De genade en vrede van God onze Vader, door Jezus Christus onze Heere, zij met allen die Christus vurig liefhebben en zoeken. Amen.
Mijn geliefden, gedrongen door de liefde in Jezus Christus, schrijf ik deze brief vanwege de scheiding die tot nu toe tussen ons heeft bestaan, omdat we in ons hart en geweten nooit de erkenning en het begrip van Christus Jezus in elkaar hebben herkend, noch ooit bij elkaar hebben kunnen komen. Toch heb ik jullie in mijn hart altijd, en zelfs nu nog, beschouwd als vurige liefhebbers van God en Zijn Christus, hoewel het jullie ontbreekt aan kennis en begrip van Christus. Elk uur en elk moment ben ik ook bezorgd over dit gebrek in mijzelf, en dat moet ik zijn, want het eeuwige leven hangt af van kennen. Zoals Christus de Heere zei: “Vader, dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.” (Johannes 17:3) Echter, in tegenstelling tot Christus’ woorden, zegt Paulus: “Als iemand denkt iets te weten, dan heeft hij nog niets leren kennen zoals men het behoort te kennen.” (1 Korinthe 8:2) Hij zegt verder: “De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde bouwt op.” (1 Korinthe 8:1) Paulus had zijn onderwijs niet van een mens ontvangen (Galaten 2). Hij kreeg het van de Heere Zelf. Toch was Paulus nog steeds bang en bezorgd. Hij vreesde zijn eigen begrip te vermengen met het geopenbaarde onderwijs. Daarom reisde hij op bevel van een openbaring naar Jeruzalem. Daar overlegde hij met de eerste apostelen, om te voorkomen dat hij tevergeefs zou lopen.
Het gebeurt makkelijk dat we meer vertrouwen op onze eigen kennis en ons eigen begrip dan op liefde, die in alle dingen de eerste plaats zou moeten innemen. Alle kennis van God bestaat in deze liefde tot God en de naaste. Zelfs de wet en alle profeten hadden dit begrip van de liefde van God, die alle dingen oordeelt en aandringt omwille van verbetering. Het is mijn vurige verzoek aan jullie, omwille van Christus, dat jullie deze brief zullen beoordelen en daarover een vonnis uitspreken volgens de ware manier van liefde, die alleen oordeelt om te verbeteren, en vele zonden bedekt. Liefde heeft geen deel aan, of gemeenschap met, zonde, maar is altijd barmhartig voor het hart dat treurt over zijn zonde. Volgens die maatstaf verlang ik dat deze brief beoordeeld wordt.
“Oordeel niet en u zult niet geoordeeld worden; veroordeel niet en u zult niet veroordeeld worden!” (Lukas 6:37) Dat is het gebod en Woord van Christus onze Verlosser aan Zijn discipelen.
Vanwege jullie haastige oordelen, die in strijd zijn met de woorden van Christus de Heere, onze Meester, merk ik dat deze weg (van Christus) bij jullie ontbreekt en tekortschiet. De Heere zegt: “Als u in Mijn woord blijft, bent u werkelijk Mijn discipelen, en u zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken.” (Johannes 8:31-32) Als eenvoudig mens verlang ik oprecht om deze vrijheid te bespreken met hen die volwassen zijn in Christus. Ik onderwerp mijn denken graag aan een helder en helderder begrip, dat door de Heilige Geest wordt gegeven, en ik zou me ook graag onderwerpen aan de minste onder Christus’ eigendom, en mijn Heere Jezus Christus danken als ik getuigenis vind in mijn geweten.
In deze vrijheid van Christus Jezus de Heere vind ik troost, vreugde en vrede in de Heilige Geest, en niets anders. Alles wat tegen deze vrijheid gebiedt, verbiedt, instelt, beveelt, drijft of voortbrengt, brengt ruzie, verkeerde interpretaties, ijver, strijd en onrust in hart en geweten. Zulke strijd brengt alleen maar een rusteloos, toegeschroeid en onzeker geweten teweeg zonder de ware vrede van God. Nu moet men dit niet doen, dan dat niet. Zij die zulke verplichtingen opleggen weten niet wat ze opleggen. Toch willen ze, zoals Paulus zegt, meesters van de Schrift zijn. Hierover schrijf ik later meer.
Dit is een helder getuigenis en verslag van mijn geweten en hart aangaande de glorieuze vrijheid van Christus en Zijn eigendom. Als ik dwaal, verlang ik onderwezen te worden door God, door Zijn Heilige Geest en de Schriften. Als ik de waarheid betuig (door genade), verlang ik bevestiging ervan van hen die waarlijk geloven. Moge God de Vader genade geven door Christus. Amen.
Ontvangen door de Heilige Geest in Maria, is Jezus Christus de Zoon van God naar Geest, Woord en kracht. De Vader heeft God in Hem bevestigd, door de kracht van Zijn goddelijk wezen, met alle machten, werken en wonderen. Hij heeft ook Zijn ware menselijkheid getoond en bevestigd. Zoals de Heere zegt in Johannes 14:10: “Gelooft u niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar de Vader, Die in Mij blijft, Die doet de werken.” Zo is de Vader bevestigd in de Zoon van de ware God en de Zoon in de Vader, één God, manier, natuur en goddelijk wezen, alles in de Zoon des Mensen.
Voortgekomen uit het zaad en de lijn van David, werd Hij in Zijn zwakheid getoond als een werkelijk natuurlijk en stoffelijk mens. Hij werd geboren uit het menselijk geslacht, maar zonder het zaad van de mens of zonde. Hij werd geboren uit Maria, de reine maagd in vlees en bloed, op de manier van heel de mensheid; Hij groeide op en werd grootgebracht door aardse schepselen als een werkelijk aards mens. Zijn fysieke leven werd in stand gehouden door eten en drinken en Hij stierf een natuurlijke dood. Net als degenen die ook een natuurlijke dood stierven, of die nog zullen sterven, stond Hij weer op uit de doden door de natuur van God, Geest en Woord, wat de opstanding en het leven is (zoals Hij tegen Martha zei).
Hij werd opgenomen in de hemel en zette Zich aan de rechterhand van Zijn hemelse Vader. Wij wachten op Zijn terugkeer en op onze opstanding uit de doden, naar het vlees, om door Hem ontvangen te worden. Vergeving en kwijtschelding van zonden komen alleen door de Heere Jezus Christus. Dat is, kort gezegd, het getuigenis aangaande de ware goddelijkheid en ware menselijkheid van Christus. De goddelijkheid wordt betuigd en gekend door kracht, en de menselijkheid door zwakheid in de dood, want de dood komt niet uit de hemel. Ik schrijf hierover omdat er nu vele antichristen zijn verschenen die zowel de goddelijkheid als de menselijkheid van Christus ontkennen.
Deze Jezus Christus is de vrije Zoon van God en mens, en Hij is zonder gebod of verbod tegen Zijn eigendom, de gelovigen. Voor de rebellen en overtreders van de geboden echter zijn de geboden van God slechts menselijke geboden, en de hele wet alleen maar de wet tot verdoemenis. Want waar geen zonde of slechtheid is, is geen gebod of verbod nodig; daar is vrijheid van alle wet. Waar gebod of verbod het geweten, hart en zelfs Gods wet regeren, is men niet vrij, maar gebonden aan zonde en slechtheid. Daar is geen vrije genade, vrede of vreugde in de Heilige Geest, maar eerder de dreiging van straf, vrees, verdriet en angst voor de wraak op zonde door de komende toorn van God.
Vanwege deze vrees worden soms uiterlijke werken en vruchten van zonde nagelaten. Zulke godsvrees is het begin van echte bekering, de hoop om vrij te worden van de wet der zonde en vrij te worden door geloof in Jezus Christus, in het woord van genade. Zulke vrees is het begin van wijsheid en de kennis van God in Zijn Zoon, die de wijsheid van Zijn Vader is. Op deze manier maakt Jezus Christus, de Zoon van God, iemand vrij. Hij alleen maakt, door Zijn Heilige Geest, het hart en de hele gezindheid van de mens godvruchtig. Hij wist het handschrift van de duivel uit zodat niet langer de wet heerst, maar genade en vrijheid in Jezus Christus, volgens de aard van de ware liefde voor God en de naaste.
Deze liefde in God is de echte vrijheid. Zonder enige dwang vervult deze liefde waarlijk alle geboden en verboden van het hele welbehagen van God. Dat is de echte vrijheid in Christus Jezus. Wie Hij zo vrijmaakt is werkelijk vrij, want wie in Zijn woorden blijft is werkelijk Zijn discipel; hij zal ook de waarheid kennen die Christus Jezus is, ja, het Woord, de waarheid en het leven. Deze waarheid bevrijdt hem van alle wet, gebod en verbod. Het is een heerser en soeverein in de Heilige Geest, en een verheugde vervuller van het hele welbehagen van God, want het is Christus Jezus Zelf die in de harten van zulke bevrijde mensen is.
Gebiedt een vader ooit de zoon die de wil van zijn vader kent en zijn volle welbehagen daarin vindt? Want voor iedereen die in Hem gelooft, is Christus altijd het einde van de wet. Als we God in Christus willen behagen, mogen wetten daarom niet heersen in het koninkrijk van Christus. De wet en de geboden van God zullen eeuwig standhouden als middel om goed en kwaad te onderscheiden, en in deze kennis van goed en kwaad ligt de wortel en het begin van zonde. Daaruit kwam de wet voort, samen met de zonde, en was bedoeld als een oordeel en veroordeling van de kennis en het begrip van ons verwoeste verstand, wat het hoofd van de slang is.
Het oordeel van Christus werkt als de strenge gerechtigheid van God, want Hij heeft alle oordeel aan de Zoon gegeven. Het hoofd van de slang, dat is, ons verstand, moet worden verpletterd, hetzij door geloof, hetzij door wraak en straf in ongeloof. De wet is geestelijk, maar wij zijn vleselijk. Geestelijk gezind zijn is leven; vleselijk gezind zijn is dood.
Op dezelfde manier moet en zal het slangenhoofd van ons verstand worden verpletterd, hetzij door de prediking van het geloof, die alle verstand gevangen neemt, hetzij door de wet in ongeloof, wat resulteert in eeuwige vernietiging. Dit slangenhoofd moet zich onderwerpen aan de voeten van het zaad van de vrouw, aan de natuurlijke, aardse, menselijke voeten van Christus, die het zaad is zonder het zaad van man en zonder zonde. Hij, die door de slang werd bedrogen, verplettert zijn hoofd. Hoe pijnlijk is het voor de hoogmoed om zich te moeten onderwerpen aan, en vernederd te worden door een aards schepsel! Maar hieraan moet ons verstand, dat voortdurend het goede weerstaat en kwaad sticht in ons sterfelijk leven, zich onderwerpen in genade of vergaan.
Zeker, de wet en de geboden kunnen niemand godvruchtig maken, maar alleen genade door Jezus Christus. De wet en geboden van God oordelen en besluiten tot veroordeling, ze scheiden het goede tot het goede en het kwade tot het kwade, en ze scheppen in onze harten en gezindheden niets dan verdrukking en verdriet. Geen levend mens die buiten Jezus Christus is kan voor God gerechtvaardigd worden. De brief aan de Romeinen getuigt hier volledig van, namelijk dat de wet en de geboden bij ons alleen voor de dood werken, wat anders leven is in Christus Jezus.
Want zodra ons verwoeste verstand de verkondiging van de wet en de goede geboden van God hoort, vindt zij zichzelf veroordeeld daaronder, en zou het graag de wet houden om gered te worden, wat echter niet mogelijk is. Omdat het verstand zich aanmatigde een god te zijn, en de macht te hebben die alleen aan God toebehoort, is het vermogen [om de wet te houden] weggenomen. Zij verbeeldt zich dat ze door eigen kracht kan worden gered of verdoemd, en niet door Gods kracht, die alleen alle macht heeft. Daarom heeft God ons verstand vergeleken met het hoofd van de slang. Deze oude slang verzet zich voortdurend tegen God, en veronderstelt nu gered te worden uit eigen kracht. O, hoe werkt het gif van de slang zijn verderf in alle mensen door hoogmoed!
Om deze reden heeft God de Vader bepaald dat Zijn Zoon, door de zwakheid, ziekte en gebrek van de natuur die Hem gegeven is door het zaad van de vrouw, deze arrogantie, dit hoofd van de slang zou verpletteren. Geboren uit het zaad van David door natuur en door de voortbrenging van de mens, maar zonder zonde of het zaad van een man, heeft God de Vader Hem verbrijzeld en overgeleverd aan de dood, het loon van de zonde, voor onze ongerechtigheden.
Inderdaad, alle vermogen, macht, heerlijkheid, genade, kracht, wijsheid, begrip, geloof, liefde, hoop, ja, alle dienst tot Gods eer, alle zaligheid, deugd en genade kan alleen worden genomen en ontvangen vanwege diezelfde zwakheid, dit diepe lijden van de Heere Jezus Christus, de Zoon des Mensen, die door God werd gezien als geslagen en gekweld, die ook riep: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” Hij is degene aan wie alle gezag is gegeven in hemel en op aarde.
