De geestelijke zegeningen van de gelovigen komen met toegang tot de kracht van de soevereine Heerser van deze en de komende wereld (eeuw). Deze zegeningen omvatten rijkdommen waarbij aardse rijkdommen verbleken. Zo’n verheven positie voor volgelingen van Jezus kan de verleiding vormen om te roemen over deze zegeningen en de manier waarop ze verkregen zijn. Daarom neemt Paulus in Efeze 2:1-10 alle menselijke oorzaken om te roemen in redding weg, waardoor alleen God de eer van de redding toekomt.
Gods barmhartige verandering van de verdorvenheid van gelovigen in verlossing door Christus verheerlijkt Christus als het maaksel van God. Dit gedeelte beschrijft de verdorvenheid van alle mensen en daarna volgt Gods werk van genade door Christus. Paulus sluit af met een herinnering om niet te roemen in iets van onszelf.
De geestelijke zegeningen van de gelovigen komen met toegang tot de kracht van de soevereine Heerser van deze en de komende wereld (eeuw). Deze zegeningen omvatten rijkdommen waarbij aardse rijkdommen verbleken. Zo’n verheven positie voor volgelingen van Jezus kan de verleiding vormen om te roemen over deze zegeningen en de manier waarop ze verkregen zijn. Daarom neemt Paulus in Efeze 2:1-10 alle menselijke oorzaken om te roemen in redding weg, waardoor alleen God de eer van de redding toekomt.
Gods barmhartige verandering van de verdorvenheid van gelovigen in verlossing door Christus verheerlijkt Christus als het maaksel van God. Dit gedeelte beschrijft de verdorvenheid van alle mensen en daarna volgt Gods werk van genade door Christus. Paulus sluit af met een herinnering om niet te roemen in iets van onszelf.
Voorbereiding
Lees Efeze 2:1-10. Noteer belangrijke concepten of woorden. Denk vervolgens na over de volgende vragen.
Totale verdorvenheid (Efeze 2:1-3)
Voor de verlossing wordt de morele en geestelijke toestand van gelovigen omschreven als “dood”. Op grond van de beschrijving van deze diagnose in Efeze 2:1-3, wat is de omvang van dit soort dood?
Paulus verbind het gedrag van de Efeziers voordat ze verlost werden aan het huidige systeem van de wereld. “Overeenkomstig het tijdperk van de wereld” en “de aanvoerder van de macht in de lucht” en “van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid.” Deze beschrijven het universele kwaad en de laatste twee verwijzen naar Satans activiteit. Hoe dragen deze termen bij aan ons begrip van onze geestelijke toestand voordat we tot geloof in Christus kwamen? Wat maken deze termen duidelijk over onze toestand voordat we verlost waren?
Paulus verbind deze dood ook aan vleselijke begeerten. Alle mensen in de hele geschiedenis van de wereld zijn opgenomen in deze categorie (“wij allen,” “evenals de anderen”). Hoe maken ongelovigen volgens Efeze 2:3 beslissingen? Welke hoop hadden dode “kinderen van de ongehoorzaamheid” en “kinderen des toorns”?
Onderschept door genade (Efeze 2:4-7)
De zin die Paulus hier schrijft is vier verzen lang. Gods “rijkdom in barmhartigheid,” “door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft,” “ook toen wij dood waren door de overtredingen” spreken over Gods karakter en motivatie voor verlossing. Wat zegt Efeze 2:4 over het verband tussen “levend gemaakt” en het werk van Christus in Zijn aardse bediening?
Op grond van het contrast tussen Efeze 2:4 en Efeze 2:1-3, waarom concludeert Paulus in Efeze 2:5 dat hij het werk van genade omschrijft?
De omschrijving van de verlossing, opwekking en verhoging van de gelovigen verbindt Efeze 2:5 met het opwekken van Christus door God en Zijn verhoging aan Gods rechterhand “in de hemelse gewesten.” Hoe vergroot dit verband het werk van genade in het proces van verlossing? Welke heerlijkheid geeft dit de gemeente in Gods ogen?
Paulus beschrijft dat sommige doelen van Gods verlossing pas in de “komende eeuwen” bewezen worden. Wat zegt dit over de erfenis van de gelovigen?
Een prachtig maaksel (Efeze 2:8-10)
In vers 8 noemt Paulus “genade” voor de derde keer in Efeze 2 en voor de zesde keer in de hele brief (Efeze 1:2, 6, 7; 2:5, 7, 8). In het vorige hoofdstuk introduceerde hij de rol van geloof in de verlossing (Efeze 1:13, 15, 19). Hoe helpt heel Efeze 2:1-8 ons de relatie te zien tussen genade en geloof in de verlossing van een gelovige?
Grammaticaal verwijst “en dat niet uit u” naar zowel genade als geloof. Zowel genade als geloof zijn een geschenk van God. Aangezien geloof ook een geschenk is, wat moeten gelovigen dan concluderen over hun betekenis in hun eigen verlossing?
Als verlossing, inclusief geloof, “niet uit werken” is, hoe beperkt dit dan het roemen van de gelovige met betrekking tot verlossing?
De termen in Efeze 2:10 geven aan dat de “goede werken” van gelovigen bij God vandaan komen. Gelovigen zijn Zijn “maaksel,” en
Gelovigen zijn “Zijn maaksel,” “geschapen in Christus Jezus.” om goede werken te doen die “God van tevoren bereid heeft.” Welke bemoediging biedt dit voor het christelijke leven — voor de “wandel” van gelovigen, zoals we dat ook lezen in Efeze 4: 1, 17; 5: 2, 8, 15?Op welke manieren laat Efeze 2:10 zien dat het Evangelie een integraal onderdeel moet zijn van de dagelijkse wandel van gelovigen en van de bediening van de gemeente?
