Want in Christus Jezus heeft niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar wel dat we een nieuwe schepping zijn. En allen die overeenkomstig deze regel wandelen: vrede en barmhartigheid zij over hen en over het Israël van God. (Galaten 6:15-16)
Want in Christus Jezus heeft niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar wel dat we een nieuwe schepping zijn. En allen die overeenkomstig deze regel wandelen: vrede en barmhartigheid zij over hen en over het Israël van God. (Galaten 6:15-16)
Wie of wat is het Israel van God volgens het Nieuwe Testament?
Het korte antwoord is: Christus’ schapen, de uitverkorenen. Degenen die in Christus uitverkoren zijn vóór de grondlegging van de wereld (Efeze 1:4). De Schrift zegt dat dit de enige manier is om in de ogen van een heilige en rechtvaardige God begenadigd te worden (Efeze 1:6). Alleen bekleedt met Christus’ gerechtigheid kunnen we God vrijmoedig onder ogen komen, want Zijn ogen zijn te rein “om het kwaad te aanschouwen” (Habakuk 1:13).
Alleen in Christus kan God doen wat Hij zegt in Deuteronomium 7:6-8: “De HEERE, uw God, heeft ú uitgekozen uit alle volken op de aardbodem om voor Hem tot een volk te zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is. Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft de HEERE liefde voor u opgevat en u uitgekozen… Maar vanwege de liefde van de HEERE voor u…”
God had Israel lief en koos haar omdat Hij hen liefhad en uitkoos in Christus overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil (Efeze 1:4-5).
Niet heel Israel is Israel
Maar, schrijft Paulus in Romeinen 9:6-7, “niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël. Ook niet omdat zij Abrahams nageslacht zijn, zijn zij allen kinderen.” Hoe kan dit? Hoe kan het dat niet iedereen Israel is?
Paulus spreekt, door Gods Geest, over “het Israël naar het vlees” (1 Korinthe 10:18). Als er een Israel naar het vlees is dan moet er vanzelfsprekend ook een Israel naar de geest zijn. Als er een Israel is naar het vlees, wat niet het echte Israel is, en als er een nageslacht van Abraham is wat niets te maken heeft met biologische afstamming (Romeinen 9:8), dan kunnen we alleen maar concluderen dat er een geestelijk volk Israel is.
En dit is inderdaad wat we lezen in het Nieuwe Testament. Wat we met zekerheid kunnen zeggen, is dat het echte nageslacht van Abraham, een geestelijk nageslacht is, door het geloof in Christus alleen (Galaten 3:7). Christus is inderdaad het Nageslacht van Abraham, volgens de Schrift (Galaten 3:16,29).
Alleen door het geloof
Verder is de Joodse godsdienst zoals we die vandaag kennen een volkomen antichristelijke (1 Johannes 2:22). De enige echte Joden zijn volgens het Nieuwe Testament degenen die door het geloof in Christus zijn.
In Romeinen 2:28-29 zegt Paulus: “Want niet híj is Jood die het in het openbaar is, en niet dát is besnijdenis die in het openbaar in het vlees plaatsvindt, maar híj is Jood die het in het verborgene is, en dát is besnijdenis, die van het hart is, naar de geest…”
In Filippenzen 3:3 gaat Paulus daar dieper op in: “Want wij zijn de besnijdenis, wij die God in de Geest dienen en in Christus Jezus roemen en niet op het vlees vertrouwen.”
En opnieuw in Kolossenzen 2:11: “In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis die niet met handen plaatsvindt, door het uittrekken van het lichaam van de zonden van het vlees, door de besnijdenis van Christus. U bent immers met Hem begraven in de doop, waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt.”
Om een Jood te zijn, of om de besnijdenis te zijn, moeten we door Gods Geest levend gemaakt zijn, niet langer dood in zonden en misdaden. Dit kan zeker niet gezegd worden van een ongelovige uitwendige Jood vandaag. “En zij die in het vlees zijn, kunnen God niet behagen… Maar als iemand de Geest van Christus niet heeft, die is niet van Hem” (Romeinen 8:8-9). Daarom is het Koninkrijk, volgens Jezus, van hen weggenomen en aan een ander volk gegeven dat de vruchten draagt die God verlangd (Mattheüs 21:42-43).
Het Koninkrijk voor ander volk
De Schrift bevestigd dat dit Koninkrijk van Israel gegeven werd aan een geestelijk volk waar zowel Joden als heidenen deel van uitmaken nu “de tussenmuur, die scheiding maakte” afgebroken is.
We lezen dit in Efeze 2:11-14: “Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt, dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld. Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken…”
Uit deze woorden kunnen we opmaken dat zij die eens heidenen waren, nu, in Christus, niet langer heidenen zijn. Daarom kan Paulus in 1 Korinthe 12:2 zeggen: “U weet dat u heidenen was…” Als ze geen heidenen meer zijn, wat zijn ze dan? Nu zijn ze het geestelijke Israel.
Jood en heiden in één lichaam
Daarom kan Paulus het oude vleselijke Israel gebruiken als een voorbeeld voor het geestelijke Israel. In 1 Korinthe 10:17-18 lezen we: “Omdat het brood één is, zijn wij, die velen zijn, één lichaam, want wij allen hebben deel aan het ene brood. Let op het Israël naar het vlees: hebben niet zij die de offers eten, gemeenschap met het altaar?”
Zo zien we dat de heidenen niet langer vreemdelingen zijn voor Israel maar verenigd in dit geestelijke Israel door het bloed van Christus. Nu ontvangen zowel Joden als heidenen verlossing door de genade van God door onze Heere Jezus Christus en Zijn volmaakte offer dat voor eens en altijd gebracht is voor de zonden van heel Zijn volk. De tussenmuur die scheiding maakte is afgebroken.