Dat is de verplettering en eeuwige vernietiging van de arrogante slang die ’s mensen eigen verstand is, zijn vooringenomenheid en zijn hoogmoed om zijn eigen wijsheid, zijn eigen wet, zijn eigen gebod en verbod, zijn eigen liefde en welbehagen te volgen, kortom, alle arrogantie, leer, vaardigheid en begrip die voortkomt uit ’s mensen eigen keuze. Christus’ overwinning over alle arrogantie, geest en vlees, is om het eeuwig te veroordelen.
Hoe pijnlijk voor de arrogante slang voordat hij veroordeeld wordt met al zijn hoofden, zijn eigenwil en arrogantie! Hoe bijt hij naar de hielen van Christus en de Zijnen! Hoe spuwt hij zijn gif, op vele manieren, om de vrouw en haar zaad te vernietigen voordat hij veroordeeld wordt om een voetbank te zijn aan de voeten van Christus, de menselijke voeten die in de dood werden gegeven omwille van onze zonde! Een sterfelijk, vleselijk (maar nu onsterfelijk) schepsel moet heersen en oordelen over de onsterfelijke, onverwoestbare geest.
Hij [Jezus] werd overgeleverd aan de dood voor onze zonden en, door diezelfde zwakheid en ziekte, beroofde Hij zonde, hel, duivel en dood van hun macht. Zowel vandaag als in eeuwigheid heeft de zachtmoedigheid, nederigheid en geduld van de Heere Jezus Christus de kracht om te overwinnen in de Zijnen. Al wat uiterlijk is, zoals doop, vergeving van zonden, onderricht, het Avondmaal des Heeren, de handoplegging, voetwassing, en alle uiterlijke getuigenissen van geloof in Christus, ontvangen wij van Christus. En, volgens het innerlijke onderwijs van de Heilige Geest, ontvangen wij deze uiterlijke dingen door hen die waarlijk geloven dat zij de Zijnen zijn en door de liefde van Christus.
Hoe pijnlijk voor ’s mensen verstand en arrogantie! En wie nog steeds een gevangene is van wat hem bezit, zoals inderdaad de hele wereld is, die is geen vrij mens in Christus Jezus. Want wie de Zoon vrijmaakt is waarlijk vrij; hij is verlost van wat hem bezit, van zonde, dood en hel, die alle mensen buiten Christus bezitten. In Zijn eigen lichaam heeft de Heere Jezus Christus deze gevangenschap gevangen genomen vanwege Zijn ongehoorzaamheid tot de dood. Zonder eigen schuld heeft Hij onze schuld en dat wat ons bezit aan het kruis genageld opdat Hij Zelf ons zou bevrijden van onze gevangenschap (2 Korinthe 5:19-21).
Er is nu daarom geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn, want Christus is het einde van alle gebod en verbod, ja, van de hele wet voor iedereen die in Hem gelooft. Hier is niet langer dienstbaarheid, maar alleen bevrijding in God. Ik spreek hier niet over de onbeschaamde, zogenaamde vrijheden van het vlees die gebruikt worden als een dekmantel voor slechtheid, en waarvan de hele wereld vol is. Zulke vrijheid is de meest verschrikkelijke slavernij voor God, en leidt tot vernietiging.
De juiste, ware vrijheid is in de Zoon van God en Zijn eigendom, die koningen zijn gemaakt van alle wet, gebod en verbod. Zij zijn niemands gevangenen, noch schuldenaars aan iemand, behalve aan de liefde in God en Gods liefde in hen. Zij zijn en blijven gevangenen en onderdanen en schuldenaars van de liefde, want de juiste, ware liefde van God kan zichzelf nooit terugbetalen, en blijft altijd een schuldenaar; ja, samen met genade, barmhartigheid en goedheid houdt zij God gevangen, en maakt Hem voortdurend onze schuldenaar. En zoals de liefde een schuldenaar is aan ons, zo kon en wilde God de eeuwige Vader, maker van hemel en aarde, ons niet met goedkoper munt betalen dan de kostbaarste, diepste en hoogste liefde die Hij had.
We zijn betaald. De allerhoogste Vader, God en Heere toonde Zich genadig aan ons in de Zoon, de Heere Jezus Christus. Door Zichzelf, in Zijn Zoon, betaalde Hij voor onze overtreding en schuld. Om onzentwil schortte Hij Zijn gebod, wet en verbod op, en droeg het over van de eerste mens Adam naar Zijn Zoon Jezus Christus; Hij heeft bepaald dat de liefde die Christus is alleen de vervuller en vrijwillige houder zou zijn van alle geboden in Christus en de Zijnen. Wanneer de Heere de straf op en wraak voor zonde en de overtreding van de geboden laat vallen en uitwist, vallen ook de wet en de geboden. Ze moeten vervuld worden door de genade die God geeft, maar Hij is Zelf, om onzentwil, de vervulling van Zijn geboden geworden in Zijn Zoon en in hen die Christus toebehoren. Zoals Christus de Heere zegt: “Zonder Mij kunt u niets doen.” En Paulus evenzo: “Wie roemt, laat hij roemen in de Heere” (1 Korinthe 1:31; Jeremia 9:23; 2 Korinthe 10:17).
Zo is de ware liefde van de Vader, Christus Jezus, de Zoon van God, Heere over alle geboden en verboden. Door de Heilige Geest is Hij, ook vandaag nog, de vervuller daarvan in de Zijnen. Allen die in de doop gestorven zijn aan de wet der zonde (Kolossenzen 3:3), en met Christus begraven zijn (Romeinen 6:4), leven niet zelf. Maar Christus leeft in hen, door de wet van genade en de vrijwillige geest in Christus Jezus.
Maar het is niet de soort genade waar de kinderen van de wereld op hopen, die hen toestaat te blijven in de losbandigheid van vlees en zonde. Zoiets kan nooit genade zijn, noch kan het zo genoemd worden. Het is veeleer de toorn, het ongenoegen, de wraak en de straf van God, zoals toen David bad om wraak over zijn vijanden in Psalm 69:23-29, en zoals (Romeinen 11:9) het inderdaad gebeurt met de hele wereld. God laat de ene overtreding na de andere over de kinderen der boosheid komen zodat de toorn en het ongenoegen steeds meer toenemen. Dat is het getuigenis van Gods toorn, en niet van Zijn genade.
Voor zulke kinderen der boosheid wordt geen enkel gebod of wet uitgewist, ja, zelfs geen menselijke wet, om nog maar te zwijgen van Gods geboden en wetten, waarvan zij net zo waardig zijn als de heidenen. Want de wereld houdt zich niet eens aan haar eigen wetten, hoewel zij zichzelf tot wet is en zich daardoor zelf veroordeelt. Maar de genade van God die de mens ontmoet is een volledige wedergeboorte uit vlees, zonde, dood en hel tot genade in de vrede, vreugde en troost van de Heilige Geest.
Zoals de Heere Jezus Christus tegen Nicodemus zei: “Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan. Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest.” (Johannes 3:5-6) Onder de vloek is de geboorte uit het vlees een geboorte tot dienstbaarheid, tot de dienst van de wet der zonde, waaronder wij verkocht en verplicht zijn aan het leven der zonde. Zo zegt Paulus: “Zo dien ik dan zelf wel met het verstand de wet van God, maar met het vlees de wet van de zonde.” (Romeinen 7:26-27) Vlees en bloed, waarin niets goeds woont, moet met geweld beschermd en behoed worden voor zonde onder de vrije heerschappij van de Geest van God.
Paulus spreekt over het verlangen van de geest en het handelen van het vlees wanneer hij zegt: “Het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.” (Romeinen 7:19) Want vlees en bloed strijden altijd tegen de wet der genade, en zo moeten zij de wet der zonde dienen, dat is, de vrees voor de toorn en de toekomstige straf van God. Daarom schrijft Paulus de dwang niet toe aan de vrije Geest van Christus, maar aan het ongehoorzame vlees en bloed. In deze tijd zal het juk niet van zijn nek worden weggenomen. Het gebed “Uw koninkrijk kome” vertegenwoordigt de vrije heerschappij van de Geest. Want wie zich onderwerpt aan de heerschappij van de vrije Heilige Geest van de Heere Jezus Christus houdt zijn vlees en bloed in gehoorzaamheid, en houdt het zo tegen de wil van vlees en bloed tot de dood.
Inderdaad, Christus Jezus de Heere Zelf, hoewel Zijn vlees zwak was en Zijn Geest gewillig, bad de Vader om de beker van Hem weg te nemen. Maar Zijn Geest was gewillig en bereid. Hij onderwierp het vlees gehoorzaam aan de dood en zei tegen de Vader: “Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.”
Zo worden wij, wanneer wij gedoopt worden, geboren uit Zijn Heilige Geest, die ons verzekert en onze geest verblijdt. Samen met vlees en bloed, en al zijn lusten en begeerten, zijn wij begraven in de dood van Christus. Zoals Paulus zegt dat als wij met Christus gestorven zijn, en de lust en wil van het vlees dood is, dan is het niet vlees en bloed dat in ons leeft, maar Jezus Christus (Galaten 2:20). Dit is het vrije leven zoals het door genade gevonden wordt in de vrijen, die de Zoon vrijmaakt van dood tot leven in vrije gehoorzaamheid. “Want het bedenken van het vlees is de dood, maar het bedenken van de Geest is leven en vrede.” (Romeinen 8:6).
Zo is niemand vrij naar het vlees; hij is juist verplicht om de Heilige Geest van de Heere Jezus Christus gedurende zijn hele leven te gehoorzamen. Waar vlees en bloed vrij heersen, is de innerlijke mens noch vrij noch veilig, maar wordt hij tot een dienaar der zonde gemaakt, en hij, die anders het beeld van God is, wordt gevangen gehouden tot eeuwige verwoesting.
Zij zijn de slaven der zonde; zij zijn niet vrij, want zij verloochenen hem die hen vrij kan maken. Hoewel het ons door genade in Christus gegeven werd opdat wij zouden leven, wordt de goede, geestelijke wet van God voor hen de oorzaak van eeuwige dood en verdoemenis. Zo onderscheid ik tussen de vrijheid van de geest in Christus, die leven is, en de vrijheid van het vlees, met zijn wil en verlangen naar de dood. Ik rek de vrijheid van Christus niet te ver op, zoals mij verweten is.
Echte en zelfgemaakte vrijheid
Het verschil is tussen de vrijheid van de Heere Jezus Christus, en de zelfgemaakte vleselijke vrijheid, die zich voortdurend tooit met de dode letter als dekmantel voor goddeloosheid.
Ten eerste moet iedereen ware en zorgvuldige onderscheiding bezitten in geweten en hart om een waar en zeker oordeel te hebben, en opdat de zelfgemaakte vrijheid van het vlees niet voor de vrijheid van Jezus Christus wordt aangezien. Deze zelfgemaakte vrijheid is, en zal altijd, de diepste slavernij blijven, waaruit nooit bevrijding mogelijk is. Handelen volgens deze zelfgemaakte vrijheid is zondigen, zich laten leiden tot goddeloosheid en de hardste slavernij der zonde, want wie zonde doet is de slaaf der zonde. Het maakt geen verschil dat deze zelfgemaakte vleselijke vrijheid zich altijd tooit met de dode letter en, zich voordoend als de ware vrijheid van Christus Jezus de Heere, zich bedekt met een valse, leugenachtige schijn. Het brengt uiteindelijk geen andere vrucht voort dan openlijke verdorvenheden, zonde en schande.
Zo is het met de huichelaars die, vanwege hun keuze om volgens de menselijke wet en zijn dwang te leven, pronken en, zonder er iets van te weten, de schijn van de Geest aannemen. Nu is het de ware gelovigen verboden al deze mensen te veroordelen voor het juiste tijdstip (1 Korinthe 4:5), dat wil zeggen, totdat hun vrucht, die openlijke ondeugd is, verschijnt. Christus zegt: “Aan hun vruchten (Hij zegt niet aan de bloesems of de bladeren) zult u hen kennen.” (Mattheüs 12:33) Want de dag des Heeren zal alles openbaren. Maar sommige ondeugden zijn al voor die tijd zichtbaar en duidelijk, want ieder mens drukt uit wat er binnen in de schat van zijn hart is. Of het nu voor of ten tijde van de laatste dag is, het bedekken of openbaren van zonde ligt in Gods handen.
Want niemand mag het hart oordelen totdat de vrucht verschijnt of totdat de schat van het hart uitgestort wordt. Alleen God mag, door de Heilige Geest, oordelen. Hij is de ware Kastijder en Rechter van het hart. Hij zal de wereld straffen, ten eerste voor haar zonde, omdat zij niet geloofd hebben, en Hij zal hen oordelen omdat de vorst van deze wereld, die zijn gezag verloren heeft, geoordeeld is.
Uiteindelijk zal Hij de wereld straffen vanwege Zijn eigen gerechtigheid, want Hij, de Heere Jezus, gaat naar de Vader. Mensen echter, geven opnieuw het gezag terug aan hem [de vorst van deze wereld] dat tegen het gezag en oordeel van Christus ingaat. Zo voert de duivel door hun eigen toestemming zijn werk uit en oefent hij zijn gezag uit in de kinderen der goddeloosheid. Zo verloochenen zij ook de gerechtigheid van Christus in zichzelf, hun woorden en hun werken. Maar Christus, die alleen aanvaardbaar is voor God, is de gerechtigheid van de kinderen der waarheid voor de Vader. Deze zelfde gerechtigheid doet haar werk in hen, en de Heilige Geest getuigt in hen door werken, kracht en daden.
