U bent echter rechtvaardig geweest in alles wat ons overkomen is. Want U hebt getrouw gehandeld, maar wij hebben goddeloos gehandeld. Onze koningen, onze vorsten, onze priesters en onze vaderen hebben Uw wet niet gehouden en zij hebben geen acht geslagen op Uw geboden en op Uw getuigenissen, die U hun gegeven hebt. (Nehemia 9:33-34)
U bent echter rechtvaardig geweest in alles wat ons overkomen is. Want U hebt getrouw gehandeld, maar wij hebben goddeloos gehandeld. Onze koningen, onze vorsten, onze priesters en onze vaderen hebben Uw wet niet gehouden en zij hebben geen acht geslagen op Uw geboden en op Uw getuigenissen, die U hun gegeven hebt. (Nehemia 9:33-34)
Deze verzen komen bijna aan het einde van een lang gebed van belijdenis van het volk voor God. Ze erkennen Zijn trouw aan hen en hun ontrouw aan Hem. Ze bidden en belijden hun zonden, zelfs ook de zonden van hun vaderen, de zonden die geleidt hebben tot de verwoesting van Jeruzalem en hun verbanning naar Babel. Maar als je bij vers 33 aankomt, zeggen ze, “U echter bent rechtvaardig geweest in alles wat ons is overkomen, want U hebt getrouw gehandeld, maar wij hebben goddeloos gehandeld.”
Dus als ze spreken over de zonden van hun vaderen, zeggen ze niet, “Zij hebben goddeloos gehandeld, degenen die ons zijn voorgegaan en deze verwoesting van Jeruzalem hebben veroorzaakt wat tot deze verbanning heeft geleidt.” Je kunt je voorstellen hoe ze hadden kunnen zeggen in eigengerechtigheid, “Ja, zij hebben gezondigd en zij hebben dit veroorzaakt. Maar hier zijn wij, wij zoeken U.” Maar dat zeggen ze niet. Als ze bidden tellen ze zichzelf erbij, “Wij hebben goddeloos gehandeld.” Niet zij, maar wij.
Dit zien we ook in het gebed van Nehemia in het eerste hoofdstuk. Hij is op dat moment niet eens in Jeruzalem en hij zegt, “Ik belijd de zonden van de Israëlieten, die wij tegen U begaan hebben.” Wat we hier zien, zien we ook in het gebed wat Jezus ons leert, Hij zegt, “Onze Vader.” Dit is niet individueel, we zien hier een gemeenschappelijk verzoek wat wij bidden tot onze God. Want wij hebben gezondigd tegen God. Wij zijn mensen die goddeloos gehandeld hebben tegen God.
Daarom wil ik je aanmoedigen om in het gebed eerlijk te zijn over onze zonde voor God. Niet de zonden van anderen, maar dat we de gemeenschappelijke omvang van onze zonde zullen zien. Als we de gemeente zien, moeten we niet denken aan mijn zonden, zijn zonden en haar zonden, maar onze zonden tegen God. Wij hebben hoogmoedig voor God geleefd. Wij hebben onszelf overgegeven aan afgoderij en immoraliteit op allerlei verschillende manieren. Dus als we bidden, bidden we, “Wij hebben tegen U gezondigd, o God.”
Zeker moeten we in ons leven ook persoonlijk specifiek onze zonden voor God belijden. Maar dat hoeft niet ten koste te gaan van vereenzelviging met het volk van God en onze behoefte aan Gods genade.
Deze verzen komen bijna aan het einde van een lang gebed van belijdenis van het volk voor God. Ze erkennen Zijn trouw aan hen en hun ontrouw aan Hem. Ze bidden en belijden hun zonden, zelfs ook de zonden van hun vaderen, de zonden die geleidt hebben tot de verwoesting van Jeruzalem en hun verbanning naar Babel. Maar als je bij vers 33 aankomt, zeggen ze, “U echter bent rechtvaardig geweest in alles wat ons is overkomen, want U hebt getrouw gehandeld, maar wij hebben goddeloos gehandeld.”
Dus als ze spreken over de zonden van hun vaderen, zeggen ze niet, “Zij hebben goddeloos gehandeld, degenen die ons zijn voorgegaan en deze verwoesting van Jeruzalem hebben veroorzaakt wat tot deze verbanning heeft geleidt.” Je kunt je voorstellen hoe ze hadden kunnen zeggen in eigengerechtigheid, “Ja, zij hebben gezondigd en zij hebben dit veroorzaakt. Maar hier zijn wij, wij zoeken U.” Maar dat zeggen ze niet. Als ze bidden tellen ze zichzelf erbij, “Wij hebben goddeloos gehandeld.” Niet zij, maar wij.