De enige manier waarop Joden en heidenen verzoend kunnen worden met God en onderdeel kunnen zijn dit Israel is door Christus. Dit zien we in Efeze 2:16-17: “…opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij Zijn komst heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan u die veraf was, en aan hen die dichtbij waren.” Aan de heidenen en aan de Joden. (zie ook Romeinen 10:12; 11:13).
Door het geloof Abrahams nageslacht
Ja, zowel Joden als heidenen zijn zondig en moeten tot Christus komen om Abrahams nageslacht te zijn en beschouwd te worden als onderdeel van Gods volk. Galaten 3:22 zegt: “Maar de Schrift heeft alles (of allen) onder de zonde opgesloten, opdat de belofte aan de gelovigen gegeven zou worden door het geloof in Jezus Christus.”
En Galaten 3:26-29: “Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus. En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.”
Een heilig volk
Petrus bevestigd dat zij die in Christus zijn een heilig volk zijn. Hij zegt: “Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht, u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent. Geliefden, ik roep u op als bijwoners en vreemdelingen u te onthouden van de vleselijke begeerten, die strijd voeren tegen de ziel. Houd uw levenswandel onder de heidenen goed; opdat zij die nu van u kwaadspreken als van kwaaddoeners, door de goede werken die zij in u waarnemen, God verheerlijken mogen op de dag dat er naar hen omgezien wordt” (2 Petrus 2:9-12).
Als de heidenen in Christus onderdeel geworden zijn van dit heilige volk, dan zijn zij het Israel van God geworden.
En als Petrus in vers 12 oproept om de levenswandel onder de heidenen goed te houden, spreekt hij niet alleen Joden aan maar alle gelovigen. Dit laat zien dat ze niet langer ingedeeld worden bij de heidenen. Let erop dat al degenen die bij dit heilige volk horen, worden opgeroepen om hun levenswandel goed te houden “onder de heidenen.” Als zij nog steeds heidenen zijn en niet het Israel van God, hoe kunnen ze dan “onder de heidenen” zijn? Inderdaad, het zijn niet langer heidenen, ze zijn het echte Israel.
Verder, deze priesters en koningen in Christus worden een heilig volk genoemd. Wat kan dit anders betekenen dan het volk Israel? Het echte Israel van God. Het Koninkrijk dat van de Joden weggenomen is (Mattheüs 21:42-43) en gegeven is aan hen die God in geest en waarheid aanbidden!
De gemeente in het Oude Testament
Dit zien we ook met terugwerkende kracht. De gemeente is het Israel van God en het echte Israel (Romeinen 9:27,29), zij die echt Israel waren in het Oude Testament, zijn de gemeente. In Handelingen 7:28 lezen we: “Hij is het (Mozes) die in de woestijn tijdens de samenkomst van het volk bij de Engel was Die tot hem sprak op de berg Sinaï.”
Deze samenkomst in de woestijn wordt aangeduid met hetzelfde Griekse woord voor gemeente of vergadering wat we in de Septuaginta versie vinden van het Oude Testament. Dit woord is ecclesia. Er is dus geen groot verschil tussen de gemeente en Israel zoals veel belijdende Christenen beweren, tenminste niet in de Schriften.
Verder wordt Israel in het Oude en Nieuwe Testament hetzelfde genoemd. Ze hebben dezelfde eigenschappen. Beiden worden heiligen genoemd (Psalm 89:7 en 1 Korinthe 14:33), de uitverkorenen (Jesaja 45:4 en 1 Petrus 1:2), geliefde (Deuteronomium 33:12 en Kolossenzen 3:12), geroepenen (Jesaja 48:12 en Romeinen 8:28), Zijn kudde (Jesaja 40:11 en Lukas 12:32), een heilig volk en een Koninkrijk van priesters (Exodus 19:6 en 1 Petrus 2:9) en Zijn bruid (Jesaja 62:5 en Johannes 3:29).
Ook omschrijft Paulus in het Nieuw Testament maar één olijfboom waarin zowel Jood als heiden ingeënt moeten worden (Romeinen 11:19-20). En de vroege kerk stemt hier mee in. We lezen nergens het idee dat de Joden in een afzonderlijk verbond waren dan Christenen of de gemeente. Er is altijd maar één olijfboom geweest. Eén ware wijnstok (Johannes 15:1,6) en één lichaam (Efeze 2:16). Eén weg en waarheid. Dit is Jezus Christus en Zijn lichaam van gelovigen.
Historische getuigen
Justin Martyr (135-165AD) schrijft: “Het echte, geestelijke Israel, het nageslacht van Juda, Jacob en Izak en Abraham, zijn wij die tot God geleid zijn door deze gekruisigde Christus. God zegent dit volk, de Christenen, en noemt ze Israel en verklaart dat ze Zijn erfgenamen zijn. Daarbij verkondigd Hij dat iedereen die in Hem de toevlucht neemt en door Hem tot de Vader gaan onderdeel is van het gezegende Israel. Als daarom Christus Israel en Jacob is, zo zijn wij die uit Hem voorgekomen zijn het echte Israëlische geslacht.”
Let er op dat deze woorden komen uit een dialoog met Trypho, een Jood om hem te overtuigen van het Christendom.
Irenaeus (130-200AD) zegt: “…ik heb laten zien dat de gemeente het nageslacht van Abraham is” (Galaten 3).
Hippolytus van Rome (170-236AD) schrijft: “… Hij schreef dit woord niet over de Joden van vroeger, ook niet over de stad Sion, maar over de gemeente. Alle profeten verkondigden dat Sion de bruid was, verzameld uit alle volken…”
Toch zijn veel belijdende Christenen, vooral zij die de bedelingenleer aanhangen, het oneens met deze Christenen uit de vroegere kerk. Zij kiezen eerder de kant van Trypho, die geen Christen was, en stellen dat Christenen niet het nageslacht van Abraham zijn en dat er een wel degelijk een apart verbond is voor etnisch Israel. Deze valse leer zou de deur wijd open gezet hebben voor de Judaïsten en de vroege kerk hebben vernietigd. Deze vleselijke houding gaat in tegen het Nieuwe Testament.