Want niets geldt voor God behalve Christus; de rest, het werk in de Zijnen voor de Vader, is slechts een getuigenis van gerechtigheid. Daarom spreekt Hij “van gerechtigheid: want Ik ga naar de Vader” (Johannes 16:8-11).
Wie daarom vaststelt, gebiedt, verbiedt, dwingt, drijft, straft of oordeelt voordat de goede of kwade vrucht geopenbaard is, maakt aanspraak op het gezag, de macht en het ambt van de Heilige Geest van de Heere Jezus Christus en loopt, in tegenstelling tot liefde, goedheid en genade, vooruit op Christus Jezus. Want de Zoon van God Zelf heeft dit ambt en werk toevertrouwd aan de Heilige Geest van God, en het ambt moet worden uitgevoerd na Zijn aardse, menselijke leven. Met betrekking tot dit werk zegt Hij: “De Heilige Geest zal komen en oordelen vanwege zonde, oordeel en gerechtigheid.” Deze Geest oordeelt nu en doorzoekt de harten, want de Heilige Geest heeft Zijn werk en goede vrucht in de kinderen des lichts om hen voor mensen te openbaren. Op dezelfde manier heeft de geest der goddeloosheid, die zich vaak en op vele manieren vermomt als een geest des lichts, zijn werk in de kinderen der duisternis. Ook deze worden door de Heilige Geest gedreven om hun eigen werken te doen, opdat zij door de kracht en vinger van God aan hun vruchten bekend en geopenbaard worden.
Daarom, zelfs als men bezorgd is over een overtreding en de bladeren en bloesems van kwade schijn ziet, moet men alleen waarschuwen en vermanen, maar niet oordelen voor de tijd van de vrucht.
De Heere zegt niet: “Aan hun bloesems of bladeren”, maar “Aan hun vruchten zult gij hen kennen.” Want de liefde bedekt ook een menigte van zonden (1 Petrus 4:8), en oordeelt alle dingen in het beste licht. Ook al is zij bezorgd over kwade schijn en kwade vrucht, zij hoopt niettemin altijd het beste.
Op dezelfde manier bedekt Christus onze zonde en schande in de liefde en genade die tot verbetering leidt. Wie een vonnis durft uit te spreken en durft te oordelen voor het openbaren van schuld, is een dief en moordenaar (Johannes 10:1). Hij loopt vooruit op Jezus Christus, die alleen de openbaarder is van goed en kwaad in het hart.
Aan de andere kant, als de zonde en goddeloosheid, zichtbaar uit de geopenbaarde vrucht, door toorn in de gerechtigheid van Christus wordt geopenbaard, moet men bereid zijn om met Christus, de ware Rechter, te oordelen en het vonnis uit te spreken; anders is ook hij een dief en moordenaar. Hij loopt achter Jezus Christus aan en niet met Christus. Alle uitverkorenen van God oordelen in deze tijd met Christus met het zwaard van de Geest door het Woord, en niet, zoals de wereld doet, met het vleselijke zwaard. Ook Gods uitverkorenen zullen het vonnis uitspreken bij het laatste oordeel.
Maar overal gebruikt de duivel selectief zijn wapens tegen ons door de dode letter. Sommigen willen helemaal niet oordelen, en nemen hun toevlucht tot Mattheüs 7:1: “Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt;” Zij zien niet wat hiertegenover staat, Mattheüs 18:15: “Als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht…” Zolang er getuigen zijn en zij zelfs niet naar de gemeente luisteren, moeten zij als heidenen beschouwd worden. Daarvoor [zei Jezus]: “Als uw oog u doet struikelen, ruk het uit en werp het van u.” (Mattheüs 18:9). Paulus zeg wij degenen die binnen zijn moeten oordelen (1 Korinthe 5:12); “Maar hen die buiten zijn, oordeelt God. En doe de kwaaddoener uit uw midden weg. (1 Korinthe 5:13) [Paulus vraagt dan:] “Weet u niet dat wij engelen zullen oordelen?” (1 Korinthe 6:3)
Vele soortgelijke Schriftplaatsen gebieden de heiligen om te oordelen. Niemand mag oordelen behalve hij die eerst zijn eigen leven heeft geoordeeld en veroordeeld door de genade en barmhartigheid van God, waardoor hij de balk uit zijn eigen oog heeft getrokken. Dan mag hij zeker, in geduld, nederigheid, zachtmoedigheid en liefde, met de grootste zorg de splinter uit het oog van zijn broeder trekken zonder het oog te verwonden of te irriteren.
Dat is immers hoe hij door God behandeld is. En wie iemand op een andere manier bij Christus brengt voor oordeel, zoals de Joden de overspelige vrouw bij Hem brachten in de tempel, zal zichzelf, samen met de huichelachtige Joden, van Christus en de overspelige vrouw in de tempel zien wegvluchten. Openlijke zondaars zullen eerder het koninkrijk van God binnengaan dan dezen. Christus verdroeg hen minder dan de overspelige vrouw. Alle overtreding is overspel voor God, met wie de mens verloofd is.
Ten tweede heeft de vijand van de waarheid nog een andere list, erger dan de hierboven genoemde, om mensen te misleiden met haastige en onzekere oordelen. Door dit te doen, oordelen en veroordelen zij zichzelf, maken zij zonde waar geen zonde is, stellen zij wetten, geboden en verboden in tegen het gezag en de soevereiniteit van de Geest van de Heere Jezus Christus, die de Zijnen geen andere wet gaf dan de wet der liefde (zoals hierboven vermeld). Zij proberen wetten vast te stellen en willen meesters van de Schrift worden, maar zij weten niet wat zij vaststellen. Door deze onwetendheid neemt de vijand harten en gewetens gevangen. Maar aan hen die in Jezus Christus zijn en die door Christus gerechtvaardigd zijn, wordt geen wet gegeven. Want aan de rechtvaardigen, zegt Paulus, is geen wet gegeven, noch gebod noch verbod; die zijn alleen aan de onrechtvaardigen gegeven.
Echter, waar mensen een vonnis uitspreken, gebieden of verbieden, regeert de genade van de Heilige Geest niet. Veeleer regeren de angst en vrees voor onrechtvaardigheid. Want de ware liefde in Christus, ja de Geest en God Zelf, is een vrije en gewillige vervulling van al wat goed is. Liefde verloochent zichzelf en zoekt niet het hare. Zij betaalt alle schuld, en zij mag zelf nooit betaald worden. Zij blijft niemand iets schuldig omdat zij de betaling is van alle schuld. Daarom is zij in Christus vrij van alle wet, gebod en verbod.
Zij die gevangen en gebonden zijn in de werkelijke gebondenheid van liefde in God kunnen nooit met enige andere band in geweten, hart, gezindheid of gemoed gebonden worden. Zij zijn vrij in alle dingen en zijn niemand iets schuldig behalve de liefde. Waar geen liefde is, is alles tevergeefs. Wie zal dan Gods uitverkorenen beschuldigen? “Want de liefde is sterker dan de dood” (Hooglied 8:6).
De liefde kan niet overwonnen worden, en geen prijs kan voor haar betaald worden in alle eeuwigheid. Zij is de innerlijke zalving van het hart. Hoewel liefde brand, voedt zij zich tussen de rozen, tot de koele avond komt [Hooglied 4:5; 6:2-3], vanwege haar geduld van hart, gemoed, gezindheid en alle krachten [van de gelovige]. Zij onderwijst alles omdat zij zelf het onderwijs is.
Johannes spreekt over dit onderwijs wanneer hij zegt dat de innerlijke zalving ons vele dingen zal leren. Liefde is de discipel en waarlijk gehoorzame leerling van de Heilige Geest. Tegelijkertijd is zij de heerser over hemel en aarde. In Zijn Zoon heeft God de Vader Zich aan haar onderworpen, want zij is in alles God Zelf. Daar woont en blijft de ware en glorierijke vrijheid in Christus. Deze vrijheid wordt aan niemand gegeven behalve door de ware liefde in Christus Jezus. Opnieuw worden zij die werkelijk vrij zijn geen ander gebod gegeven dan om lief te hebben. Dit is de band waarmee de vrijheid van Christus gebonden is, hoewel, zoals Paulus zegt, voor deze vrijheid van Christus alle dingen geoorloofd zijn.
Ook wilde hij zijn vrijheid niet onderwerpen aan iemands oordeel of vonnis (1 Korinthe 10:29), want de gelovigen oordelen alles, maar worden zelf door niemand geoordeeld (1 Korinthe 2:15). Maar waar iets niet dient tot of bevorderlijk is voor verbetering, handelt de liefde in Christus met al haar gezag, voorrechten en vrijheid, en handelt nooit tegen haar eigen natuur. De ware liefde schort ook de vrijheid niet op; veeleer maakt zij ons werkelijk vrij in alle dingen.
Dat is, kort gezegd, de ware vrijheid in Christus Jezus die alle wet, sabbat, geboden en verboden moet dienen. Want zij werden gegeven omwille van de mens, en niet de mens omwille van hen, en zij werden gegeven omwille van God, die alleen in Christus aanbeden en gediend moet worden. Daarom zijn ware gelovigen met Christus koningen over alles. Het is niet dat zij de letter van de wet en de sabbat dienen, maar veeleer dat de hele wet en het gebod van God dienaar is van de werkelijke vrijheid in Christus.
Maar de hele wet heerst nog steeds over hen die onder de veroordeling zijn. Want vervloekt is ieder die niet alles onderhoudt wat geschreven staat in het boek der wet. Dezen zijn buiten Christus, schuldig in heel hun leven, onder de heerschappij van de wet, en veroordeeld volgens de strikte gerechtigheid van God. Zij zijn altijd in vrees en angst voor de kwelling van de hel. Zo proberen zij de wil van God te doen, maar omdat de wet over hen heerst, kunnen zij het in waarheid nooit volbrengen. Zij zijn niet vrij van de wet door de genade die God geeft. Veeleer zijn zij verkocht in de slavernij der zonde om de wet der zonde te dienen. Zij worden voortdurend in de vrees voor verdoemenis geworpen zonder enige troost voor het geweten.
Maar de volle liefde van God en de troost van de Heilige Geest drijft deze vrees uit, en bevrijdt het gevangen geweten tot de waarheid en vrijheid, vrede en vreugde van de Heilige Geest. Johannes spreekt in deze passage niet over de vrees van het vlees. Anders zou daaruit moeten volgen dat zelfs Christus, die de volle liefde van de Vader is, deze volle liefde niet bezat; wanneer Hij spreekt over de doop waarmee Hij gedoopt moet worden, zegt Hij: “Hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is.” (Lukas 12:50) Hij bad ook de Vader dat, indien mogelijk, de beker van Hem weggenomen zou worden. Hij deed dit vanwege de vrees voor de lichamelijke kwelling die voor Hem lag. De volle liefde van God ontvangt en behoudt de overwinning over deze lichamelijke vrees, maar alleen in de dood, wanneer het fysieke leven eindigt.
De Heere riep inderdaad uit: “Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten!” Maar toen Hij Zijn geest gaf, zei Hij: “Het is volbracht!” Liefde behaalt de overwinning over de vrees van het lichaam, maar deze vrees wordt niet uitgedreven voor de dood; anders zou verdrukking geen kruis zijn.
Maar de volheid van de liefde wist de vrees voor zonde en straf door de wet tot eeuwige verdoemenis uit, zoals de aanklacht van de duivel, waarover Paulus schrijft in Kolossenzen 2:14. Paulus zegt ook: “Want u hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt.” (Romeinen 8:15)
Drie soorten vrees
Ik maak verschil tussen drie soorten vrees. Er is ook een vierde soort die zonder hoop is, want ook Judas had vrees.
Vrees van het vlees en vrees voor zonde, zoals hierboven genoemd, zijn nuttig voor de verlossing. De derde is de zuivere vrees voor God, dat men het goede doet naar de aard van de liefde; in deze vrees beschouwt men zichzelf als een onnutte dienstknecht. Deze zuivere vrees voor God, die tot het eeuwige leven leidt, kan nooit wijken voor, noch uitgedreven worden door liefde. De ware weg van de liefde vreest dat zij, in het doen van alle gerechtigheid, altijd te weinig of te veel doet, maar dat het niettemin God behaagt. Want schepselen moeten beven voor hun Schepper, hoe goed zij ook mogen zijn. Daarom moet werkelijke vrees zorgvuldig onderscheiden worden opdat men niet hoogmoedig wordt, God verzoekt in vleselijke vreugde en kracht, en de Heere Jezus Christus vergeet, zonder wie het vlees zwak is en de geest gewillig. In Hem is de discipel niet boven zijn meester, noch de dienstknecht boven zijn heer (Johannes 15:2).
Waar men aan durft te nemen deze liefde van God te hebben, om daarmee de lichamelijke vrees voor de Heere uit te drijven voor de lichamelijke dood, zal spoedig een val en verloochening volgen, zoals bij Petrus die met de Heere wilde sterven. Want in onze zwakheid, waarop wij ons moeten beroemen zoals Paulus deed, wordt Gods kracht en sterkte gezien doordat de liefde van God de overwinning heeft tot het eeuwige leven. In deze overwinning zijn alle dingen rein voor de reinen, en onrein voor de onreinen. Bovendien, wie zich erop beroemt dat hij vrij is en toch zonde doet, is een leugenaar. Hij is niet vrij, maar een dienaar der zonde; hij is vanwege de wet verkocht onder de zonde tot de eeuwige dood.
