Moet je voor alles bidden, ook voor de kleine dingen, of waar ligt de grens? Als ik op mijn werk een koek eet, dan bid ik daarvoor niet, maar als ik een volle broodtrommel voor me heb, dan bidt ik wel. Toen ik op school zat vroeger, baden mijn juffen/meesters/docenten altijd of we onderweg gespaard mochten blijven, zelf doe ik dat niet. Moet ik dat aanpassen, mag dit, of hoe moet ik er tegenaan kijken?

Moet je voor alles bidden, ook voor de kleine dingen, of waar ligt de grens? Als ik op mijn werk een koek eet, dan bid ik daarvoor niet, maar als ik een volle broodtrommel voor me heb, dan bidt ik wel. Toen ik op school zat vroeger, baden mijn juffen/meesters/docenten altijd of we onderweg gespaard mochten blijven, zelf doe ik dat niet. Moet ik dat aanpassen, mag dit, of hoe moet ik er tegenaan kijken?


Met een geopende hemel en een vrije toegang tot de Eigenaar van het hele universum – door de Heere Jezus die Hij erfgenaam gemaakt heeft van alles – moeten we ons niet afvragen, waar de grens ligt, maar waarom we niet voor veel meer bidden, waarom we niet veel meer vragen van deze God die overeenkomstig Zijn rijkdom wil voorzien in alles wat we nodig hebben (Filippenzen 4:19)

Zeker als we verder beseffen dat zelfs de adem in onze longen genade is, kunnen we niet anders dan alles van Hem verwachten. Het is niet vanzelfsprekend dat we tussendoor mogen genieten van wat lekkers en het is zeker niet vanzelfsprekend dat je veilig op je bestemming aankomt.

Alles wat je krijgt, waar je van geniet en wat goed voor je is, is onuitsprekelijke genade, onverdiende zegen. Ja, elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten (Jakobus 1:17). Want in onze zonden verdienen we vloek, geen zegen. Daarom hebben we Hem nodig en mogen we onze afhankelijkheid erkennen door Hem te betrekken bij alle facetten van ons leven.

Zeker, dat hoeft niet altijd geknield of met gevouwen handen. Wanneer we met de Heere wandelen en leven, mogen we iedere gedachte, iedere uitroep en ieder zucht als een gebed tot Hem richten. Hij hoort, zoals een vader zijn kind hoort en zeker geen steen geeft wanneer die om een brood vraagt!

Scott Hubbard gaat dieper in op het bidden zonder ophouden waartoe Paulus ons oproept. Hij zegt:

“Bid zonder ophouden,” betekent niet dat we iedere seconde geknield doorbrengen. In hetzelfde gedeelte beveelt de apostel ons allerlei andere dingen zodat voortdurend gebed onmogelijk is. De Thessalonicenzen moeten “met hun eigen handen werken” (4:11), elkaar opbouwen (5:11) en hen die ordeloos leven terecht te wijzen (5:14). Dit zijn allemaal bezigheden die ons uit onze stille tijd roepen en in de wereld sturen.

Wat bedoelde Paulus dan? Deze opdracht is ingeklemd tussen twee soortelijke bevelen. “Verblijd u altijd” en “Dank God in alles.” Paulus schrijft, “altijd,” “zonder ophouden” en “in alles” om zo alles wat we doen te omvatten. Samen met vreugde en dankbaarheid moet gebed elk deel van ons leven doordringen — wakker, slapen, eten, werken, dienen en rusten. We bidden misschien niet elk moment, maar we brengen het gebed, steeds vaker, in elk moment. Ons hoofd is misschien niet altijd gebogen, maar we leven met een houding van afhankelijkheid, steeds bereid om ons hart voor God uit te storten.

 Zij die zonder ophouden bidden, zijn opeens in gebed (1 Thessalonicenzen 3:11–13; Efeze 3:14–19). Het gebed doordringt de uren na onze stille tijd als we al onze last veranderen in “Help mij,” elk genoegen in “Dank U,” elke verleiding in “Verlos mij” en elke gelegenheid voor gehoorzaamheid in “Versterk mij.” Gebed is meer dan een moment in ons programma, het is het reflex van ons hart en de geur van ons leven.