De tempel van God
Een etnische volk is een fysiek en werelds iets. Het volk Israel van het Oude Testament had veel andere systemen en structuren die letterlijk en fysiek waren maar waarvan het Nieuwe Testament zegt dat ze slechts schaduwen waren van Christus en de geestelijke werkelijkheden in Hem.
Laten we een aantal van deze systemen en structuren onderzoeken. Wat is de tempel van God in het Nieuwe Testament? Is die geestelijk of fysiek? Ik zal eenvoudig Johannes 2:21 aanhalen: “Maar Hij sprak over de tempel van Zijn lichaam.” Jezus Christus en Zijn lichaam van gelovigen zijn de tempel van God volgens het Nieuwe Testament. Dit lezen we ook in Efeze 2:19-22: “Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.”
Ook Petrus bevestigd dit in 1 Petrus 2:5-6: “dan wordt u ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die God welgevallig zijn door Jezus Christus. Daarom staat er in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.”
En we zien dat “het Zijne” Hem niet aangenomen hebben (Johannes 1:11), de bouwers verwierpen Hem zoals de volgende verzen van 1 Petrus 2 het zeggen en Christus werd een struikelblok: “Voor u dan, die gelooft, is Hij kostbaar; maar voor de ongehoorzamen geldt: De steen die de bouwers verworpen hebben, die is de hoeksteen geworden, en een steen des aanstoots en een struikelblok; voor hen namelijk die zich aan het Woord stoten, door ongehoorzaam te zijn, waartoe zij ook bestemd zijn.”
Petrus gaat verder en laat zien dat nu de schapen van Christus het uitverkoren volk zijn, 1 Petrus 2:10: “u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent.” Zij zijn het die niet langer vreemdelingen en bijwoners meer zijn, “maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God…” Zij zijn de “levende stenen” van deze heilige tempel, dit “heilige huis,” door Christus (1 Petrus 2:5-6).
Inderdaad, wij zijn een Koninklijk Priesterschap in Christus door Gods Geest en alleen wij brengen “de geestelijke offers… die God welgevallig zijn door Christus” (1 Petrus 2:5-6).
Wat of waar is Sion?
Hoe past het antichristelijke Jodendom (Romeinen 8:8-9) in dit alles? We vinden het antwoord op onze vraag als we de volgende vraag stellen: Wat of waar is Sion volgens het Nieuwe Testament?
Petrus zegt het in vers 6 van het hoofdstuk dat we net gelezen hebben: “Daarom staat er in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.”
Deze steen in Sion is alleen kostbaar voor hen die in Christus geloven, want Hij is de hoeksteen. “Voor u dan, die gelooft, is Hij kostbaar; maar voor de ongehoorzamen geldt: De steen die de bouwers verworpen hebben, die is de hoeksteen geworden, en een steen des aanstoots en een struikelblok voor hen namelijk die zich aan het Woord stoten, door ongehoorzaam te zijn, waartoe zij ook bestemd zijn” (1 Petrus 2:7-8, zie ook Johannes 1:11).
Zij die niet geloven hebben geen deel aan Sion. Ook Paulus is het hierin, geïnspireerd door dezelfde Geest, met Petrus eens: “Wat zullen wij dan zeggen? Dit: dat de heidenen, die geen gerechtigheid hebben nagejaagd, gerechtigheid verkregen hebben, gerechtigheid echter die uit het geloof is. Maar Israël, dat de wet van de gerechtigheid najaagde, is aan de wet van de gerechtigheid niet toegekomen. Waarom niet? Omdat zij die niet uit geloof zochten, maar als uit werken van de wet. Want zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots, zoals geschreven staat: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een struikelblok. En: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.” (Romeinen 9:30-33)
Sion is geestelijk in het Nieuwe Testament en het vertegenwoordigd Christus als de Hoeksteen van de tempel en Zijn hemelse Koninkrijk in het hart van hen die in Hem geloven.
Wat of waar is Jeruzalem?
En vervolgens: Wat of waar is Jeruzalem in het Nieuwe Testament? De Heere Jezus zegt het uitdrukkelijk in Johannes 4:21-24: “Vrouw, geloof Mij, de tijd komt dat u niet op deze berg, en ook niet in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. U aanbidt wat u niet weet; wij aanbidden wat wij weten, want de zaligheid is uit de Joden. Maar de tijd komt en is nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid, want de Vader zoekt wie Hem zo aanbidden. God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.”
Betekent dit dat er in het Nieuwe Testament ook een geestelijk Jeruzalem is? Ja, in Galaten 4:26 lezen we: “Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen.” Paulus spreekt hier in de context over een hemels Jeruzalem waarvan wij inwoners zijn. En alleen als inwoners van het hemelse Jeruzalem kunnen we erfgenamen zijn van dat wat aan Abraham belooft is.
“Want er staat geschreven dat Abraham twee zonen had, een van de slavin, en een van de vrije. Maar hij die van de slavin was, is naar het vlees geboren, hij echter die van de vrije was, door de belofte. Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis; want deze vrouwen zijn de twee verbonden: het ene, dat van de berg Sinaï, dat kinderen voortbrengt voor de slavernij, dat is Hagar. Want deze Hagar is de berg Sinaï in Arabië, en komt overeen met het huidige Jeruzalem, dat met haar kinderen in slavernij is.” (Galaten 4:22-25)
Paulus vergelijkt ons met Izak, het kind van de belofte (Galaten 2:28), en hij vergelijkt hen die doorleven onder de wet, of hun eigen gerechtigheid zoeken, zowel Jood als heiden, met Ismael. Verder zegt hij: “Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest geboren was, zo is het ook nu. Wat zegt de Schrift echter? Jaag de slavin en haar zoon weg, want de zoon van de slavin zal beslist niet erven met de zoon van de vrije. Daarom, broeders, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar van de vrije” (Galaten 4:29-31).