Opnieuw, wie durft te zeggen het koninkrijk van Christus te bewaren, te regeren en te leiden door wet, gebod en verbod, ja, door de wet van God, om nog maar te zwijgen van menselijke verzinsels, hoe vroom het ook lijkt, stoot ook de vrijwillige Geest van de Heere Jezus Christus, de eigenlijke Heerser der harten, van Zijn plaats en zet zichzelf op de plaats waar hij niet hoort te zijn.
Dit is de grootste gruwel tegen Christus. Niets dan sekten en pausdom kunnen hieruit voortkomen, waarover Christus de Heere en Daniël spreken. Wie de wet heeft, is niet God van de wet. Als men ertegen zondigt, zondigt men tegen Hem die haar heeft ingesteld en geboden. Voor zover mensen in het koninkrijk van Christus en de Zijnen bevelen en verbieden, stoten zij de Heere uit, en maken zij zonde waar geen zonde is.
Al dezulken zijn zielemoordenaars en rovers. Zij nemen vrouwelijke harten en zwakke, dichtgeschroeide gewetens gevangen vanwege gebod en verbod tegen zichzelf. Zij wijzen op, en zoeken een andere verlossing, buiten Jezus Christus. Ook al verdedigen zij alles met de naam van Christus, zoals de hele wereld doet, het is niets dan bedrog en leugens tegen de vrijwillige Geest van Christus. Ook al wijzen zij hier of daar op Christus, Christus heeft ons verboden hen te geloven of tot hen uit te gaan. De ware heiligen van God en kinderen van Christus zijn zij die de Heilige Geest als Heerser hebben in het Woord der waarheid.
Waar twee of drie in Zijn naam vergaderd zijn, is Hij in hun midden. Hij alleen regeert in geloof door geduld en liefde in de Zijnen. Ik bid God mijn hemelse Vader dat Hij mij niet zal laten scheiden van zo’n vergadering en gemeenschap van de Heilige Geest, het maakt niet uit wie zij zijn of waar zij samenkomen in de hele wereld. Ik hoop in hun gemeenschap te zijn en mij te onderwerpen aan de heerschappij van de Heilige Geest van Christus in de gehoorzaamheid des geloofs.
Maar ik wil niets te maken hebben met enige andere sekte, groepering of vergadering, wat zij ook mogen zijn en hoe ze ook genoemd worden in de hele wereld.
1. Ik zal vooral hen vermijden die het lichamelijke zwaard gebruiken, in tegenstelling tot het geduld van Christus, die geen kwaad weerstond en die evenzo Zijn eigen volk gebiedt verdrukking of kwaad niet te weerstaan, om te heersen in het koninkrijk van Christus.
2. Ik vermijd hen die instellen, gebieden en verbieden, om daarmee het koninkrijk van Christus te leiden en te regeren.
3. Ik vermijd ook hen die de ware goddelijkheid, Geest, Woord en kracht in Jezus Christus ontkennen.
4. Ik vermijd hen die Zijn natuurlijke, aardse menselijkheid vernietigen en ontkennen die Hij van de mens ontving, uit het zaad van David, geboren zonder mannelijk zaad en zonde, geboren uit Maria de reine maagd; Hij werd gekruisigd en stierf een natuurlijke aardse dood, waaruit Hij weer opstond, en heeft Zich nu gezet aan de rechterhand van God.
5. Ik vermijd ook hen die, levend in openbare zonde en grove boosheid, gemeenschap willen hebben in het koninkrijk van Christus maar zonder ware bekering,
6. En ik vermijd allen die zoiets dulden.
7. Ik vermijd allen die zich verzetten tegen en strijden tegen de woorden en de waarheid van Christus. Met al dezulken, ongeacht hoe zij in de wereld genoemd worden, wil ik geen deel of gemeenschap hebben in het koninkrijk van Christus tenzij zij zich bekeren.
Mijn verlossing hangt alleen af van Christus’, des Heeren, sterven en het vergieten van Zijn bloed. In Hem alleen heb ik de vergeving en kwijtschelding van zonden ontvangen van de Heilige Geest in de gemeenschap van Zijn heiligen. In deze gemeenschap ben ik ook gedoopt, volgens het getuigenis en de waarheid van mijn hart in de Heilige Geest, op mijn eigen getuigenis en belijdenis van de waarheid. Ik verwerp ook alle onwetende doop die gebeurt zonder werkelijk, geopenbaard, persoonlijk geloof, of het nu bij kinderen of volwassenen is. Om deze reden werd ik ook gedoopt met uitwendig water en uitwendig woord, in belijdenis van mijn geloof. Ik werd graag gedoopt in deze gemeenschap van de Heilige Geest, zichtbaar vergaderd, tot vergeving en kwijtschelding van zonden (Handelingen 22:16).
Daarin wens ik oprecht te blijven tot mijn einde. Amen voor allen die dit met mij wensen.
Bijbels oordelen
Dat is kort het getuigenis van mijn hart in Christus Jezus.
Het verschil tussen waar en vals oordeel, en wat de goddelijke Bijbelse Schriften ons gebieden te oordelen en waarover we het vonnis uit moeten spreken volgens het voorbeeld van de Heere Jezus Christus en de apostolische leer.
Mensen oordelen in deze tijd om vele redenen. Ten eerste gebeurt dit uit liefde voor het Woord en voor verbetering. Dit is waar en gepast oordelen, en het oordeel van de heiligen gedaan in geduld. Zoals eerder gezegd, heeft geen ander geduld plaats in de gemeente van Christus.
Ten tweede oordelen mensen uit bezorgdheid voor het kwade, en zij verwachten het kwade op die manier voor te zijn.
Ten derde oordelen sommigen uit afgunst en haat omdat anderen het niet onmiddellijk met hen eens zijn. Zij beweren dat anderen de waarheid weerstaan terwijl deze anderen in feite hun eigen onwetendheid weerstaan. Deze laatste twee soorten oordeel zijn vals en leugenachtig en scheppen alleen scheuringen en sekten.
Ten vierde zijn er enkelen die helemaal niet beoordeeld willen worden uit vrees dat zij zichzelf zouden veroordelen. Zij hebben zichzelf niet geoordeeld, noch hebben zij zich aan het Woord onderworpen in gehoorzaam geloof. De Heiligen van God zijn door de Heere opgedragen om oordeel uit te oefenen door de Heilige Geest; Hij zegt: “Ontvang de Heilige Geest. Als u iemands zonden vergeeft, worden ze hem vergeven; als u ze hem toerekent, blijven ze hem toegerekend.” (Johannes 20:22-23.). Want de Heilige Geest van God is de sleutel van de hemel, waardoor zonde wordt toegerekend of vergeven in de gemeenschap der heiligen!
Om deze reden schreven de apostelen aan de gemeenten (Handelingen 15:28) en spraken tegen hen die de wet weer invoerden: “Het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht.” Niemand wordt bevolen te oordelen zonder de Heilige Geest, zonder wie geen zeker oordeel mogelijk is.
Daarom gaf de Heere Jezus Christus eerst de Heilige Geest aan hen die Hij gezag gaf om te oordelen, opdat zij zeker en waarachtig zouden oordelen, opdat ze een uitspraak zouden doen volgens het woord van genade en waarheid, zodat het getuigenis en de vrucht, goed of kwaad, vooraf zou gaan en bekend zou zijn in de daad. Dit is de enige manier om met zekerheid te binden en te ontbinden en, in het uiterlijke oordeel, te oordelen volgens het getuigenis van de uiterlijke vrucht, en niet van het bladeren of de bloesems die aan de vrucht voorafgaan.
Zoals eerder gezegd, Christus zegt: “Aan hun vruchten zult u hen kennen.” Zij die in waarheid oordelen mogen daarom niet oordelen voor de tijd, maar moeten wachten op de vrucht. Anders bemoeit men zich met de voorrechten van Gods geheime en verborgen oordeel en uitspraak; men oordeelt en straft voordat God straft, zoals Judas deed met Magdalena en zoals de Joden deden met Christus. Dit wordt bedoeld met de uitspraak van Christus: “Oordeel niet en u zult niet geoordeeld worden; veroordeel niet en u zult niet veroordeeld worden” Bij het oordelen moet men altijd bladeren en bloesems onderscheiden van de vrucht.
De vruchten van goddeloosheid, reeds geoordeeld, waarvan afscheiding moet plaatsvinden volgens het Oude en Nieuwe Testament, om met zeker oordeel te oordelen.
Ten eerste, ongeloof na verkondigde leer is de grootste zonde, dat wil zeggen, als men niet gelooft in het getuigenis van het evangelie. Dat is de zonde tegen de Heilige Geest, want wie niet gelooft is reeds geoordeeld en veroordeeld (Johannes 3:18, Markus 16:16).
Ten tweede, wie afvalt van de zoete gave van God en de gemeenschap van Christus, niet vanwege vrees, zorg en angst voor zijn lichamelijke leven, maar met duidelijke boosaardigheid, is reeds in de verdoemenis gegaan en heeft gezondigd tegen de Heilige Geest.
Ten derde zijn er hen die met kwade bedoeling de waarheid tegenspreken, haar vertragen met goddeloosheid en dwaling, en hardnekkig en met boosaardigheid tegen de Heilige Geest zondigen. Dezulken zijn reeds aan de duivel overgegeven naar lichaam en ziel.
Ten vierde zijn er die de waarheid verloochenen vanwege de vrees van het vlees, zoals Petrus en anderen zoals hij; in hen blijft de vonk der genade in het hart, die hen vurig doet verlangen en zoeken naar bekering. Het geldt ook voor alle zonde en dwaling die ons zo gemakkelijk overvalt. Maar waar de vonk der genade en de hoop in Christus blijft, leidt het tot hartelijke bekering, het verlangen om tot Christus terug te keren, en het verlangen naar verbetering van leven. Zulke zonde is alleen tegen de Zoon. Zij zullen vergeven worden. Hoewel zij door Christus en Zijn gemeente geoordeeld mogen worden, worden zij niet met deze wereld veroordeeld.
Het is daarom gevaarlijk om in het strenge oordeel van God te vallen. Want niemand is verzekerd wanneer hij zondigt of hem, door genade, een berouwvol hart gegeven zal worden opdat hij werkelijk berouw kan hebben voordat de zonde volgroeid is. Want echt berouw zondigt niet. Dit berouw is een genadige gave van God, en een zeker getuigenis van God in het hart voor de vergeving van zonden. Niemand is in staat om op zichzelf te staan, of om zichzelf goed te maken, zonder de machtige hulp van God die alleen het hart goed maakt, en die goedheid Zelf is. Niemand is goed dan God alleen.
Wij vallen en zondigen uit onszelf, maar wij worden niet uit onszelf goed. Wie moedwillig zondigt verzoekt daarom God, en valt opzettelijk in Zijn streng oordeel. Voor hem is de veroordeling zeker, en de genade en barmhartigheid van God onzeker. Door dit te zeggen, spreid ik echter niet zonder onderscheid de genadige hand van God uit over wie dan ook.
Hoewel barmhartigheid triomfeert over oordeel, doet zij dit niet over alle mensen en hun zonde. Laat iedereen zorgvuldig toezien dat hij God niet verzoekt. Lieve broeders, het is gevaarlijk om in de handen van mensen te vallen, maar het is veel gevaarlijker om in de handen van God te vallen.
Ik vertel een gelijkenis: De wereld verbiedt stelen op straffe van ophanging, en andere goddeloosheid en overtredingen op straffe des doods. Als iemand overtreedt, is de dood hem nader dan het leven, ook al schenkt de wereld soms het leven aan iemand die de dood verdiend heeft. Dit zijn echter uitzonderingen, en het is hetzelfde met God en zonde. Het is niet dat God niet genadig is en niet barmhartig is voor de zondaar. Het is echter veel zekerder en veiliger om niet te zondigen; dan hoeft men zich niet te bekommeren om Gods toorn, want God is en blijft enkel genade en goedheid. Ik schrijf over zonde omdat velen mij ervan beschuldigd hebben de vrijheid van Christus als een dekmantel voor goddeloosheid te gebruiken.
Nu, de wortel, grond en begin van zonde ontstond bij onze eerste ouders, Adam en Eva, namelijk de kennis van goed en kwaad. Het is het verlaten van het goede, volgens onze natuur en geboorte (wat uit vlees geboren is, is vlees (Johannes 3:6)), en het doen van kwaad zodra herkenning en kennis, volgens het vlees, beginnen. Alle ware eenvoud van kinderen is gekocht met het bloed van Christus, maar zonder enige wet, uiterlijk onderwijs, geloof, doop, Avondmaal des Heeren, en alle andere christelijke ceremoniën, want hunner is het koninkrijk der hemelen zonder voorwaarde van verandering.
Maar tot hen die beweren goed en kwaad te kennen, maar in wie kennis de wortel en basis is van alle zonde, die God aanduidt als het hoofd van de slang en vijandschap tegen God, zegt de Heere: “Als u zich niet verandert en wordt als de kinderen…” (Mattheüs 18:3).