Dit zien we ook in het gebed van Nehemia in het eerste hoofdstuk. Hij is op dat moment niet eens in Jeruzalem en hij zegt, “Ik belijd de zonden van de Israëlieten, die wij tegen U begaan hebben.” Wat we hier zien, zien we ook in het gebed wat Jezus ons leert, Hij zegt, “Onze Vader.” Dit is niet individueel, we zien hier een gemeenschappelijk verzoek wat wij bidden tot onze God. Want wij hebben gezondigd tegen God. Wij zijn mensen die goddeloos gehandeld hebben tegen God.
Daarom wil ik je aanmoedigen om in het gebed eerlijk te zijn over onze zonde voor God. Niet de zonden van anderen, maar dat we de gemeenschappelijke omvang van onze zonde zullen zien. Als we de gemeente zien, moeten we niet denken aan mijn zonden, zijn zonden en haar zonden, maar onze zonden tegen God. Wij hebben hoogmoedig voor God geleefd. Wij hebben onszelf overgegeven aan afgoderij en immoraliteit op allerlei verschillende manieren. Dus als we bidden, bidden we, “Wij hebben tegen U gezondigd, o God.”
Zeker moeten we in ons leven ook persoonlijk specifiek onze zonden voor God belijden. Maar dat hoeft niet ten koste te gaan van vereenzelviging met het volk van God en onze behoefte aan Gods genade.
Daarom bidden we, o God, een ieder van ons. Op verschillende manieren hebben we tegen U gezondigd en we hebben Uw genade nodig op zoveel verschillende terreinen van ons leven. We hebben Uw genade nodig om al onze zonden te bedekken. Maar we hebben ook Uw genade nodig om onze gemeenschappelijke zonden te bedekken. Wij hebben zoveel afgoden achtervolgt. Wij hebben compromissen gesloten met zoveel immoraliteit in deze wereld. O God, wij hebben tegen U gezondigd. Wij zijn makkelijk omgegaan met zonde voor U. Wij hebben niet in vrees voor U gewandeld. Wij hebben het goede voor onszelf gezocht, buitenom U en dat is niet goed voor onszelf en het verheerlijkt U niet. Wij hebben goddeloos gehandeld op zoveel verschillende manieren. En wij, gemeenschappelijk, hebben Uw genade nodig. Wij komen voor U en we smeken U om genade. We smeken om nederigheid en Uw genade om al onze zonden tegen U te bedekken.
O God, help ons om niet zo individualistisch te zijn dat we de gemeenschap van gelovigen uit het oog verliezen waar we deel van uitmaken. Van de gemeente waar we lid van zijn en van wat het betekent om gemeenschappelijk onze zonden te belijden zodat we ook Uw genade gemeenschappelijk zullen ontvangen. Zodat we Uw genade zullen prijzen als een gemeenschap van gelovigen, in de gemeente.
God, wij hebben Uw genade nodig en wij bidden dit samen, in Jezus’ naam. Amen.
Overgenomen van Radical.net
Daarom bidden we, o God, een ieder van ons. Op verschillende manieren hebben we tegen U gezondigd en we hebben Uw genade nodig op zoveel verschillende terreinen van ons leven. We hebben Uw genade nodig om al onze zonden te bedekken. Maar we hebben ook Uw genade nodig om onze gemeenschappelijke zonden te bedekken. Wij hebben zoveel afgoden achtervolgt. Wij hebben compromissen gesloten met zoveel immoraliteit in deze wereld. O God, wij hebben tegen U gezondigd. Wij zijn makkelijk omgegaan met zonde voor U. Wij hebben niet in vrees voor U gewandeld. Wij hebben het goede voor onszelf gezocht, buitenom U en dat is niet goed voor onszelf en het verheerlijkt U niet. Wij hebben goddeloos gehandeld op zoveel verschillende manieren. En wij, gemeenschappelijk, hebben Uw genade nodig. Wij komen voor U en we smeken U om genade. We smeken om nederigheid en Uw genade om al onze zonden tegen U te bedekken.
O God, help ons om niet zo individualistisch te zijn dat we de gemeenschap van gelovigen uit het oog verliezen waar we deel van uitmaken. Van de gemeente waar we lid van zijn en van wat het betekent om gemeenschappelijk onze zonden te belijden zodat we ook Uw genade gemeenschappelijk zullen ontvangen. Zodat we Uw genade zullen prijzen als een gemeenschap van gelovigen, in de gemeente.
God, wij hebben Uw genade nodig en wij bidden dit samen, in Jezus’ naam. Amen.
Overgenomen van Radical.net