Paulus zegt dat de slavin en haar zoon, de wet en hen die vertrouwen op hun eigen gerechtigheid, weggejaagd moeten worden. Dit in overeenstemming de geestelijke vervulling van het Oude Testament in het Nieuwe Testament. Dit is heel iets anders dan een apart verbond voor de Joden en het wijst er zeker niet op dat ze onderdeel zijn van dit hemelse Jeruzalem. Om daarin te delen moeten ze tot Christus komen.
Dat zien we ook in Hebreeën 12:22-24: “Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen, en tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus, en tot het bloed van de besprenging, dat van betere dingen spreekt dan dat van Abel.”
De vleselijke Jood is niet tot Christus gekomen, de Middelaar van het Nieuwe Verbond en zo deelt hij niet in het bloed van het Nieuwe Testament. Daardoor verwacht hij geen hemels Jeruzalem, geen geestelijke Koninkrijk, zoals het geestelijke overblijfsel van Israel deed in het Oude Testament: “Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is… Maar nu verlangen zij naar een beter, dat is naar een hemels vaderland. Daarom schaamt God Zich niet voor hen om hun God genoemd te worden. Want Hij had voor hen een stad gereedgemaakt.” (Hebreeën 11:10,16)
En zolang de vleselijke Jood een vleselijke Messias verwacht die de wereld veroverd en een aards Koninkrijk vestigt, kunnen ze dit hemelse niet verwachten omdat ze niet met Christus verrezen zijn: “Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn, want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.” (Kolossenzen 3:1-4)
Ja, wij zullen met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid! Dit is het hemelse Nieuwe Jeruzalem zoals we het zien in Openbaring 21:2: “En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is.” En wij zij die bruid van Christus (Efeze 5:25-27).
Conclusie
Jeruzalem wordt in het Nieuwe Testament dus weergegeven als een verwijzing naar de Gods uitverkorenen, of Christus’ bruid. Sion vertegenwoordigd het lichaam van Christus. De Tempel is het lichaam van Christus waarvan wij de levende stenen zijn. Abrahams Nageslacht is Christus en Zijn lichaam van gelovigen. Joden zijn zij die opnieuw geboren zijn door de Heilige Geest door het geloof in Christus.
Maar het echte Israel van God naar de Geest is op de één of andere manier etnisch Israel en hun antichristelijke verwerping van de Vader door de verwerping van Zijn Zoon wat te veroordelen is?
Het vriendelijkste woord wat we over deze interpretatie kunnen zeggen, is dat het onlogisch is. Het meest Bijbelse wat we erover kunnen zeggen is dat het een vleselijke interpretatie is die vleselijke vruchten heeft voortgebracht. Een dwaling.
Wanneer we beweren dat er twee verbonden zijn, beweren we dat er twee Evangeliën zijn. En één daarvan is nergens in de Schrift te bekennen. Wanneer we dit verkondigen, verkondigen we een ander Evangelie en Paulus zegt dat diegene vervloekt is (Galaten 1:8).
Nee, er is maar één eeuwig verbond, in Christus. Het Oude Testament, met etnisch Israel van vlees en bloed, was voorbijgegaan in de tijd van Paulus: “Want als wat tenietgedaan wordt in heerlijkheid was, veel meer is wat blijft in heerlijkheid. Omdat wij dan een dergelijke hoop bezitten, gaan wij met veel vrijmoedigheid te werk, en doen wij niet zoals Mozes, die een bedekking op zijn gezicht legde, opdat de Israëlieten hun ogen niet gericht zouden houden op het einddoel van wat tenietgedaan wordt” (2 Korinthe 3:11-13).
“De God nu van de vrede, Die de grote Herder van de schapen, onze Heere Jezus Christus, uit de doden heeft teruggebracht, op grond van het bloed van het eeuwige verbond” (Hebreeën 13:20).
“Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat oud is verklaard en wat veroudert, staat op het punt te verdwijnen.” (Hebreeën 8:13)
Inderdaad, het is tenietgedaan.
“Want het einddoel van de wet is Christus, tot gerechtigheid voor ieder die gelooft.” (Romeinen 10:4)
Zoek in gebed de geestelijke waarheid van Gods Heilige Woord en houdt je niet bezig “met Joodse verzinsels” (Titus 1:14) en de door Jezuïeten geïnspireerde leerlingen van John Darby.
Ik bid dat de waarheid je vrij zal maken.
En wat het Israel naar het vlees betreft, ben ik het met Paulus eens in Romeinen 10:1-3: “Broeders, de oprechte wens van mijn hart en mijn gebed tot God voor Israël is gericht op hun zaligheid. Want ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben, maar niet met het juiste inzicht. Omdat zij immers de gerechtigheid van God niet kennen en een eigen gerechtigheid tot stand proberen te brengen, hebben zij zich niet aan de gerechtigheid van God onderworpen.”
Is er een toekomst voor de uitwendige Joden, het Israel naar het vlees? Er is altijd hoop geweest voor de Joden! Het Evangelie is allereerst voor de Joden (Romeinen 1:16). En Paulus verzekerd ons dat God ook in deze “tegenwoordige tijd een overblijfsel [heeft,] overeenkomstig de verkiezing van de genade” (Romeinen 11:5), zoals ook hij Joods was en niet afgehouwen was (Romeinen 11:1). En Hij zal Zijn uitverkorenen blijven redden onder de Joden.
“Maar wanneer het [hart van de uitwendige Jood] zich tot de Heere bekeert, wordt de bedekking weggenomen” (2 Korinthe 3:16).