Hij is veroordeeld die niet wedergeboren is door geloof en doop tot vergeving der zonden, en die niet wedergeboren is tot de gehoorzaamheid des geloofs, de eenvoud en onschuld van het kind. Voordat het zich onderwerpt aan de eenvoud van het geloof in Christus, is het verstand het hoofd van de slang dat door het geloof in Christus wordt vermorzeld. Dat is het einde van alle vleselijke wijsheid.
Om deze reden heeft de tegenstander en vorst der hoogmoed de doop van onschuldigen uitgevonden opdat wanneer het trotse hoofd van de slang, dat het verstand is, rijpt, zij weigert zich te onderwerpen aan de doop des geloofs en aan het vermorzelen van haar hoofd door de voeten van Christus. Daarom heeft de vijand zijn weg in de afwezigheid van het verstand. Er is de verontschuldiging dat zij reeds gedoopt is. Zo neemt onschuld de plaats van de doop des geloofs.
Doop en geloof zijn ingesteld om een einde te maken aan de kennis van goed en kwaad, die het vleselijke verstand is, en om het gevangen te nemen zodat het vermorzeld mag worden door de voeten van Christus. Waar mensen geloven, leidt het tot verlossing; waar zij niet geloven, leidt het tot verdoemenis. Want het verstand eist te weten, niet te geloven. Waar de mens gelooft, wordt het verstand gevangen genomen onder de gehoorzaamheid van Christus. Zo is ongeloof de plaats van zonde. Daaruit komt de vrucht der zonde; alle kwade vrucht komt voort uit ongehoorzaamheid, uit de kennis van goed en kwaad. Op dezelfde wijze komt alle goede vrucht voort uit gehoorzaamheid door geloof in Christus.
Bespreking van de Tien Geboden
Alle valse leer, bijgeloof, afgoderij en eigenliefde zijn de vruchten van het zondigen tegen het gebod om in God te geloven.
Iets boven of naast God vrezen, eren en liefhebben is afgoderij; alleen God moet gevreesd, geëerd en liefgehad worden, in, boven en vóór alles. Hem alleen aanbidden en dienen is, kort gezegd, het eerste en belangrijkste gebod. En je naaste liefhebben als jezelf is daaraan gelijk. Volgens de woorden van de Heere omvatten deze twee geboden alles wat de wet en de profeten prediken. Men mag niets anders eren, liefhebben en vrezen dan God. Telkens als iemand tegen het gebod van de liefde ingaat, komt die andere vrucht tevoorschijn die de reden was voor het instellen van de wet van de vloek. Maar de Zoon van God is onze redding geworden en heeft ons de vrijheid van de Geest gegeven, zodat we gewillig doen wat God behaagt.
Het tweede gebod: Je zult de naam van God niet ijdel noemen of gebruiken. Niemand die dit gebod overtreedt, zal onschuldig zijn. Deze schuld omvat alle godslastering van zelfgemaakte, valse aanbidding van God, en alle onwetende zang en gebed dat met de mond wordt gedaan, maar niet met het hart. De wereld is hier vol van.
De derde: “Gedenk de sabbatdag, dat u die heilig” dat wil zeggen, de zevende dag. Dit is een ceremoniële wet, van kracht tot de menselijke komst van Jezus Christus, de Zoon van God, in de wereld. Hij is de Heer van de sabbat van God, Zijn hemelse Vader, en Hij vervult deze volledig. Als iemand gedurende zijn hele leven, zelfs tot aan zijn dood, alleen maar werk voor zichzelf zoekt, en zichzelf dus alleen maar in werk terugvindt, dan houdt hij de sabbat van Jezus Christus, de Zoon van God, niet. Zowel zij die geen werk doen als zij die niets doen, breken ook de sabbat. De Zoon van God heeft voor alle mensen van vlees en bloed de viering en de gehoorzaamheid aan de dood ingesteld, ja, de dood aan het kruis. Wie zichzelf wil redden, zal de dood vinden, en wie het leven verliest, vindt het leven. Dat is de sabbat die de kinderen van God in acht nemen en waarover zij met Christus heersen. Want hun vlees en bloed, met al zijn begeerten en met al zijn zondige werken moet in Christus de sabbat vieren, zelfs tot in de dood. Dit is geen verwijzing naar het fysieke werk dat nodig is voor het leven; anders zouden we niet kunnen eten of drinken, noch zouden we ons kunnen kleden. Wie deze sabbat breekt, wordt uit het midden van het volk uitgeroeid.
De letterlijke viering van de sabbat kan echter goed zijn, mits het in vrijheid van de Geest gebeurt en niet gebonden is aan een wet van tijd, staat of persoon. Anders is het geen viering voor God en wordt het ook niet gedaan uit liefde voor de naaste, wat de ware viering is.
In plaats daarvan accepteer je de tirannie van de tijd. Maar Jezus Christus heeft de tijd al vervuld en daarom moeten we nu buiten de tijd regeren. Als we het aan de staat verbinden, zorgen we ervoor dat het koninkrijk van de aarde over de mens regeert, terwijl in feite, met Christus in geduld, de mens koning van de hele aarde is. Als we een sabbat verbinden aan een persoon, bijvoorbeeld aan de overleden heiligen vanwege hun daden van verdienste, binden we het leven aan de dood, want ik kan niet gered worden door de werken van iemand anders. Alleen Christus, de Zoon van God en de Zoon des mensen, is de tijd, de staat en de persoon van de ware viering van de sabbat voor God en voor de naaste, in de heerlijke vrije liefde van God de Vader voor de Zijnen. Dat is in het kort het argument tegen hen die opnieuw de sabbat van het lichaam willen invoeren. Jezus Christus is de Heere van alle ceremoniële geboden van zowel het Oude als het Nieuwe Testament die betrekking hebben op het materiële leven van de mens.
De nieuwe ceremonies van Christus (onderwijs, doop, Avondmaal, voetwassing, handoplegging) zijn door Christus, de Heere, geboden om een getuigenis en een openbaring van elk hart te zijn voor zijn naaste; deze nieuwe ceremonies moeten een getuigenis zijn van ware liefde, zodat we allemaal deel mogen hebben aan dezelfde genade, vrede en liefde.
Alleen God kent de harten. Maar we zijn verplicht om elkaar te ontvangen en te aanvaarden op grond van de christelijke getuigenissen in de liefde die altijd het beste gelooft en hoopt. En als iemand bedriegt, heeft hij alleen zichzelf bedrogen, en niet degenen die hem ontvangen hebben gelovend in ware liefde. Tot zover, in het kort, over alle ceremoniële wetten.
Het vierde: “Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geeft.” Wie dit gebod overtreedt, zondigt niet alleen tegen God, maar ook tegen de natuur. Daarom heeft het ook een belofte die verder gaat dan de andere geboden in de aard van een lang leven. In dieren zonder verstand en schepsels getuigt de natuur van de wil en het verlangen van God dat elk schepsel datgene liefheeft waaruit het geboren is. Daarom legde God zware straffen, wraak en veroordeling op zulke overtreders. Wie vader en moeder slaat, kwaad over hen spreekt of hen vervloekt, zal sterven en uit het midden van het volk worden uitgeroeid. Hij wordt vervloekt genoemd, want vloeken of schelden betekent veroordelen of kwaadspreken; goedspreken betekent zegenen of zegenen.
De vijfde: U zult niet doden.
De zesde: U zult niet echtbreken.
De zevende: U zult niet stelen.
De achtste: u zult geen valse getuigenis afleggen tegen uw naaste.
Het negende en tiende: u zult op geen enkele manier het eigendom of de vrouw van uw naaste begeren of begeren.
Verder: wie gemeenschap heeft met een dier moet verbrand en vernietigd worden uit het midden van het volk.
Na deze geboden in Exodus volgen de rechten en de oordelen van de natuurlijke inzettingen, die ook het gebod en verbod van God zijn. Door hen wordt de gevallen staat van de mens zelfs vandaag de dag bewaard, of het nu heidenen of Joden zijn. Deze natuurlijke inzettingen, ook al zijn ze gevallen en slecht, vragen toch om orde. Daarin komt Gods natuur in de natuurlijke mens tot uitdrukking, maar alleen voor de behoefte van de mens, niet voor Gods eer. God is een God van orde en niet van wanorde, en Hij heeft Zijn eigen almacht stevig verbonden met Zijn wil en orde.
Het is niet zoals de predestinariers en anderen zeggen, zonder enig onderscheid, dat God het recht heeft op alle redding en verdoemenis. Dat heeft Hij zeker, maar niet buiten Zijn orde en wil, waaraan Zijn macht ondergeschikt is. Anders kan iemand Zijn goddelijke macht opeisen namens iedereen, zoals Satan en zijn profeten inderdaad doen. Overal waar de almacht en macht van God hun doelen dient, gebruiken ze die op dwingende en willekeurige wijze, zonder de wil van zijn Vader, zoals Luther doet met het avondmaal, de kinderdoop, het zuigelingengeloof en dergelijke. Telkens als ze ten einde raad zijn, redden ze hun theologie door zich te beroepen op de almacht van God. Er is geen scherper of bedrieglijker artikel van valse leer dan de macht en almacht van God te gebruiken en te prediken buiten de orde van Gods Woord om.
Verder is het de grootste godslastering tegen God en het woord van Zijn waarheid, waarmee Hij alle dingen in de hemel en op aarde heeft geordend, in welke volgorde ze in de eeuwigheid zullen blijven. Want God zelf is de wijste orde in en door Zijn Woord, dat is Jezus Christus, Zijn eniggeborene van eeuwigheid. Wie de almacht van God buiten deze orde manipuleert, is een misleider en verleider.
Nogmaals, wie een orde buiten de goddelijke orde en almacht instelt, beveelt of verbiedt, ontkent Gods macht en heerlijkheid. Zo zijn alle heidenen door hun eigen geweld hun eigen wet en orde geworden. Daarmee veroordelen ze ook zichzelf, volgens goddelijk besluit, zonder wet, want ze zijn een wet voor zichzelf in navolging van God. Deze imitatie, zoals hun dichters zeggen, hebben ze van God gestolen.
Zoals Paulus zegt dat mensen achter God aan gaan. Dit veroordelen en imiteren gebeurt als gevolg van hun eigen orde en wet, die buiten Gods orde en wet staat. Het gevolg is dat Gods wijsheid en orde tot dwaasheid wordt gemaakt en wordt veracht. Wie iets instelt, beveelt of verbiedt wat niet door het Woord van God is ingesteld, bevolen of verboden maakt God en Zijn Woord tot dwaasheid, alsof God het niet weet of begrijpt, en zo maakt hij zichzelf tot God.
Wie tegen een wet handelt, zondigt tegen de Heere van die wet. Dat wil zeggen, Gods eer wordt gestolen, want alleen tegen Hem wordt gezondigd en Zijn plaats wordt ingenomen. Het hele pausdom handelt op deze manier. Moge God degenen die in onze tijd door de genade van Christus apart gezet zijn, redden en beschermen tegen nieuwe, door mensen gemaakte inzettingen, zodat ze geen nieuwe beroving ervaren (Kolossenzen 2:20).
De slang is nu niet minder sluw dan in het begin. Sterker nog, volgens de woorden van Christus: “Het laatste kwaad is erger dan het eerste.” Zoals Paulus ook zegt: “Als u dan met Christus de grondbeginselen van de wereld bent afgestorven, waarom laat u zich dan, alsof u nog in de wereld leeft, bepalingen opleggen als: Pak niet, proef niet en raak niet aan? Dit zijn allemaal dingen die door het gebruik vergaan; ze zijn ingevoerd volgens de geboden en leringen van de mensen. Deze dingen hebben wel een schijnreden van wijsheid, door eigenwillige godsdienst en nederigheid, en verachting van het lichaam, maar ze zijn zonder enige waarde en dienen tot verzadiging van het vlees.” (Kolossenzen 2:20-23)
Nogmaals, “we moeten de dingen zoeken die boven zijn, en niet die op de aarde zijn, want we zijn gestorven en ons leven is verborgen met Christus in God” (Kolossenzen 3:3). Hier omvat Paulus alle ethische en menselijke inzettingen; al Gods uiterlijke inzettingen, geboden en verboden zijn opgehouden en worden, zoals Christus zegt, vervuld en uitgevoerd in Christus en in hen die bij Christus horen.
Door de hele Bergrede heen is er een vreugdevol getuigenis en vervulling van de kracht van de Geest in het hart die vrijelijk liefde geeft in Christus; we gedragen ons tegenover anderen in liefde en geduld en zijn bereid onze eigen rechten op te geven ten gunste van de naaste en onrecht te lijden. Als iemand ons wil aanklagen voor onze mantel, moeten we hem ook de jas geven. Alle zonde wordt gedaan buiten de liefde voor God en de naaste om. Liefde is het nieuwtestamentische gebod van Christus.
Alle wet, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, bestaat uit liefde vanuit een rein hart. Want alle ondeugden waarover de profeten, Mozes, Christus en de apostelen spreken, zijn overtredingen van het gebod om lief te hebben. Er is maar één zonde waaruit alle vruchten van goddeloosheid voortkomen, namelijk ongehoorzaamheid aan Gods Woord. De werken van goddeloosheid zijn slechts de vrucht en openbaring van de zonde.
En de vruchten van de zonde die aan de boze boom groeien, zijn de vruchten waarvan de profeten, Mozes, Christus de Heere en de apostelen in het Oude en Nieuwe Testament spreken en getuigen. Christus gebiedt ons te oordelen naar de vrucht en niet naar de bloesem of de bladeren die aan de vrucht voorafgaan, want bloesem en blad kunnen goed of kwaad worden. Kwade vruchten kunnen, wanneer ze verschijnen, nooit goed worden. Dan zijn de gelovigen verplicht om een oordeel te vellen.
