Als één persoon uit de bevolking van het land zonder opzet gezondigd heeft omdat hij iets gedaan heeft tegen een van de geboden van de HEERE, iets wat niet gedaan mag worden, zodat hij schuldig is geworden, of als zijn zonde die hij begaan heeft, hem later bekendgemaakt wordt, dan moet hij zijn offergave brengen: een geit, een vrouwtje zonder enig gebrek, voor zijn zonde, die hij begaan heeft. Dan moet hij zijn hand op de kop van het zondoffer leggen, en men moet dat zondoffer slachten op de plaats van het brandoffer. (Leviticus 4:27-29)

We zien hier:

  1. De zondaar. Het is iemand uit het gewone volk; “een persoon”; “wie dan ook”.
  2. De zonde. Het is een zonde uit onwetendheid; hij is zich er niet van bewust; zijn geweten heeft het niet opgemerkt; hij is het vergeten.
  3. Het geneesmiddel. Het is een zondoffer; alleen dit kan de zonde net zo volledig uit Gods geheugen wissen als uit zijn eigen geheugen.
  4. De verzoening. Het gebeurt door bloed; door tussenkomst van het priesterschap; geen verzoening zonder het bloed van een plaatsvervanger.
  5. De verbinding tussen de zondaar en de verzoening. Hij legt zijn handen op het offer om twee redenen: om zich ermee te vereenzelvigen en om zijn zonde erop over te dragen; hij zegt als het ware: Laat dit in mijn plaats staan, zijn leven en dood voor mijn leven en dood.
  6. De vergeving. De zonde verdwijnt; er is geen veroordeling; het is onmiddellijke, volledige, eeuwige vergeving.

Zo was het symbool. Volledig en veelzeggend – het openbaart ons verzoening en vergeving door het ene grote offer. Laten we zien wat dit oude zondoffer ons leert.

1. Hoe God over zonde denkt

Het is niet iets waar we licht over moeten denken. Het is oneindig verwerpelijk en roept om veroordeling en toorn. Er is niets lichts of onbeduidends aan. Er valt niet mee te spotten, het kan niet vluchtig worden afgekeurd of in een dag worden vergeten. Het vraagt om bijzondere tekenen van toorn. Het is het gruwelijke dat Hij haat; het begin ervan is toorn en dood, het einde is de hel. En zoals Hij erover denkt, zo wil Hij dat wij erover denken. Hoe denk jij over de zonde? Wat is jouw mening over de aard, het kwaad en wat het verdient?

2. Hoe Hij ermee omgaat

Hij negeert of vergeet het niet. Hij gaat ermee om als Rechter. Hij beoordeelt het als Rechter. Hij veroordeelt het als Rechter. Hij legt straf op als Rechter. Dit moet ofwel persoonlijk aan onszelf worden voltrokken, ofwel aan onze plaatsvervanger. De veroordeling moet worden uitgesproken; de straf moet worden uitgevoerd.

  1. Hij veroordeelt zonde. Hij gaf de wet om zonde te veroordelen. Hij richtte het kruis op om het nog meer te veroordelen. De ziel die zondigt, die zal sterven. Het loon van de zonde is de dood.
  2. Hij voorziet in een zondedrager. Hij laat ons dit niet zelf doen, maar doet het Zelf. Hij stelt niet alleen het zondoffer in, maar Hij voorziet ook in het offer. Zijn Zoon, het Woord dat vlees werd – Hij is de aangestelde Zondedrager, goddelijk en menselijk in Zijn wezen, in alle opzichten volmaakt, toereikend voor dit grote werk. Hij is in staat om toorn te dragen zonder verteerd te worden.
  3. Hij draagt de schuld over. “De HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen.” “De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem.” Hij die het recht heeft om schuld vast te houden of over te dragen, draagt het over op een plaatsvervanger.

Zo heeft Hij dus voorzien in de verzoening. Zijn aangestelde Hogepriester heeft de verzoening gedaan. Deze verzoening is nu een voldongen feit. Het is volbracht. Het zondoffer is gebracht. Het bloed is vergoten. De verzoening is voltooid. God heeft het allemaal gedaan, zonder menselijke hulp, verlangen of medewerking. Er is nu niets meer nodig in de vorm van verzoening voor de meest schuldige. Geen bloed meer, geen vuur meer, geen verdragen van toorn meer. Het is allemaal volbracht! Er kan niets aan worden toegevoegd of vanaf worden genomen. Liefde kan nu vrijelijk stromen.