“Hoeveel te meer zullen zij die natuurlijke takken zijn, geënt worden op hun eigen olijfboom” (Romeinen 11:24-25).
Wie of wat is het Israel van God volgens het Nieuwe Testament?
Het korte antwoord is: Christus’ schapen, de uitverkorenen. Degenen die in Christus uitverkoren zijn vóór de grondlegging van de wereld (Efeze 1:4). De Schrift zegt dat dit de enige manier is om in de ogen van een heilige en rechtvaardige God begenadigd te worden (Efeze 1:6). Alleen bekleedt met Christus’ gerechtigheid kunnen we God vrijmoedig onder ogen komen, want Zijn ogen zijn te rein “om het kwaad te aanschouwen” (Habakuk 1:13).
Alleen in Christus kan God doen wat Hij zegt in Deuteronomium 7:6-8: “De HEERE, uw God, heeft ú uitgekozen uit alle volken op de aardbodem om voor Hem tot een volk te zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is. Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft de HEERE liefde voor u opgevat en u uitgekozen… Maar vanwege de liefde van de HEERE voor u…”
God had Israel lief en koos haar omdat Hij hen liefhad en uitkoos in Christus overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil (Efeze 1:4-5).
Niet heel Israel is Israel
Maar, schrijft Paulus in Romeinen 9:6-7, “niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël. Ook niet omdat zij Abrahams nageslacht zijn, zijn zij allen kinderen.” Hoe kan dit? Hoe kan het dat niet iedereen Israel is?
Paulus spreekt, door Gods Geest, over “het Israël naar het vlees” (1 Korinthe 10:18). Als er een Israel naar het vlees is dan moet er vanzelfsprekend ook een Israel naar de geest zijn. Als er een Israel is naar het vlees, wat niet het echte Israel is, en als er een nageslacht van Abraham is wat niets te maken heeft met biologische afstamming (Romeinen 9:8), dan kunnen we alleen maar concluderen dat er een geestelijk volk Israel is.
En dit is inderdaad wat we lezen in het Nieuwe Testament. Wat we met zekerheid kunnen zeggen, is dat het echte nageslacht van Abraham, een geestelijk nageslacht is, door het geloof in Christus alleen (Galaten 3:7). Christus is inderdaad het Nageslacht van Abraham, volgens de Schrift (Galaten 3:16,29).
Alleen door het geloof
Verder is de Joodse godsdienst zoals we die vandaag kennen een volkomen antichristelijke (1 Johannes 2:22). De enige echte Joden zijn volgens het Nieuwe Testament degenen die door het geloof in Christus zijn.
In Romeinen 2:28-29 zegt Paulus: “Want niet híj is Jood die het in het openbaar is, en niet dát is besnijdenis die in het openbaar in het vlees plaatsvindt, maar híj is Jood die het in het verborgene is, en dát is besnijdenis, die van het hart is, naar de geest…”
In Filippenzen 3:3 gaat Paulus daar dieper op in: “Want wij zijn de besnijdenis, wij die God in de Geest dienen en in Christus Jezus roemen en niet op het vlees vertrouwen.”
En opnieuw in Kolossenzen 2:11: “In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis die niet met handen plaatsvindt, door het uittrekken van het lichaam van de zonden van het vlees, door de besnijdenis van Christus. U bent immers met Hem begraven in de doop, waarin u ook met Hem bent opgewekt, door het geloof van de werking van God, Die Hem uit de doden heeft opgewekt.”
Om een Jood te zijn, of om de besnijdenis te zijn, moeten we door Gods Geest levend gemaakt zijn, niet langer dood in zonden en misdaden. Dit kan zeker niet gezegd worden van een ongelovige uitwendige Jood vandaag. “En zij die in het vlees zijn, kunnen God niet behagen… Maar als iemand de Geest van Christus niet heeft, die is niet van Hem” (Romeinen 8:8-9). Daarom is het Koninkrijk, volgens Jezus, van hen weggenomen en aan een ander volk gegeven dat de vruchten draagt die God verlangd (Mattheüs 21:42-43).
Het Koninkrijk voor ander volk
De Schrift bevestigd dat dit Koninkrijk van Israel gegeven werd aan een geestelijk volk waar zowel Joden als heidenen deel van uitmaken nu “de tussenmuur, die scheiding maakte” afgebroken is.
We lezen dit in Efeze 2:11-14: “Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt, dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld. Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen. Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken…”
Uit deze woorden kunnen we opmaken dat zij die eens heidenen waren, nu, in Christus, niet langer heidenen zijn. Daarom kan Paulus in 1 Korinthe 12:2 zeggen: “U weet dat u heidenen was…” Als ze geen heidenen meer zijn, wat zijn ze dan? Nu zijn ze het geestelijke Israel.
Jood en heiden in één lichaam
Daarom kan Paulus het oude vleselijke Israel gebruiken als een voorbeeld voor het geestelijke Israel. In 1 Korinthe 10:17-18 lezen we: “Omdat het brood één is, zijn wij, die velen zijn, één lichaam, want wij allen hebben deel aan het ene brood. Let op het Israël naar het vlees: hebben niet zij die de offers eten, gemeenschap met het altaar?”
Zo zien we dat de heidenen niet langer vreemdelingen zijn voor Israel maar verenigd in dit geestelijke Israel door het bloed van Christus. Nu ontvangen zowel Joden als heidenen verlossing door de genade van God door onze Heere Jezus Christus en Zijn volmaakte offer dat voor eens en altijd gebracht is voor de zonden van heel Zijn volk. De tussenmuur die scheiding maakte is afgebroken.
De enige manier waarop Joden en heidenen verzoend kunnen worden met God en onderdeel kunnen zijn dit Israel is door Christus. Dit zien we in Efeze 2:16-17: “…opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij Zijn komst heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan u die veraf was, en aan hen die dichtbij waren.” Aan de heidenen en aan de Joden. (zie ook Romeinen 10:12; 11:13).