Het begin van de ongehoorzaamheid aan Gods Woord bestaat uit hoogmoed, verwaandheid, trots, eigendunk, opschepperij en koppigheid over de eigen wil en ijdelheid. Hieruit volgen moordenaars, zij die het bloed van onschuldigen vergieten, spotters, godslasteraars, vervolgers van de waarheid; zij die ongehoorzaam zijn aan ouders, moordenaars van vader en moeder, leugenaars, bedriegers en verleiders; zij die afgunstig en haatdragend zijn en wrok koesteren, en zij die zich altijd verzetten tegen het goede, die neigen naar alle slechtheid; de godslasteraars, zij die door hun boosaardigheid de waarheid loochenen; die spelen, eten, drinken, hoereren, lasteren en de naaste belasteren; afgodendienaars, dienaren van afgoden, tovenaars en vereerders van beelden.
Deze zijn allemaal overgeleverd aan een verdorven geest. Ze veranderen de weg van de natuur en, tegen de natuur in, ontvlammen ze met hartstocht, man voor man, vrouw voor vrouw, en voor domme dieren; ze zijn verleiders van kinderen, vechtersbazen, ruziemakers, valse ijverige oproerkraaiers, rebellen, scheppers van valse sekten, op wie het plotselinge oordeel van God spoedig zal vallen. Woeker, gierigheid, die de wortel is van alle afgoderij, toorn, slecht humeur, boosaardigheid, lasterpraat, schandelijke woorden, zweerders van eden en meineed plegers, dit alles is de vrucht van goddeloosheid, en er kan nooit enige hoop zijn dat zulke vruchten goed zouden kunnen worden.
Deze zijn allemaal afgescheiden van het lichaam van Jezus Christus; zo zijn ze ook afgescheiden van Zijn heilige, uitwendige kerk, waardoor zulke vruchten geopenbaard worden. Wie de gemeenschap van Christus met zo iemand heeft, wordt deelgenoot van de zonde van de ander, deelt in zijn slechte werken en kruisigt de Zoon van God opnieuw in zichzelf. Zulke vruchten van goddeloosheid, die uit het hart komen en niet uit goede grond, zijn onderworpen aan het oordeel en het vonnis van de kinderen van God wanneer ze verschijnen bij hen die zichzelf broeders noemen. De gelovigen oordelen over alles en worden zelf door niemand beoordeeld. Daarom moet alles wat slecht is worden uitgesloten (1 Korinthe 5:13) van de gemeenschap van Christus, en niet wat misschien zo kan uitgroeien.
Dat zijn, kort gezegd, de slechte daden die Mozes ook vervloekt. Daarom mag onze eigen slechtheid de zonde niet groter maken dan ze al is; de wet van de vervloeking openbaart en predikt ons in ons geweten. Hieruit volgt dat vele boze bloesems nog goed of kwaad kunnen uitpakken, maar nog geen vruchten hebben waardoor men een oordeel zou kunnen vellen. Op dezelfde manier zijn er velen – alle leugenaars, bedriegers en huichelaars – die doen alsof ze verlangen om goede vruchten voort te brengen, maar die nooit goede vruchten voort kunnen brengen.
Maar het is ons verboden om over al zulke individuen te oordelen vóór de tijd van de vrucht. We worden trouw gewaarschuwd om niet voortijdig te oordelen over wat verborgen is, maar om het aan de Heere toe te vertrouwen. Dit is vooral het geval bij mensen die een beroep doen op de Heere met betrekking tot hun slechte verschijning. Paulus gebiedt ons om zulke mensen te mijden, maar niet te verbieden. Deze moeten aan de Heere overgelaten worden tot de openbaring van de vrucht, en mogen niet van de gemeente gescheiden worden. Maar bij iedereen die na een slechte verschijning of bloesem arrogant en opgeblazen blijft ondanks broederlijke vermaning en waarschuwing, zullen zelden goede vruchten worden gevonden.
Trots moet worden aangepakt door tucht en bekering; anders moeten we wachten op de tijd van de vrucht, die zeker zal komen en niet op zich zal laten wachten. Zo is men zeker in zijn oordeel. Zeker, de ware herders zullen een geduldig, nederig, zachtmoedig, en liefdevol hart niet verder drijven dan de opperherder, Christus, heeft gedreven en gebonden, maar zullen het uit en in laten gaan, volle en voldoende weidegrond vinden en overwinnaar zijn en blijven over alle verzoekingen in Christus Jezus. Iedereen die anders handelt, is een valse herder, een leugenaar en een huurling die het schaap niet bezit. Als iemand het niet meteen eens is met hun begrip en hun oordeel, sparen ze de schapen niet, maar slaan ze toe en onderwerpen ze aan een vals verbod, zoals de paus doet.
Welnu, als Paulus beveelt dat je een broeder die wanordelijk wandelt moet mijden, dan doet hij dat vanwege de chaos van de ondeugden die hierboven zijn genoemd. Bovendien, als Paulus zegt: “Wie de gezonde leer niet volgt,” heeft hij het niet over een redding die bereikt kan worden door het leven of de daad van één enkel werk. Niet dat geloof zonder vrucht blijft. De vrucht is echter geen verlossing. De gezonde leer is veeleer dat Jezus Christus stierf en opstond voor onze zonden, en dat Hij aan de rechterhand van God zit van waaruit we wachten tot Hij de levenden en de doden oordeelt.
In dit alles moeten we zoeken wat boven is, niet wat op aarde is. Al het andere is slechts de vrucht van deze verlossing, waarop we moeten wachten tot het einde. Dan zal, zoals al aangegeven, het oordeel zeker en rechtvaardig zijn. Alle schepselen, zonder uitzondering, zijn geschapen voor het goede; ze worden alleen slecht voor de mens door misbruik dat voortkomt uit door de mens gemaakte regels. Daarom zegt Paulus zulke dingen alleen om te waarschuwen, maar niet om te verbieden en te veroordelen. Paulus gebiedt dat het misbruik door de mens wordt gestaakt, maar hij veroordeelt niet de schepselen die geschapen zijn om God te prijzen en de mens te dienen, en niet om de mens te kwetsen, of het nu gaat om eten, drinken, kleding, zilver, goud, zijde of fluweel.
Daarom zegt Paulus dat hij niemand zal toestaan om over zijn vrijheid te oordelen en dat alles geoorloofd is voor hem. Maar liefde is altijd bezig met verbetering. Ook al is alles geoorloofd, niet alles is nuttig. Zo gebruikt ware liefde haar vrijheid voor verbetering. Ook heft ware liefde de vrijheid niet op. Opnieuw, zoals Paulus zegt, rechtvaardigt de vrijheid van de liefde niet de regel van onwetendheid, om te bevelen of te verbieden, om te oordelen of om een vonnis uit te spreken.
Alles wat nog goed noch kwaad is, en wat zoals gezegd goed of kwaad kan worden, en wat vaak voorkomt, moeten we niet beoordelen of veroordelen voordat het werkelijk goed of slecht is. Ook moeten we de lauwen en lammen niet uitsluiten, noch uitspuwen voor hun tijd. In plaats daarvan moet de Geest van God ze uitspuwen en uitwerpen door de openbaring van de vrucht die ze uiteindelijk voortbrengen. Hij zegt niet dat we ze moeten uitwerpen of uitspuwen; Hij zegt dat Hij ze begint uit te werpen en uit te spuwen uit Zijn mond, dat wil zeggen uit Zijn koninkrijk en het woord van Zijn genade, opdat ze gekend zullen worden door hun vruchten.
Zo is men zekerder in zijn oordeel over hen. Anders eigent men zich het ambt van de Heilige Geest toe en veroordeelt men zichzelf. Niets dat extern is aan het hart van de mens is goed of slecht voor hem. Alleen wat in het hart is en eruit komt, is goed of slecht voor de mens, en wat de mens ook gebruikt dat buiten zijn hart is, is bloesem en blad. Het kan goed of kwaad worden; kwade vruchten bij de goddelozen en goede vruchten bij de goeden.
Voorbeelden van slechte schijn, maar goede vruchten
We hebben voorbeelden van mensen die slechte schijn, bladeren of bloesems hadden, en in wie al het goede verborgen was door de geheime raad van God, wiens hand zelfs vandaag de dag niet zo verkort is dat hij niet kan helpen. Daarom, zoals al zo vaak gezegd, heeft Christus ons opgedragen hen te kennen aan hun vruchten, niet aan de bladeren of bloesems die aan de vrucht voorafgaan.
Zij die oordelen naar bladeren of bloesems, dat wil zeggen naar de schijn van het kwaad (1 Thessalonicenzen 5:14), veronderstellen Gods verborgen oordeel te kennen, net zoals de Joden deden met betrekking tot Christus toen Hij met zondaars at, de spijswetten niet in acht nam, zieken genas op de sabbat en nog veel meer. Op grond van deze daden oordeelden ze dat Hij een heiden was en door demonen bezeten.
Dan was er Judas met Magdalena. Toen zij de kostbare zalf van zuivere nardus op Christus goot, noemde Judas het dwaasheid en zinloze verspilling, alsof het een overdreven arrogantie was; inderdaad, bij de wereld is het hoogmoed en arrogantie. Maar omdat Magdalena het uit liefde voor de Heere deed, zei de Heere, als de enige kenner van harten, dat ze een goed werk had gedaan. Want de liefde in God heeft de kracht om alles te doen. Waar geen liefde is, is alles verloren en tevergeefs. Als Magdalena het in hoogmoed had gedaan, zou het een ondeugd voor God zijn geweest, zelfs als ze het duizend keer bij Christus had gedaan.
Er was ook Judith van de stad Bethulia, die belegerd werd door Holophernes. Zij werd gemotiveerd door liefde voor het volk en God. Ze maakte zich weelderig op, wat geïnterpreteerd had kunnen worden als arrogantie voor de opkomst van de vrucht. Toch deed ze alles uit liefde voor het volk en met een nederig hart, hoewel het uiterlijk of de bloesems op arrogantie wezen. Het was vanuit een nederig hart dat ze, gebruikmakend van haar schoonheid en genegenheid, het hart van Holophernes ontstak, naar hem toe kwam, met hem at en met hem sprak in woorden van verraad, alsof ze van plan was de stad te verraden en aan hem over te geven. Uit al deze uiterlijke vertoning zou een onzeker hart, vóór de tijd van de vrucht, hebben geoordeeld dat ze een verraadster en een verwaande hoer was.
Bovendien was er Abraham die, vanwege het goddelijke bevel en mysterie, bereid was om zijn zoon op te offeren, wat iets was dat verborgen was voor het begrip van alle schepselen, zelfs van Abraham zelf. Als een uitwendig, vleselijk persoon Abraham, voordat de handeling werd uitgevoerd, had gezien toen hij met uitgestrekte arm het mes boven zijn zoon Isaak hief, maar het niet uitvoerde, bewaard als hij was door de hand van God, dan zou die vleselijke persoon Abraham hebben beoordeeld als een kindermoordenaar, van zijn eigen vlees en bloed, omdat het er in de verschijning of in de bloesem zo uit zag. Maar hij zou een leugenaar blijken te zijn geweest en zich Gods geheime oordeel en beslissing hebben toegeëigend. Dit is wat er altijd gebeurt als men niet wacht op de vrucht, maar oordeelt en beslist vóór de tijd.
Sauls dochter, Michal, oordeelde vóór de tijd dat de ark van God Jeruzalem werd binnengebracht. David was hiervoor diep verheugd in de liefde van God en zichzelf volledig vergetend, en zich gedragend op een manier die ongepast is voor een koning, dwongen zijn liefde en vreugde hem om te dansen voor de ark van God. Liefde is sterker dan wijn en maakt vreugdevoller; liefde is een sterke drank en maakt vreugdevol, zelfs in de dood, want liefde is sterker dan de dood. Al deze vreugde dwong en dreef David. Maar Michal schaamde zich ervoor en zei in haar hart: De koning is een ordinaire kerel geworden. Ze sloeg het raam dicht en verborg haar gezicht voor hem uit schaamte. Hoewel de bloei van het gedrag van de koning dat van een losbandige dronkaard was, en de schijn had van losbandige zedeloosheid, in plaats van het morele gedrag van een koning, strafte God haar voor dit verkeerde oordeel van haar hart. Ze verwekte geen vrucht bij David.
Op dezelfde manier oordeelden de Joden dat de apostelen vol cider of wijn waren, terwijl ze in feite vol waren van de Heilige Geest. Als de Joden hadden gewacht op de vrucht in Christus en de apostelen, in plaats van beledigd te zijn door de schijn en de bloesem, zouden ze niet gezondigd hebben tegen de Heilige Geest. Vóór de komst van de vrucht oordeelden ze dat Christus en de apostelen Gods gebod, verordening en wet vernietigden, een oordeel dat gedeeltelijk werd gerechtvaardigd door de schijn van de letterlijke wet (Handelingen 9:1, 22:4, 26:4.).