3. Hoe Hij omgaat met de zondaar

Hij nodigt hem uit om te komen en vergeving te ontvangen, en Hij verzekert hem dat hij die direct krijgt, om niet, op grond van de voorziene verzoening, en simpelweg als zondaar. Zijn doel is om de zondaar te verbinden met de verzoening; want zolang zij gescheiden blijven, heeft de mens geen voordeel van het vergoten bloed. Hij voorziet als volgt in de verbinding van de zondaar:

  1. Hij doet een verklaring over Zijn eigen vrije liefde, Zijn welwillendheid richting mensen, Zijn bereidheid om iedere zondaar te vergeven. “Zo lief heeft God de wereld gehad…” “God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft…” Zo hebben we Gods eigen verzekering van een persoonlijk welkom voor ieder van ons – zoals we zijn. We maken het welkom niet persoonlijk door onze gebeden of gevoelens; we maken gebruik van een reeds bestaand persoonlijk welkom voor elke zondaar – als zondaar.
  2. Hij geeft een getuigenis van de volkomenheid van de verzoening. Hij wekte Zijn Zoon op uit de doden als het zichtbare getuigenis. Maar daarnaast heeft Hij op verschillende manieren volledig getuigenis gegeven van de toereikendheid en geschiktheid van de verzoening.
  3. Hij geeft een belofte van vergeving aan iedereen die dit getuigenis wil aannemen. “Het zal hem vergeven worden” is Zijn belofte aan iedereen die zo gelooft. Zo wordt vergeving een zekerheid voor iedereen die zich op deze manier verbindt met het goddelijke zondoffer.

Misschien zeg je: Ik zie dat God heeft voorzien in een verzoening, dat deze compleet is en beschikbaar voor mij, maar hoe kan ik er zo mee verbonden worden dat ik de vergeving ontvang?

Alles hangt af van het tot stand komen van deze verbinding, want zonder dat is er geen vergeving. Hoe verbond de Israëliet zich met het zondoffer? Hij nam simpelweg het lam en bracht het naar de priester en zei: Laat dit voor mij staan, terwijl hij zijn hand erop legde en daarmee al zijn schuld erop overdroeg. Zo verbinden wij ons met de goddelijke verzoening door het getuigenis en de belofte te aanvaarden. We gaan naar God en zeggen: Laat dit leven en deze dood voor mijn leven en dood zijn. We stemmen ermee in om behandeld te worden op basis van een ander, niet onszelf, en onmiddellijk vindt de persoonlijke uitwisseling plaats. Hij krijgt al ons kwaad, wij krijgen al Zijn goed. Onze onwaardigheid gaat naar Hem, Zijn verdienste komt naar ons. We aanvaarden de koninklijke gave van leven en gerechtigheid door het leven en de dood van een ander. Vergeving is verzekerd, en zou voor ons net zo zeker en bewust moeten zijn als voor de Israëliet nadat hij het offer had gebracht en het op het altaar had zien leggen.

Als één persoon uit de bevolking van het land zonder opzet gezondigd heeft omdat hij iets gedaan heeft tegen een van de geboden van de HEERE, iets wat niet gedaan mag worden, zodat hij schuldig is geworden, of als zijn zonde die hij begaan heeft, hem later bekendgemaakt wordt, dan moet hij zijn offergave brengen: een geit, een vrouwtje zonder enig gebrek, voor zijn zonde, die hij begaan heeft. Dan moet hij zijn hand op de kop van het zondoffer leggen, en men moet dat zondoffer slachten op de plaats van het brandoffer. (Leviticus 4:27-29)

We zien hier:

  1. De zondaar. Het is iemand uit het gewone volk; “een persoon”; “wie dan ook”.
  2. De zonde. Het is een zonde uit onwetendheid; hij is zich er niet van bewust; zijn geweten heeft het niet opgemerkt; hij is het vergeten.
  3. Het geneesmiddel. Het is een zondoffer; alleen dit kan de zonde net zo volledig uit Gods geheugen wissen als uit zijn eigen geheugen.
  4. De verzoening. Het gebeurt door bloed; door tussenkomst van het priesterschap; geen verzoening zonder het bloed van een plaatsvervanger.
  5. De verbinding tussen de zondaar en de verzoening. Hij legt zijn handen op het offer om twee redenen: om zich ermee te vereenzelvigen en om zijn zonde erop over te dragen; hij zegt als het ware: Laat dit in mijn plaats staan, zijn leven en dood voor mijn leven en dood.
  6. De vergeving. De zonde verdwijnt; er is geen veroordeling; het is onmiddellijke, volledige, eeuwige vergeving.

Zo was het symbool. Volledig en veelzeggend – het openbaart ons verzoening en vergeving door het ene grote offer. Laten we zien wat dit oude zondoffer ons leert.

1. Hoe God over zonde denkt

Het is niet iets waar we licht over moeten denken. Het is oneindig verwerpelijk en roept om veroordeling en toorn. Er is niets lichts of onbeduidends aan. Er valt niet mee te spotten, het kan niet vluchtig worden afgekeurd of in een dag worden vergeten. Het vraagt om bijzondere tekenen van toorn. Het is het gruwelijke dat Hij haat; het begin ervan is toorn en dood, het einde is de hel. En zoals Hij erover denkt, zo wil Hij dat wij erover denken. Hoe denk jij over de zonde? Wat is jouw mening over de aard, het kwaad en wat het verdient?