Door het geloof Abrahams nageslacht
Ja, zowel Joden als heidenen zijn zondig en moeten tot Christus komen om Abrahams nageslacht te zijn en beschouwd te worden als onderdeel van Gods volk. Galaten 3:22 zegt: “Maar de Schrift heeft alles (of allen) onder de zonde opgesloten, opdat de belofte aan de gelovigen gegeven zou worden door het geloof in Jezus Christus.”
En Galaten 3:26-29: “Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus. En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.”
Een heilig volk
Petrus bevestigd dat zij die in Christus zijn een heilig volk zijn. Hij zegt: “Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte; opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht, u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent. Geliefden, ik roep u op als bijwoners en vreemdelingen u te onthouden van de vleselijke begeerten, die strijd voeren tegen de ziel. Houd uw levenswandel onder de heidenen goed; opdat zij die nu van u kwaadspreken als van kwaaddoeners, door de goede werken die zij in u waarnemen, God verheerlijken mogen op de dag dat er naar hen omgezien wordt” (2 Petrus 2:9-12).
Als de heidenen in Christus onderdeel geworden zijn van dit heilige volk, dan zijn zij het Israel van God geworden.
En als Petrus in vers 12 oproept om de levenswandel onder de heidenen goed te houden, spreekt hij niet alleen Joden aan maar alle gelovigen. Dit laat zien dat ze niet langer ingedeeld worden bij de heidenen. Let erop dat al degenen die bij dit heilige volk horen, worden opgeroepen om hun levenswandel goed te houden “onder de heidenen.” Als zij nog steeds heidenen zijn en niet het Israel van God, hoe kunnen ze dan “onder de heidenen” zijn? Inderdaad, het zijn niet langer heidenen, ze zijn het echte Israel.
Verder, deze priesters en koningen in Christus worden een heilig volk genoemd. Wat kan dit anders betekenen dan het volk Israel? Het echte Israel van God. Het Koninkrijk dat van de Joden weggenomen is (Mattheüs 21:42-43) en gegeven is aan hen die God in geest en waarheid aanbidden!
De gemeente in het Oude Testament
Dit zien we ook met terugwerkende kracht. De gemeente is het Israel van God en het echte Israel (Romeinen 9:27,29), zij die echt Israel waren in het Oude Testament, zijn de gemeente. In Handelingen 7:28 lezen we: “Hij is het (Mozes) die in de woestijn tijdens de samenkomst van het volk bij de Engel was Die tot hem sprak op de berg Sinaï.”
Deze samenkomst in de woestijn wordt aangeduid met hetzelfde Griekse woord voor gemeente of vergadering wat we in de Septuaginta versie vinden van het Oude Testament. Dit woord is ecclesia. Er is dus geen groot verschil tussen de gemeente en Israel zoals veel belijdende Christenen beweren, tenminste niet in de Schriften.
Verder wordt Israel in het Oude en Nieuwe Testament hetzelfde genoemd. Ze hebben dezelfde eigenschappen. Beiden worden heiligen genoemd (Psalm 89:7 en 1 Korinthe 14:33), de uitverkorenen (Jesaja 45:4 en 1 Petrus 1:2), geliefde (Deuteronomium 33:12 en Kolossenzen 3:12), geroepenen (Jesaja 48:12 en Romeinen 8:28), Zijn kudde (Jesaja 40:11 en Lukas 12:32), een heilig volk en een Koninkrijk van priesters (Exodus 19:6 en 1 Petrus 2:9) en Zijn bruid (Jesaja 62:5 en Johannes 3:29).
Ook omschrijft Paulus in het Nieuw Testament maar één olijfboom waarin zowel Jood als heiden ingeënt moeten worden (Romeinen 11:19-20). En de vroege kerk stemt hier mee in. We lezen nergens het idee dat de Joden in een afzonderlijk verbond waren dan Christenen of de gemeente. Er is altijd maar één olijfboom geweest. Eén ware wijnstok (Johannes 15:1,6) en één lichaam (Efeze 2:16). Eén weg en waarheid. Dit is Jezus Christus en Zijn lichaam van gelovigen.
Historische getuigen
Justin Martyr (135-165AD) schrijft: “Het echte, geestelijke Israel, het nageslacht van Juda, Jacob en Izak en Abraham, zijn wij die tot God geleid zijn door deze gekruisigde Christus. God zegent dit volk, de Christenen, en noemt ze Israel en verklaart dat ze Zijn erfgenamen zijn. Daarbij verkondigd Hij dat iedereen die in Hem de toevlucht neemt en door Hem tot de Vader gaan onderdeel is van het gezegende Israel. Als daarom Christus Israel en Jacob is, zo zijn wij die uit Hem voorgekomen zijn het echte Israëlische geslacht.”
Let er op dat deze woorden komen uit een dialoog met Trypho, een Jood om hem te overtuigen van het Christendom.
Irenaeus (130-200AD) zegt: “…ik heb laten zien dat de gemeente het nageslacht van Abraham is” (Galaten 3).
Hippolytus van Rome (170-236AD) schrijft: “… Hij schreef dit woord niet over de Joden van vroeger, ook niet over de stad Sion, maar over de gemeente. Alle profeten verkondigden dat Sion de bruid was, verzameld uit alle volken…”
Toch zijn veel belijdende Christenen, vooral zij die de bedelingenleer aanhangen, het oneens met deze Christenen uit de vroegere kerk. Zij kiezen eerder de kant van Trypho, die geen Christen was, en stellen dat Christenen niet het nageslacht van Abraham zijn en dat er een wel degelijk een apart verbond is voor etnisch Israel. Deze valse leer zou de deur wijd open gezet hebben voor de Judaïsten en de vroege kerk hebben vernietigd. Deze vleselijke houding gaat in tegen het Nieuwe Testament.