Vanwege dezelfde schijn vervolgde Paulus, een man die ijverde voor de goddelijke wet, de gemeenten van Christus. Vanwege zijn ontijdige oordeel verwijst Paulus naar zichzelf als een ontijdige geboorte. Zijn oordeel werd geveld op basis van schijn, bladeren en bloesems. Vervolging, zowel geestelijk als lichamelijk, vindt vandaag de dag nog steeds plaats omdat het oordeel wordt geveld op basis van schijn en niet op basis van de vrucht.
Op dezelfde manier oordeelden de geleerde Joden bijna overal in het Nieuwe Testament overhaast over Christus en de Zijnen, voordat de kwade vruchten verschenen. Deze haast verhardde hun harten tot hun eigen ondergang. Dit alles is voor ieder van jullie om goed over na te denken.
Ook al hadden ze in geen enkel werk van hem de vrucht van de slechtheid gezien, toch oordeelden ook de vrienden van Job dat Job een boosdoener was. Ze waagden het zich te bemoeien met de geheime raadsbesluiten van God. Ze deden dat op basis van de woorden van Job zelf, die geloofde dat God zo onfeilbaar rechtvaardig was dat God niemand kwaad zou doen tenzij hij eerst schuldig was geworden. Dat was hun basis van oordeel, zonder de zekerheid van vrucht. Daarmee handelden ze verkeerd tegen God en Job. Daarom brandde de toorn van God tegen de vrienden van Job, niet vanwege wat ze zeiden, want ze spraken de waarheid met Job, volgens het getuigenis van de Heilige Schrift, maar alleen omdat ze zich bemoeiden met de geheime raad van God zonder zekerheid over de schuld van Job. Alleen vanwege de ogenschijnlijke straf van God namen ze hem voor een boosdoener aan; terwijl Job zich van geen enkele goddeloze daad bewust was, probeerden ze hem over te halen zijn goddeloosheid aan God te bekennen. Zo zal Gods toorn iedereen overkomen die het geweten en het hart achtervolgen en belasten zonder een zeker oordeel van God en de vrucht van goddeloosheid.
Wat geschreven staat, staat geschreven tot onderwijs voor ons. Uit deze slechte verschijningen en bloesems zijn goede, rechtvaardige en nobele vruchten voortgekomen. Daarom mag men niet voorbarig oordelen, maar moet men God de Rechter laten zijn tot de tijd van de vrucht. Een ander voorbeeld zal volstaan. [Jeremia, de profeet van God, werd door het volk veroordeeld als een verrader, maar hij profeteerde alleen aan Jeruzalem wat God hem had opgedragen.
Voorbeelden van goede schijn, maar kwade vruchten
Nu volgt een bespreking van goede schijn en kwade vrucht.
Er zijn veel bloesems en verschijningen van het goede die de gruwelijkste werkelijkheid verbergen, zoals bij alle huichelaars en leugenaars het geval is. Op deze manier berooft de vijand van de waarheid ons van het heiligdom; in feite hebben ze bijna alles geroofd en gestolen. Sterker nog, de leugenachtige bedriegers doen tegenwoordig alles zo als de ware kinderen van God, dat ware en vrome harten, zelfs als ze alle bewijzen van goede vruchten hebben, slechts met grote moeite duidelijk herkend kunnen worden. Zo doet de vijand door valse schijn zijn eigen werk. Hij lijdt aan het kruis, spreekt over Christus en Zijn koninkrijk met een verborgen mengsel van leugens en verdraagt veel volgens de uiterlijke schijn. Maar van binnen is zijn hart vol afgunst, woede en haat. Hij verricht ook grote liefdesdaden, maar met een bedrieglijk hart en een vermomde houding, net zoals Judas deed toen hij Christus kuste.
Zo wordt elk heilig ding overgegeven aan de vijand. Zo gebeurde het ook in de tijd van Antiochus en Nebukadnezar, die de vaten van de tempel roofden, ze stalen voor hun afgoden en ze op alle manieren gebruikten zoals het volk van God deed. Zo gebeurt het ook nu in de openbaring van het koninkrijk van de antichrist, dat de vervulling is van het koninkrijk van Babylon en de antichrist. Met alle leugenachtige kracht van goddeloosheid beelden zij het heiligdom van waarachtige harten uit, wat de ware tempel van God is, maar de verschijning van de Zoon van God, die alles wat verborgen is zal onthullen, of het nu goed of kwaad is, zal onthullen dat dit een schijn van waarheid is.
Tot die tijd is het leven van de waarachtigen verborgen onder de huichelaars met Christus in God. Ze zijn verborgen, niet omdat de vrucht van het licht in de waarachtigen zich niet kan tonen vanwege de duisternis van de verraderlijke harten, maar omdat we niet zeker weten wie de rechtvaardigen zijn, van wie het licht niet warm schijnt vanwege het licht van het geloof; de leugenachtige verrader handelt op dezelfde manier totdat God de macht van de vijand wegneemt. Omdat de vijand nu nog de macht heeft om een show van goede vruchten op te zetten, wat de basis van het oordeel is, kunnen de uitverkorenen alleen onderzoeken en aanvaarden waar het goede verschijnt en geen slechte vruchten verschijnen, en de keuze van de uitverkiezing aan God overlaten, die alleen de harten kent.
Evangelie van de schepselen
Het evangelie van de schepselen is dat het evangelie gepredikt kan worden door het onderscheiden van de aard van de goddelijke schepping waardoor de Schepper gekend wordt. De vleselijke rede heeft echter geen recht om het getuigenis van de schepselen van het evangelie te gebruiken; de rede vergist zich in het gebruik ervan, een vergissing die alle filosofen in deze wereld heeft getroffen. Paulus waarschuwt ons (Kolossenzen 2:4) om niet hun prooi te worden.
Maar de vleselijke mens, die de wet van God nog niet begrijpt, moet eerst door middel van de schepselen tot kennis van God worden gebracht; Christus de Heere sprak tot de mensen over het koninkrijk van God door middel van vele gelijkenissen uit de natuur. Paulus moest ook de natuur gebruiken om de heidenen kennis te laten maken met het evangelie, want de natuurlijke, vleselijke mens weet niets van God. Voor hem is de schepping van God alleen een waar evangelie totdat hij God de Vader kent in de Zoon, de Heere Jezus Christus, en de Zoon in de Vader.
Naar het vlees is de Zoon een schepsel boven alle schepselen, omdat alle dingen voor Hem bestaan. Al deze dingen zullen na deze tijd volledig bekend zijn. Daarom moeten we allemaal in partijdigheid en fragmentatie blijven en werken totdat de volheid komt, omdat, zoals Paulus zegt, al onze kennis slechts ten dele is. Paulus zegt verder dat, als iemand denkt dat hij het weet, hij nog niet weet wat hij zou moeten weten. Maar er ontbreekt niets aan de Geest. Onze verdeeldheid is alleen voortgekomen uit de zwakheid en onwetendheid van ons geweten en ons begrip.
Als ik, door onwetendheid van mijn kant te erkennen, jouw begrip zou kunnen bevrijden, zodat, naar de maat van Gods genade, omwille van jou en mij, een uiteenzetting van het evangelie van de schepselen ons zou kunnen samenbrengen en elkaar in onze harten zou kunnen vinden bij God in Christus Jezus, onze Heere, dan zou ik dat graag doen. Het is mijn oprechte gebed tot jou dat je de volgende gelijkenissen in Christus geduldig zult lezen en zorgvuldig zult overwegen. Misschien maak ik me wel meer zorgen om jou dan jij om mij.
Christus Jezus de Heere, onze Verlosser, omdat Hij de natuurlijke mens op bovennatuurlijke wijze heeft genezen, laat zien dat de natuur een ware arts van lichaam en ziel is. Omdat Hij de natuurlijke mens heeft geholpen, laat de natuur ook zien dat Hij in staat was om zieken te helpen. Want wie gezond is, zegt de Heere, heeft geen arts nodig.
Zo zal ik Christus Jezus voorstellen, mijn Genezer.
Gebiedt een arts die iemand gaat genezen degenen die voor de zieke zorgen niet om geduld te hebben met zijn ziekte? Hij gebiedt hen echter niet om ook ziek te worden; anders zou de ene zieke de andere slecht kunnen dienen. Het is dus altijd de sterke die de dienaar is van degene die ziek is, opdat zijn ziekte genezen wordt en zijn zwakte sterk wordt zolang er nog adem in hem is.
Niemand begraaft iemand die nog leeft, noch verdrijft hij iemand uit het huis die in het laatste stadium van ziekte verkeert. In plaats daarvan wacht men met geduld en uithoudingsvermogen tot hij beter wordt. Je geeft hem ook geen sterk voedsel dat hem alleen maar zwakker zou maken. Daarom gebiedt Paulus om opzieners en diakenen te kiezen die de zwakken zullen ondersteunen en de goddelozen zullen verdragen. Daarom verlang ik geduldig te zijn met iedereen die gekocht is met de kostbare parel, de dood en het vergoten bloed van de Heere Jezus Christus, omdat God geduld en lankmoedigheid van ons vraagt door Christus.
Ik spreek hier niet over hen die een levende dood zijn gestorven, die zich van Christus hebben afgescheiden, zoals eerder is aangetoond, vanwege openlijke goddeloosheid, en die voor de dood zijn gestorven. Bij zulke mensen kun je niet hopen op leven, want ze zijn twee keer gestorven. Zoals zowel Petrus als Paulus zeggen, is het getuigenis van het leven in God het belijden van Christus in de waarheid, en het treuren en bedroefd zijn over de zonde.
Overal waar deze levensadem wordt gevonden en waar het wordt benaderd met het Woord van de waarheid, moet men wachten op de dood, of op herstel van het leven, maar men moet anderen niet te snel uit het huis van God stoten, om hen levend te begraven en het leven te verkorten. De ware dienaren van God doen dit niet, maar zij wel die hun medeknechten beginnen te slaan, elkaar bijten en zo elkaar opeten.
Zij die het koninkrijk van God in elke kleinigheid verloochenen, beschouwen het kostbare bloed van de Heere Jezus Christus alsof het te koop is op de markt; zij zijn als degenen die de Zoon van God lasteren en Hem vanwege hun grove goddeloosheid weer in zichzelf kruisigen. Het ene is hetzelfde als het andere. Het is geen kleinigheid om het geweten en het hart van iemand anders te belasten. Geen schepsel in de hemel of op aarde kan zo iemand troosten, behalve de Zoon van God. Het kost te veel, zegt David, om je broeder te verlossen. In de eeuwigheid kan men het niet volbrengen.
Ik getuig voor mijn God, door de Heere Jezus Christus, dat wie zonde aanrekent en het geweten belast waar geen zonde is, hij het onschuldige bloed van de Heere Jezus Christus aanklaagt, waardoor wij allen gekocht en verlost zijn van alle zonde. Hij maakt zonde waar er geen is, wat gelijk staat aan iemand beschuldigen van moord terwijl hij in feite onschuldig is. En als hij op die manier een ander zou beschuldigen, zou hij schuldig zijn aan het leven en de onschuldige dood van die ander.
Veel ernstiger is de moord op het geweten en de ziel, die beide alleen aan God toebehoren. Wie een onschuldig geweten vermoordt, verwondt en belast met zijn eigen geboden en verboden, buiten Gods gebod en verbod om, berooft God van Zijn eer, vermoordt zielen en vertrapt de Zoon van God met zijn voeten. Hij minacht en drijft de spot met het offer van Jezus Christus, waarmee hij gekocht is.
Moge God mij en elk vroom hart behoeden voor deelname aan een oordeel waarbij men op basis van een eigen gebod een onschuldig geweten van zonde beschuldigt waar geen zonde is. Ik weet en geloof van jullie allemaal dat jullie niet de hele wereld als betaling zouden nemen om rechter te zijn voor een bekende moordenaar, die hoe dan ook de dood verdiende; ook ik, als God het wil, zou nooit zo meedoen. Maar het is veel groter en verschrikkelijker om te oordelen over de dingen die het eeuwige leven betreffen, want leven en dood, eeuwige redding en verdoemenis, staan op het spel.
Wie deze zaak als onbeduidend en eenvoudig beschouwt, heeft geen gezag en weet ook niet wat het oordeel van de heiligen is. Zo iemand zit op de rechterstoel tot zijn eigen veroordeling. Zelfs de wereld oordeelt niemand op basis van horen zeggen, verdenkingen of uiterlijkheden, maar alleen op basis van de woorden van de beschuldigde en van betrouwbare getuigen.
Christus gebiedt de Zijnen ook dat alle getuigenissen moeten worden gestaafd door twee of drie getuigen. Pas als het bewijs aan de gemeente is voorgelegd en hij niet wil horen, begint het oordeel met verdrukking, angst, verdriet. De andere leden van het lichaam van Christus ervaren veel pijn en lijden, want er staat een lid van het lichaam van Christus de Heere op het spel. Ze moeten een lid verliezen opdat de andere leden, die het goed hebben, niet gekwetst worden en het hele lichaam vernietigd wordt, of het nu oog, voet of hand is. Het moet worden uitgetrokken of afgesneden volgens het gebod van Christus, ons Hoofd: “Als uw oog u ergert, of uw hand, of uw voet…” De andere leden van het lichaam van Christus zullen dit niet kunnen doen zonder veel pijn en beproeving. Als het lid eervol en nuttig is voor het lichaam, is de beproeving zoveel groter. Het kan onmogelijk gemakkelijk of eenvoudig gebeuren.