2. Hoe Hij ermee omgaat

Hij negeert of vergeet het niet. Hij gaat ermee om als Rechter. Hij beoordeelt het als Rechter. Hij veroordeelt het als Rechter. Hij legt straf op als Rechter. Dit moet ofwel persoonlijk aan onszelf worden voltrokken, ofwel aan onze plaatsvervanger. De veroordeling moet worden uitgesproken; de straf moet worden uitgevoerd.

  1. Hij veroordeelt zonde. Hij gaf de wet om zonde te veroordelen. Hij richtte het kruis op om het nog meer te veroordelen. De ziel die zondigt, die zal sterven. Het loon van de zonde is de dood.
  2. Hij voorziet in een zondedrager. Hij laat ons dit niet zelf doen, maar doet het Zelf. Hij stelt niet alleen het zondoffer in, maar Hij voorziet ook in het offer. Zijn Zoon, het Woord dat vlees werd – Hij is de aangestelde Zondedrager, goddelijk en menselijk in Zijn wezen, in alle opzichten volmaakt, toereikend voor dit grote werk. Hij is in staat om toorn te dragen zonder verteerd te worden.
  3. Hij draagt de schuld over. “De HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen.” “De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem.” Hij die het recht heeft om schuld vast te houden of over te dragen, draagt het over op een plaatsvervanger.

Zo heeft Hij dus voorzien in de verzoening. Zijn aangestelde Hogepriester heeft de verzoening gedaan. Deze verzoening is nu een voldongen feit. Het is volbracht. Het zondoffer is gebracht. Het bloed is vergoten. De verzoening is voltooid. God heeft het allemaal gedaan, zonder menselijke hulp, verlangen of medewerking. Er is nu niets meer nodig in de vorm van verzoening voor de meest schuldige. Geen bloed meer, geen vuur meer, geen verdragen van toorn meer. Het is allemaal volbracht! Er kan niets aan worden toegevoegd of vanaf worden genomen. Liefde kan nu vrijelijk stromen.

3. Hoe Hij omgaat met de zondaar

Hij nodigt hem uit om te komen en vergeving te ontvangen, en Hij verzekert hem dat hij die direct krijgt, om niet, op grond van de voorziene verzoening, en simpelweg als zondaar. Zijn doel is om de zondaar te verbinden met de verzoening; want zolang zij gescheiden blijven, heeft de mens geen voordeel van het vergoten bloed. Hij voorziet als volgt in de verbinding van de zondaar:

  1. Hij doet een verklaring over Zijn eigen vrije liefde, Zijn welwillendheid richting mensen, Zijn bereidheid om iedere zondaar te vergeven. “Zo lief heeft God de wereld gehad…” “God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft…” Zo hebben we Gods eigen verzekering van een persoonlijk welkom voor ieder van ons – zoals we zijn. We maken het welkom niet persoonlijk door onze gebeden of gevoelens; we maken gebruik van een reeds bestaand persoonlijk welkom voor elke zondaar – als zondaar.
  2. Hij geeft een getuigenis van de volkomenheid van de verzoening. Hij wekte Zijn Zoon op uit de doden als het zichtbare getuigenis. Maar daarnaast heeft Hij op verschillende manieren volledig getuigenis gegeven van de toereikendheid en geschiktheid van de verzoening.
  3. Hij geeft een belofte van vergeving aan iedereen die dit getuigenis wil aannemen. “Het zal hem vergeven worden” is Zijn belofte aan iedereen die zo gelooft. Zo wordt vergeving een zekerheid voor iedereen die zich op deze manier verbindt met het goddelijke zondoffer.

Misschien zeg je: Ik zie dat God heeft voorzien in een verzoening, dat deze compleet is en beschikbaar voor mij, maar hoe kan ik er zo mee verbonden worden dat ik de vergeving ontvang?

Alles hangt af van het tot stand komen van deze verbinding, want zonder dat is er geen vergeving. Hoe verbond de Israëliet zich met het zondoffer? Hij nam simpelweg het lam en bracht het naar de priester en zei: Laat dit voor mij staan, terwijl hij zijn hand erop legde en daarmee al zijn schuld erop overdroeg. Zo verbinden wij ons met de goddelijke verzoening door het getuigenis en de belofte te aanvaarden. We gaan naar God en zeggen: Laat dit leven en deze dood voor mijn leven en dood zijn. We stemmen ermee in om behandeld te worden op basis van een ander, niet onszelf, en onmiddellijk vindt de persoonlijke uitwisseling plaats. Hij krijgt al ons kwaad, wij krijgen al Zijn goed. Onze onwaardigheid gaat naar Hem, Zijn verdienste komt naar ons. We aanvaarden de koninklijke gave van leven en gerechtigheid door het leven en de dood van een ander. Vergeving is verzekerd, en zou voor ons net zo zeker en bewust moeten zijn als voor de Israëliet nadat hij het offer had gebracht en het op het altaar had zien leggen.

Horatius Bonar (1808-1889) was een prediker en dichter die verschillende boeken heeft geschreven om twijfelende zielen te leiden tot geloofszekerheid en prachtige liederen zoals “Ik hoorde Jezus’ zachte stem.” Deze reflecties zijn onderdeel van de serie “Licht en waarheid.”