Wat wordt er bedoeld met Zacharia 14:16-19? Dit hoofdstuk gaat over de toekomst (in ieder geval niet over de tijd van toen), toch? Betekent het dat we tijdens Loofhuttenfeest naar Jeruzalem zouden moeten gaan en dat er anders droogte zal ontstaan?
Wat wordt er bedoeld met Zacharia 14:16-19? Dit hoofdstuk gaat over de toekomst (in ieder geval niet over de tijd van toen), toch? Betekent het dat we tijdens Loofhuttenfeest naar Jeruzalem zouden moeten gaan en dat er anders droogte zal ontstaan?
Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren. Het zal geschieden dat er geen regen zal vallen op hem die uit de geslachten van de aarde niet zal opgaan naar Jeruzalem om zich voor de Koning, de HEERE van de legermachten, neer te buigen. Als het geslacht van de Egyptenaren, waarop geen regen is gevallen, niet zal opgaan en komen, dan zal de plaag komen waarmee de HEERE de heidenvolken zal treffen die niet zullen optrekken om het Loofhuttenfeest te vieren. Dit zal de straf zijn voor de zonde van Egypte en de straf voor de zonde van alle heidenvolken die niet zullen opgaan om het Loofhuttenfeest te vieren. (Zacharia 14:16-19)
Hoewel de uitleg van deze verzen erg afhankelijk is van je visie op de eindtijd, roept God ons ook vandaag al op om dag aan dag, jaar na jaar, te naderen tot het “Jeruzalem dat boven is” (Galaten 4:26).
Wanneer we ons oude leven hebben achtergelaten en door het geloof met Christus zijn verenigd, zijn we genaderd tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen, en tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus, en tot het bloed van de besprenging, dat van betere dingen spreekt dan dat van Abel (Hebreeën 12:22-24).
Hoewel onze voeten nog in de woestijn staan, is ons hart boven, waar Christus is, de levende Loofhut die onder ons heeft gewoond. En nog is Hij met ons in deze aardse woestijn, Hij overdekt ons, Hij beschermt ons en Hij laat het regenen in ons hart. Hij verwikt ons door Zijn heilige Geest.
Maar wanneer we niet tot Hem naderen, wanneer ons hart wegblijft bij dat hemelse Jeruzalem en ons niet verwonderen over Zijn nabijheid terwijl onze voeten nog gaan door deze aardse woestijn. Dan zal ons hart droog blijven en de plaag ook ons treffen, ons hart zal verbranden in de hitte van de woestijn.
Dit zal de straf zijn voor onze zonde en de straf voor de zonde van iedereen die niet zal naderen tot Jezus, tot het hemelse Jeruzalem, om met de feestelijke vergadering het Loofhuttenfeest te vieren, om zo in Christus verenigd met Zijn volk te herdenken hoe Hij hen in de aardse woestijn overdekte en beschermde.
Maar nu is het nog mogelijk om tot Hem te naderen en Zijn heerlijke verwikkende regen te ontvangen en door deze aardse woestijn, door Hem overdekt en beschermd, straks niet alleen met ons hart in de stad van de levende God te genieten, maar ook met onze voeten, in levende lijve!
De weg is vrij, laat de rijkdommen van Egypte achter, ga mee, door de aardse woestijn, op naar het hemelse Jeruzalem om daar straks eeuwig het Loofhuttenfeest te vieren.
Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren. Het zal geschieden dat er geen regen zal vallen op hem die uit de geslachten van de aarde niet zal opgaan naar Jeruzalem om zich voor de Koning, de HEERE van de legermachten, neer te buigen. Als het geslacht van de Egyptenaren, waarop geen regen is gevallen, niet zal opgaan en komen, dan zal de plaag komen waarmee de HEERE de heidenvolken zal treffen die niet zullen optrekken om het Loofhuttenfeest te vieren. Dit zal de straf zijn voor de zonde van Egypte en de straf voor de zonde van alle heidenvolken die niet zullen opgaan om het Loofhuttenfeest te vieren. (Zacharia 14:16-19)
Hoewel de uitleg van deze verzen erg afhankelijk is van je visie op de eindtijd, roept God ons ook vandaag al op om dag aan dag, jaar na jaar, te naderen tot het “Jeruzalem dat boven is” (Galaten 4:26).
Wanneer we ons oude leven hebben achtergelaten en door het geloof met Christus zijn verenigd, zijn we genaderd tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen, en tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus, en tot het bloed van de besprenging, dat van betere dingen spreekt dan dat van Abel (Hebreeën 12:22-24).
Hoewel onze voeten nog in de woestijn staan, is ons hart boven, waar Christus is, de levende Loofhut die onder ons heeft gewoond. En nog is Hij met ons in deze aardse woestijn, Hij overdekt ons, Hij beschermt ons en Hij laat het regenen in ons hart. Hij verwikt ons door Zijn heilige Geest.
Maar wanneer we niet tot Hem naderen, wanneer ons hart wegblijft bij dat hemelse Jeruzalem en ons niet verwonderen over Zijn nabijheid terwijl onze voeten nog gaan door deze aardse woestijn. Dan zal ons hart droog blijven en de plaag ook ons treffen, ons hart zal verbranden in de hitte van de woestijn.
Dit zal de straf zijn voor onze zonde en de straf voor de zonde van iedereen die niet zal naderen tot Jezus, tot het hemelse Jeruzalem, om met de feestelijke vergadering het Loofhuttenfeest te vieren, om zo in Christus verenigd met Zijn volk te herdenken hoe Hij hen in de aardse woestijn overdekte en beschermde.
Maar nu is het nog mogelijk om tot Hem te naderen en Zijn heerlijke verwikkende regen te ontvangen en door deze aardse woestijn, door Hem overdekt en beschermd, straks niet alleen met ons hart in de stad van de levende God te genieten, maar ook met onze voeten, in levende lijve!
De weg is vrij, laat de rijkdommen van Egypte achter, ga mee, door de aardse woestijn, op naar het hemelse Jeruzalem om daar straks eeuwig het Loofhuttenfeest te vieren.
Dit artikel is voortgekomen uit gesprekken in de MijnGeloofsvraag Whatsapp-groep waar we iedere werkdag samen een ingezonden vraag van deelnemers behandelen. Klik hier om deel te nemen →