De tempel van God
Een etnische volk is een fysiek en werelds iets. Het volk Israel van het Oude Testament had veel andere systemen en structuren die letterlijk en fysiek waren maar waarvan het Nieuwe Testament zegt dat ze slechts schaduwen waren van Christus en de geestelijke werkelijkheden in Hem.
Laten we een aantal van deze systemen en structuren onderzoeken. Wat is de tempel van God in het Nieuwe Testament? Is die geestelijk of fysiek? Ik zal eenvoudig Johannes 2:21 aanhalen: “Maar Hij sprak over de tempel van Zijn lichaam.” Jezus Christus en Zijn lichaam van gelovigen zijn de tempel van God volgens het Nieuwe Testament. Dit lezen we ook in Efeze 2:19-22: “Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.”
Ook Petrus bevestigd dit in 1 Petrus 2:5-6: “dan wordt u ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die God welgevallig zijn door Jezus Christus. Daarom staat er in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.”
En we zien dat “het Zijne” Hem niet aangenomen hebben (Johannes 1:11), de bouwers verwierpen Hem zoals de volgende verzen van 1 Petrus 2 het zeggen en Christus werd een struikelblok: “Voor u dan, die gelooft, is Hij kostbaar; maar voor de ongehoorzamen geldt: De steen die de bouwers verworpen hebben, die is de hoeksteen geworden, en een steen des aanstoots en een struikelblok; voor hen namelijk die zich aan het Woord stoten, door ongehoorzaam te zijn, waartoe zij ook bestemd zijn.”
Petrus gaat verder en laat zien dat nu de schapen van Christus het uitverkoren volk zijn, 1 Petrus 2:10: “u, die voorheen geen volk was, maar nu Gods volk bent; u, die zonder ontferming was, maar nu in ontferming aangenomen bent.” Zij zijn het die niet langer vreemdelingen en bijwoners meer zijn, “maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God…” Zij zijn de “levende stenen” van deze heilige tempel, dit “heilige huis,” door Christus (1 Petrus 2:5-6).
Inderdaad, wij zijn een Koninklijk Priesterschap in Christus door Gods Geest en alleen wij brengen “de geestelijke offers… die God welgevallig zijn door Christus” (1 Petrus 2:5-6).
Wat of waar is Sion?
Hoe past het antichristelijke Jodendom (Romeinen 8:8-9) in dit alles? We vinden het antwoord op onze vraag als we de volgende vraag stellen: Wat of waar is Sion volgens het Nieuwe Testament?
Petrus zegt het in vers 6 van het hoofdstuk dat we net gelezen hebben: “Daarom staat er in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.”
Deze steen in Sion is alleen kostbaar voor hen die in Christus geloven, want Hij is de hoeksteen. “Voor u dan, die gelooft, is Hij kostbaar; maar voor de ongehoorzamen geldt: De steen die de bouwers verworpen hebben, die is de hoeksteen geworden, en een steen des aanstoots en een struikelblok voor hen namelijk die zich aan het Woord stoten, door ongehoorzaam te zijn, waartoe zij ook bestemd zijn” (1 Petrus 2:7-8, zie ook Johannes 1:11).
Zij die niet geloven hebben geen deel aan Sion. Ook Paulus is het hierin, geïnspireerd door dezelfde Geest, met Petrus eens: “Wat zullen wij dan zeggen? Dit: dat de heidenen, die geen gerechtigheid hebben nagejaagd, gerechtigheid verkregen hebben, gerechtigheid echter die uit het geloof is. Maar Israël, dat de wet van de gerechtigheid najaagde, is aan de wet van de gerechtigheid niet toegekomen. Waarom niet? Omdat zij die niet uit geloof zochten, maar als uit werken van de wet. Want zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots, zoals geschreven staat: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een struikelblok. En: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.” (Romeinen 9:30-33)
Sion is geestelijk in het Nieuwe Testament en het vertegenwoordigd Christus als de Hoeksteen van de tempel en Zijn hemelse Koninkrijk in het hart van hen die in Hem geloven.
Wat of waar is Jeruzalem?
En vervolgens: Wat of waar is Jeruzalem in het Nieuwe Testament? De Heere Jezus zegt het uitdrukkelijk in Johannes 4:21-24: “Vrouw, geloof Mij, de tijd komt dat u niet op deze berg, en ook niet in Jeruzalem de Vader zult aanbidden. U aanbidt wat u niet weet; wij aanbidden wat wij weten, want de zaligheid is uit de Joden. Maar de tijd komt en is nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid, want de Vader zoekt wie Hem zo aanbidden. God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.”
Betekent dit dat er in het Nieuwe Testament ook een geestelijk Jeruzalem is? Ja, in Galaten 4:26 lezen we: “Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen.” Paulus spreekt hier in de context over een hemels Jeruzalem waarvan wij inwoners zijn. En alleen als inwoners van het hemelse Jeruzalem kunnen we erfgenamen zijn van dat wat aan Abraham belooft is.
“Want er staat geschreven dat Abraham twee zonen had, een van de slavin, en een van de vrije. Maar hij die van de slavin was, is naar het vlees geboren, hij echter die van de vrije was, door de belofte. Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis; want deze vrouwen zijn de twee verbonden: het ene, dat van de berg Sinaï, dat kinderen voortbrengt voor de slavernij, dat is Hagar. Want deze Hagar is de berg Sinaï in Arabië, en komt overeen met het huidige Jeruzalem, dat met haar kinderen in slavernij is.” (Galaten 4:22-25)
Paulus vergelijkt ons met Izak, het kind van de belofte (Galaten 2:28), en hij vergelijkt hen die doorleven onder de wet, of hun eigen gerechtigheid zoeken, zowel Jood als heiden, met Ismael. Verder zegt hij: “Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest geboren was, zo is het ook nu. Wat zegt de Schrift echter? Jaag de slavin en haar zoon weg, want de zoon van de slavin zal beslist niet erven met de zoon van de vrije. Daarom, broeders, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar van de vrije” (Galaten 4:29-31).