Gebed
Wat een heerlijk wonder. God maakt doden levend. Bid dat je dit beter zal beseffen. Dat God je (meer) vertrouwen geeft in Zijn opstandingskracht om ook jou in een nieuw leven te laten wandelen. Dank God voor Zijn onuitsprekelijke genade en de alles overtreffende rijkdom daarvan. Bid dat de Heere je helpt om de goede werken te doen die Hij voor jou heeft voorbereid en deze rijkdom van genade bekend te maken aan iedereen om je heen. Er is genade genoeg!
Voorbereiding
Lees Efeze 2:1-10. Noteer belangrijke concepten of woorden. Denk vervolgens na over de volgende vragen.
Totale verdorvenheid (Efeze 2:1-3)
Voor de verlossing wordt de morele en geestelijke toestand van gelovigen omschreven als “dood”. Op grond van de beschrijving van deze diagnose in Efeze 2:1-3, wat is de omvang van dit soort dood?
Paulus verbind het gedrag van de Efeziers voordat ze verlost werden aan het huidige systeem van de wereld. “Overeenkomstig het tijdperk van de wereld” en “de aanvoerder van de macht in de lucht” en “van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid.” Deze beschrijven het universele kwaad en de laatste twee verwijzen naar Satans activiteit. Hoe dragen deze termen bij aan ons begrip van onze geestelijke toestand voordat we tot geloof in Christus kwamen? Wat maken deze termen duidelijk over onze toestand voordat we verlost waren?
Paulus verbind deze dood ook aan vleselijke begeerten. Alle mensen in de hele geschiedenis van de wereld zijn opgenomen in deze categorie (“wij allen,” “evenals de anderen”). Hoe maken ongelovigen volgens Efeze 2:3 beslissingen? Welke hoop hadden dode “kinderen van de ongehoorzaamheid” en “kinderen des toorns”?
Onderschept door genade (Efeze 2:4-7)
De zin die Paulus hier schrijft is vier verzen lang. Gods “rijkdom in barmhartigheid,” “door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft,” “ook toen wij dood waren door de overtredingen” spreken over Gods karakter en motivatie voor verlossing. Wat zegt Efeze 2:4 over het verband tussen “levend gemaakt” en het werk van Christus in Zijn aardse bediening?
Op grond van het contrast tussen Efeze 2:4 en Efeze 2:1-3, waarom concludeert Paulus in Efeze 2:5 dat hij het werk van genade omschrijft?
De omschrijving van de verlossing, opwekking en verhoging van de gelovigen verbindt Efeze 2:5 met het opwekken van Christus door God en Zijn verhoging aan Gods rechterhand “in de hemelse gewesten.” Hoe vergroot dit verband het werk van genade in het proces van verlossing? Welke heerlijkheid geeft dit de gemeente in Gods ogen?
Paulus beschrijft dat sommige doelen van Gods verlossing pas in de “komende eeuwen” bewezen worden. Wat zegt dit over de erfenis van de gelovigen?
Een prachtig maaksel (Efeze 2:8-10)
In vers 8 noemt Paulus “genade” voor de derde keer in Efeze 2 en voor de zesde keer in de hele brief (Efeze 1:2, 6, 7; 2:5, 7, 8). In het vorige hoofdstuk introduceerde hij de rol van geloof in de verlossing (Efeze 1:13, 15, 19). Hoe helpt heel Efeze 2:1-8 ons de relatie te zien tussen genade en geloof in de verlossing van een gelovige?
Grammaticaal verwijst “en dat niet uit u” naar zowel genade als geloof. Zowel genade als geloof zijn een geschenk van God. Aangezien geloof ook een geschenk is, wat moeten gelovigen dan concluderen over hun betekenis in hun eigen verlossing?
Als verlossing, inclusief geloof, “niet uit werken” is, hoe beperkt dit dan het roemen van de gelovige met betrekking tot verlossing?
De termen in Efeze 2:10 geven aan dat de “goede werken” van gelovigen bij God vandaan komen. Gelovigen zijn Zijn “maaksel,” en
Gelovigen zijn “Zijn maaksel,” “geschapen in Christus Jezus.” om goede werken te doen die “God van tevoren bereid heeft.” Welke bemoediging biedt dit voor het christelijke leven — voor de “wandel” van gelovigen, zoals we dat ook lezen in Efeze 4: 1, 17; 5: 2, 8, 15?Op welke manieren laat Efeze 2:10 zien dat het Evangelie een integraal onderdeel moet zijn van de dagelijkse wandel van gelovigen en van de bediening van de gemeente?
Gebed
Wat een heerlijk wonder. God maakt doden levend. Bid dat je dit beter zal beseffen. Dat God je (meer) vertrouwen geeft in Zijn opstandingskracht om ook jou in een nieuw leven te laten wandelen. Dank God voor Zijn onuitsprekelijke genade en de alles overtreffende rijkdom daarvan. Bid dat de Heere je helpt om de goede werken te doen die Hij voor jou heeft voorbereid en deze rijkdom van genade bekend te maken aan iedereen om je heen. Er is genade genoeg!
Dit artikel bevat onderdelen uit Philippians: A 12-Week Study © 2014 door Ryan Kelly.