Betrek de Heere daarom steeds meer, door de dag heen, met alles wat je doet. Want je hebt Hem nodig en je mag alles met Hem delen, Hij hoort je graag!

Met een geopende hemel en een vrije toegang tot de Eigenaar van het hele universum – door de Heere Jezus die Hij erfgenaam gemaakt heeft van alles – moeten we ons niet afvragen, waar de grens ligt, maar waarom we niet voor veel meer bidden, waarom we niet veel meer vragen van deze God die overeenkomstig Zijn rijkdom wil voorzien in alles wat we nodig hebben (Filippenzen 4:19)

Zeker als we verder beseffen dat zelfs de adem in onze longen genade is, kunnen we niet anders dan alles van Hem verwachten. Het is niet vanzelfsprekend dat we tussendoor mogen genieten van wat lekkers en het is zeker niet vanzelfsprekend dat je veilig op je bestemming aankomt.

Alles wat je krijgt, waar je van geniet en wat goed voor je is, is onuitsprekelijke genade, onverdiende zegen. Ja, elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten (Jakobus 1:17). Want in onze zonden verdienen we vloek, geen zegen. Daarom hebben we Hem nodig en mogen we onze afhankelijkheid erkennen door Hem te betrekken bij alle facetten van ons leven.

Zeker, dat hoeft niet altijd geknield of met gevouwen handen. Wanneer we met de Heere wandelen en leven, mogen we iedere gedachte, iedere uitroep en ieder zucht als een gebed tot Hem richten. Hij hoort, zoals een vader zijn kind hoort en zeker geen steen geeft wanneer die om een brood vraagt!

Scott Hubbard gaat dieper in op het bidden zonder ophouden waartoe Paulus ons oproept. Hij zegt:

“Bid zonder ophouden,” betekent niet dat we iedere seconde geknield doorbrengen. In hetzelfde gedeelte beveelt de apostel ons allerlei andere dingen zodat voortdurend gebed onmogelijk is. De Thessalonicenzen moeten “met hun eigen handen werken” (4:11), elkaar opbouwen (5:11) en hen die ordeloos leven terecht te wijzen (5:14). Dit zijn allemaal bezigheden die ons uit onze stille tijd roepen en in de wereld sturen.

Wat bedoelde Paulus dan? Deze opdracht is ingeklemd tussen twee soortelijke bevelen. “Verblijd u altijd” en “Dank God in alles.” Paulus schrijft, “altijd,” “zonder ophouden” en “in alles” om zo alles wat we doen te omvatten. Samen met vreugde en dankbaarheid moet gebed elk deel van ons leven doordringen — wakker, slapen, eten, werken, dienen en rusten. We bidden misschien niet elk moment, maar we brengen het gebed, steeds vaker, in elk moment. Ons hoofd is misschien niet altijd gebogen, maar we leven met een houding van afhankelijkheid, steeds bereid om ons hart voor God uit te storten.

 Zij die zonder ophouden bidden, zijn opeens in gebed (1 Thessalonicenzen 3:11–13; Efeze 3:14–19). Het gebed doordringt de uren na onze stille tijd als we al onze last veranderen in “Help mij,” elk genoegen in “Dank U,” elke verleiding in “Verlos mij” en elke gelegenheid voor gehoorzaamheid in “Versterk mij.” Gebed is meer dan een moment in ons programma, het is het reflex van ons hart en de geur van ons leven.

Betrek de Heere daarom steeds meer, door de dag heen, met alles wat je doet. Want je hebt Hem nodig en je mag alles met Hem delen, Hij hoort je graag!

Dit artikel is voortgekomen uit gesprekken in de MijnGeloofsvraag Whatsapp-groep waar we iedere werkdag samen een ingezonden vraag van deelnemers behandelen. Klik hier om deel te nemen →