Paulus zegt dat de slavin en haar zoon, de wet en hen die vertrouwen op hun eigen gerechtigheid, weggejaagd moeten worden. Dit in overeenstemming de geestelijke vervulling van het Oude Testament in het Nieuwe Testament. Dit is heel iets anders dan een apart verbond voor de Joden en het wijst er zeker niet op dat ze onderdeel zijn van dit hemelse Jeruzalem. Om daarin te delen moeten ze tot Christus komen.
Dat zien we ook in Hebreeën 12:22-24: “Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen, en tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus, en tot het bloed van de besprenging, dat van betere dingen spreekt dan dat van Abel.”
De vleselijke Jood is niet tot Christus gekomen, de Middelaar van het Nieuwe Verbond en zo deelt hij niet in het bloed van het Nieuwe Testament. Daardoor verwacht hij geen hemels Jeruzalem, geen geestelijke Koninkrijk, zoals het geestelijke overblijfsel van Israel deed in het Oude Testament: “Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is… Maar nu verlangen zij naar een beter, dat is naar een hemels vaderland. Daarom schaamt God Zich niet voor hen om hun God genoemd te worden. Want Hij had voor hen een stad gereedgemaakt.” (Hebreeën 11:10,16)
En zolang de vleselijke Jood een vleselijke Messias verwacht die de wereld veroverd en een aards Koninkrijk vestigt, kunnen ze dit hemelse niet verwachten omdat ze niet met Christus verrezen zijn: “Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn, want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.” (Kolossenzen 3:1-4)
Ja, wij zullen met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid! Dit is het hemelse Nieuwe Jeruzalem zoals we het zien in Openbaring 21:2: “En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is.” En wij zij die bruid van Christus (Efeze 5:25-27).
Conclusie
Jeruzalem wordt in het Nieuwe Testament dus weergegeven als een verwijzing naar de Gods uitverkorenen, of Christus’ bruid. Sion vertegenwoordigd het lichaam van Christus. De Tempel is het lichaam van Christus waarvan wij de levende stenen zijn. Abrahams Nageslacht is Christus en Zijn lichaam van gelovigen. Joden zijn zij die opnieuw geboren zijn door de Heilige Geest door het geloof in Christus.
Maar het echte Israel van God naar de Geest is op de één of andere manier etnisch Israel en hun antichristelijke verwerping van de Vader door de verwerping van Zijn Zoon wat te veroordelen is?
Het vriendelijkste woord wat we over deze interpretatie kunnen zeggen, is dat het onlogisch is. Het meest Bijbelse wat we erover kunnen zeggen is dat het een vleselijke interpretatie is die vleselijke vruchten heeft voortgebracht. Een dwaling.
Wanneer we beweren dat er twee verbonden zijn, beweren we dat er twee Evangeliën zijn. En één daarvan is nergens in de Schrift te bekennen. Wanneer we dit verkondigen, verkondigen we een ander Evangelie en Paulus zegt dat diegene vervloekt is (Galaten 1:8).
Nee, er is maar één eeuwig verbond, in Christus. Het Oude Testament, met etnisch Israel van vlees en bloed, was voorbijgegaan in de tijd van Paulus: “Want als wat tenietgedaan wordt in heerlijkheid was, veel meer is wat blijft in heerlijkheid. Omdat wij dan een dergelijke hoop bezitten, gaan wij met veel vrijmoedigheid te werk, en doen wij niet zoals Mozes, die een bedekking op zijn gezicht legde, opdat de Israëlieten hun ogen niet gericht zouden houden op het einddoel van wat tenietgedaan wordt” (2 Korinthe 3:11-13).
“De God nu van de vrede, Die de grote Herder van de schapen, onze Heere Jezus Christus, uit de doden heeft teruggebracht, op grond van het bloed van het eeuwige verbond” (Hebreeën 13:20).
“Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat oud is verklaard en wat veroudert, staat op het punt te verdwijnen.” (Hebreeën 8:13)
Inderdaad, het is tenietgedaan.
“Want het einddoel van de wet is Christus, tot gerechtigheid voor ieder die gelooft.” (Romeinen 10:4)
Zoek in gebed de geestelijke waarheid van Gods Heilige Woord en houdt je niet bezig “met Joodse verzinsels” (Titus 1:14) en de door Jezuïeten geïnspireerde leerlingen van John Darby.
Ik bid dat de waarheid je vrij zal maken.
En wat het Israel naar het vlees betreft, ben ik het met Paulus eens in Romeinen 10:1-3: “Broeders, de oprechte wens van mijn hart en mijn gebed tot God voor Israël is gericht op hun zaligheid. Want ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben, maar niet met het juiste inzicht. Omdat zij immers de gerechtigheid van God niet kennen en een eigen gerechtigheid tot stand proberen te brengen, hebben zij zich niet aan de gerechtigheid van God onderworpen.”
Is er een toekomst voor de uitwendige Joden, het Israel naar het vlees? Er is altijd hoop geweest voor de Joden! Het Evangelie is allereerst voor de Joden (Romeinen 1:16). En Paulus verzekerd ons dat God ook in deze “tegenwoordige tijd een overblijfsel [heeft,] overeenkomstig de verkiezing van de genade” (Romeinen 11:5), zoals ook hij Joods was en niet afgehouwen was (Romeinen 11:1). En Hij zal Zijn uitverkorenen blijven redden onder de Joden.
“Maar wanneer het [hart van de uitwendige Jood] zich tot de Heere bekeert, wordt de bedekking weggenomen” (2 Korinthe 3:16).
“Hoeveel te meer zullen zij die natuurlijke takken zijn, geënt worden op hun eigen olijfboom” (Romeinen 11:24-25).