk dat dit er bij hoort wanneer de Psalmist oproept: “Geef de HEERE eer en macht.”
Eerst, door Gods genade, richten we ons op God en zien we dat Hij sterk is. We nemen Zijn kracht waar. Dan geven we goedkeuring aan de grootheid van Zijn kracht. We nemen Zijn waarde in acht.
We vinden Zijn kracht wonderlijk. Maar wat dit wonder een “gevend” soort wonder maakt is dat we vooral blij zijn dat grootheid van Zijn kracht van Hem is en niet van ons.
We voelen een diepe gepastheid dat Hij oneindig sterk is en wij niet. We hebben het feit, dat dit zo is, lief. We Zijn niet jaloers op God voor Zijn kracht. We voelen geen hebzucht naar Zijn macht. We zijn vol vreugde dat alle kracht van Hem is.
Alles in ons verheugd zich om uit te gaan en Zijn macht te aanschouwen. Alsof we aangekomen waren bij de viering van de overwinning van de lange afstand loper die ons in de wedstrijd heeft verslagen en we merkten dat we onze grootste vreugde vonden in het bewonderen van zijn kracht, in plaats van te treuren over ons verlies.
We vinden onze diepste zin van het leven als onze harten vrij uit gaan om Gods macht te bewonderen, in plaats van te roemen in onze eigen kracht — of daar zelfs maar aan te denken. We ontdekken iets wat overweldigd: Het is die bevrediging dat we geen God zijn, en dat we al onze gedachten en verlangens om God te zijn opgeven.
Wanneer we Gods macht waarnemen, stijgt er in ons het besef dat God het universum hiervoor schiep: Zodat we een uiterst bevredigende ervaring konden hebben dat we geen God zijn maar de Godheid van God bewonderen — de kracht van God. Er overkomt ons een rustig besef dat de bewondering van het oneindige het hoogtepunt is van alle dingen.
We beven bij de kleinste verleiding om enige kracht te claimen alsof deze van ons was. God heeft ons zwak gemaakt om ons hiervoor te beschermen: “Maar wij hebben deze schat in aarden kruiken, opdat de allesovertreffende kracht van God zou zijn en niet uit ons” (2 Korinthe 4:7).
O wat een liefde is het, dat God ons wilde beschermen tegen het vervangen van de eeuwige hoogten van het bewonderen van Zijn macht met de vergeefse poging om in onszelf te roemen!
Beschikbaar gesteld door DesiringGod.org