Het natuurlijke lichaam kan geen lid verliezen zonder pijn. Het snijdt het ook niet meteen af, zelfs niet als het uitvalt en zwak is; het gebruikt eerder allerlei medicijnen. Zolang het niet dood is en alleen maar pijn doet, verdraagt het lichaam het met geduld en lankmoedigheid, en stelt het de straf uit om verbetering mogelijk te maken. Als het echter het lichaam geen rust gunt en het ook niet verbetert door middel van een medicijn van de Heere Jezus Christus, door lijden en pijn, dan moet het worden afgesneden opdat de andere leden van het lichaam van Christus gezond blijven in de vreze en liefde tot God en de naaste, aan wie alleen het oordeel om de zonde te behouden en te vergeven is opgedragen (Mattheüs 16:19; 18:15-19; Johannes 20:23).
Mijn vurig gebed tot God en mijn hoop is dat geen enkel waarachtig hart wordt uitgesloten van de ware leden van Christus. Dat gebeurt inderdaad niet. Mijn geweten getuigt me ook dat ik geënt ben in het lichaam van Christus en ook al ben ik zwak, ik hoop dat Gods kracht en sterkte in mijn zwakheid geopenbaard zullen worden. Want ik kan op niets anders roemen dan op mijn zwakheid. God moet zich ontfermen over onze ellende en armoede. Door deze armoede worden Gods heerlijkheid en rijkdom in ons geopenbaard door Christus Jezus. Zo wordt Hij ook geopenbaard in onze dwaasheid, want door Hem worden wij wijs. Amen.
O, mijn lieve broeders, konden onze harten en gewetens elkaar maar ontmoeten over de bovengenoemde kwestie! Dit is mijn zorg over jullie. Ik hoop dat we door Gods genade snel eensgezind zullen zijn over de andere zaken. Ik maak me alleen zorgen om jullie, want zoals ik al eerder zei, maak ik me meer zorgen om jullie dan jullie om mij. God kent mijn hart en Hij zal erover oordelen. Ik bid God om jullie en mij harten te geven die voor elkaar openstaan, zodat we in Christus Jezus, de ware Zoon van God en Mens en in wie alle kennis bestaat, elkaar zullen herkennen en door Jezus Christus herkend zullen worden. Want dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, Vader, de ware God, en Jezus Christus die U gezonden hebt. Moge God de Vader deze kennis schenken aan allen die ernaar verlangen door zijn Jezus Christus. Amen.
Hoe we de Bijbel gebruiken
Tot slot vind ik dat Christus, Mozes, de profeten en de apostelen de goddelijke en Bijbelse Schriften op drie manieren gebruikten.
Ten eerste om te onderwijzen. Wat gebruikt wordt als men niets weet van het getuigenis van God en Zijn Woord, wordt door iedereen onderwijs genoemd. De brief aan de Hebreeën vermeldt het niet herhalen van zaken die tot het begin van het christelijke leven behoren. Als iemand iets niet weet, dient de Schrift als gids en leraar.
Ten tweede wordt de Schrift gebruikt voor vermaning en waarschuwing voor wie al onderwezen is. Dit is de tweede functie van de Schrift, en ze is vooral belangrijk als een slechte verschijning, de bladeren of bloesems die aan de vrucht voorafgaan, tot zorg of vrees leidt dat er op den duur geen goede vrucht zal zijn. Maar daaruit is geen zeker oordeel over goed of kwaad mogelijk. Die functie van de Schrift, die waarschuwing en vermaning is, hoort hier thuis. Het vijfde boek van Mozes is bijna helemaal van deze soort. Daarom wordt het het boek van de herhaling genoemd, of in het Latijn Deuteronomium. Hetzelfde geldt voor de vermaningen en waarschuwingen van de apostelen aan de gemeenten in het hele Nieuwe Testament.
Ten derde zijn er geboden en verboden. Alle geschriften die straf, de toorn van God en eeuwige verdoemenis aankondigen, zijn gericht op het overtreden van geboden en verboden. Zulke bestraffende geschriften worden soms gebruikt in de hoop op berouw. Bij zulke straffen wordt ook troost geboden, zodat men niet in al te veel verdriet verzinkt. Maar in geval van afvalligheid en verloochening leveren ze de zondaar zelfs over aan de duivel en ontzeggen ze hem het eeuwige leven, zoals Paulus deed toen hij meerdere naar lichaam en ziel aan de duivel overleverde.
Wie de Heilige Schrift niet gebruikt met deze drie verschillen in gedachten, kan de Heilige Schrift niet met zekerheid hanteren. Vooral waar de Heilige Geest, de ware leraar, niet voorgaat in alle kennis van Christus, zal alles verdraaid en verkeerd gebruikt worden als men probeert te vermanen, waar men nog niet geleerd heeft, of te straffen, waar geen zekerheid van zonde is, of zonde te maken, waar geen gebod is. Dat alles brengt dwaling. Sommige vermaningen, adviezen en bevelen worden zeker gebruikt om de godsvrucht en de verbetering van het lichaam van Christus te bevorderen. En zelfs als men daarbij zondigt, straft men zeker niet door te verbieden, maar is men steeds weer geduldig in de hoop op verbetering.
Getuigenis van mijn begrip van de Goddelijke Schrift
De Heere Jezus Christus zegt: “Wie niet alles verloochent wat hij heeft, is Mij niet waard” (Mattheüs 10:37-39). Paulus zegt ook dat niemand het zijne moet zoeken, maar alleen dat wat goed is voor anderen. Het gebod van Christus en de apostel, dat de ware geest van liefde nooit het zijne zoekt, maar altijd datgene wat anderen van dienst en nut is, is een puntig gebod. Toch oefenden Paulus, Christus en de apostelen veel geduld uit, zoals ze bijvoorbeeld deden toen de moeder van de twee zonen van Zebedeüs vroeg dat de ene zoon links en de andere rechts zou zitten in het koninkrijk van Christus; of toen Petrus de Heere vroeg wat hij zou krijgen omdat hij alles had achtergelaten omwille van Hem; of toen Christus werd gevraagd wie de grootste zou zijn na Zijn vertrek. Er zijn veel vergelijkbare voorbeelden in de tijd van Christus en de apostelen.
Paulus schreef ook aan de Filippenzen, en zei dat hij hoopte Timoteüs spoedig naar hen toe te sturen, omdat hij niemand had die zo met hem meeleefde als Timoteüs; de anderen waren allemaal op zichzelf gericht. Maar nergens vinden we dat Christus of Paulus de anderen om die reden uit de gemeenschap van Christus hebben verbannen of uitgesloten, hoewel de ware en volmaakte geest van de liefde van God alle zelfzuchtigheid volstrekt veroordeelt.
Toch wachtten Christus en de apostelen met geduld en lankmoedigheid op verbetering, en oordeelden ze niet voor de tijd van de vruchten, die de vorm aannemen van de openlijke ondeugden die al genoemd zijn.
Zo werden in het geval van Christus en Judas, en Paulus en de hoereerder en anderen, zij pas aan de duivel overgeleverd na het dragen van de vruchten (1 Timotheüs 1:20). Ze werden niet uitgesloten en verbannen om minder belangrijke redenen, ook al leefden ze niet in volmaakte liefde, zoals Johannes met Christus en Timoteüs met Paulus.
De anderen werden met geduld gedragen, vanwege hun gaven van de Heilige Geest. De voet is niet zo’n eerbaar lid als het oog; hij wordt veel vuiler in de modder dan het oog, maar het oog let op de voet en de voet draagt het oog. Daarom zegt de een niet tegen de ander: “Jij bent geen lid van het lichaam.” Het is mijn vurig gebed dat jullie omwille van Christus je oordelen van Christus krijgen en van Hem lankmoedigheid, verdraagzaamheid en zachtmoedigheid leren.
En moge de barmhartige Vader mij mijn gebreken en tekortkomingen vergeven die ik door Christus dagelijks in mijzelf aantref, en ik bid ook voor alle anderen die, net als ik, naar vergeving verlangen. Mijn grootste gewetensstrijd met jullie is dat ik nergens zulke overhaaste, oppervlakkige oordelen en veroordelingen over elke kleine zaak in Christus en Zijn apostolische kerk aantref als bij jullie. Zelfs als iemand God de Vader, het hoogste goed, gedachteloos heeft beledigd, is de kostbare schat van de dood en het vergoten bloed toch een verzoening en een werking van de barmhartigheid van de Vader. Barmhartigheid overwint het oordeel. Door al jullie overhaaste acties voel ik me enigszins van jullie verwijderd; in mijn geweten ben ik er niet zeker van dat ik enig deel of gemeenschap zou moeten hebben in zulke overhaaste oordelen en vonnissen.
Er zijn ook heel weinig opzieners onder jullie. Zij zijn minstens één keer, zo niet twee keer, buitengesloten van jullie en jullie samenkomsten. Omdat God geen berouw heeft over Zijn gaven, vind ik in de gemeente van Christus niet dat iemand die ooit de Heilige Geest heeft ontvangen voor de dienst van het apostolaat of het herdersambt, ooit is uitgesloten van de gemeenschap van Christus. Daarom moet er iets aan de hand zijn met jullie gemeenschap of met jullie opzieners, en aangezien jullie zelf onzeker zijn over jullie opzieners, is dat iets dat een zwak hart als het mijne, en zoals die met mij, niet zomaar kan negeren. Je lijkt te zeggen dat, hoewel deze opzieners de tucht en terughoudendheid van jonge kinderen nodig hebben, ze toch oudsten moeten zijn in de volwassenheid an Christus, dat wil zeggen, in het begrip van Christus, en de kudde van God moeten voeden. Het is geen kwestie van volwassenheid met Christus naar jaren, maar naar begrip. Dat de kudde de herder zou straffen is altijd tegen de Geest van Christus. De herder moet de kudde voeden. Zo verzamelen de jongeren geen schatten voor de ouderen, maar de ouderen voor de jongeren.
Slot
Ik heb jullie geschreven in de hoop dat God, door Zijn Kind Jezus Christus, ons het vermogen zal schenken om elkaar in Christus Jezus te herkennen met een rein geweten. Want alle verdeeldheid, onenigheid en onzekere gewetens komen deels voort uit iemands eigen begrip, vlees en bloed, dat zich vermengt met de kennis van God. Ik ben me hier elk moment van bewust, want verdeeldheid komt niet van de Geest van Christus. Moge de Heere Jezus Christus ons behoeden voor alle kwaad. Amen. Ik verlang dat de genade van onze Heere Jezus Christus gegeven wordt aan allen die ernaar verlangen. Amen.
Pilgram Marpeck
God zij hem genadig.
De genade en vrede van God onze Vader, door Jezus Christus onze Heere, zij met allen die Christus vurig liefhebben en zoeken. Amen.
Mijn geliefden, gedrongen door de liefde in Jezus Christus, schrijf ik deze brief vanwege de scheiding die tot nu toe tussen ons heeft bestaan, omdat we in ons hart en geweten nooit de erkenning en het begrip van Christus Jezus in elkaar hebben herkend, noch ooit bij elkaar hebben kunnen komen. Toch heb ik jullie in mijn hart altijd, en zelfs nu nog, beschouwd als vurige liefhebbers van God en Zijn Christus, hoewel het jullie ontbreekt aan kennis en begrip van Christus. Elk uur en elk moment ben ik ook bezorgd over dit gebrek in mijzelf, en dat moet ik zijn, want het eeuwige leven hangt af van kennen. Zoals Christus de Heere zei: “Vader, dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.” (Johannes 17:3) Echter, in tegenstelling tot Christus’ woorden, zegt Paulus: “Als iemand denkt iets te weten, dan heeft hij nog niets leren kennen zoals men het behoort te kennen.” (1 Korinthe 8:2) Hij zegt verder: “De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde bouwt op.” (1 Korinthe 8:1) Paulus had zijn onderwijs niet van een mens ontvangen (Galaten 2). Hij kreeg het van de Heere Zelf. Toch was Paulus nog steeds bang en bezorgd. Hij vreesde zijn eigen begrip te vermengen met het geopenbaarde onderwijs. Daarom reisde hij op bevel van een openbaring naar Jeruzalem. Daar overlegde hij met de eerste apostelen, om te voorkomen dat hij tevergeefs zou lopen.
Het gebeurt makkelijk dat we meer vertrouwen op onze eigen kennis en ons eigen begrip dan op liefde, die in alle dingen de eerste plaats zou moeten innemen. Alle kennis van God bestaat in deze liefde tot God en de naaste. Zelfs de wet en alle profeten hadden dit begrip van de liefde van God, die alle dingen oordeelt en aandringt omwille van verbetering. Het is mijn vurige verzoek aan jullie, omwille van Christus, dat jullie deze brief zullen beoordelen en daarover een vonnis uitspreken volgens de ware manier van liefde, die alleen oordeelt om te verbeteren, en vele zonden bedekt. Liefde heeft geen deel aan, of gemeenschap met, zonde, maar is altijd barmhartig voor het hart dat treurt over zijn zonde. Volgens die maatstaf verlang ik dat deze brief beoordeeld wordt.
“Oordeel niet en u zult niet geoordeeld worden; veroordeel niet en u zult niet veroordeeld worden!” (Lukas 6:37) Dat is het gebod en Woord van Christus onze Verlosser aan Zijn discipelen.
Vanwege jullie haastige oordelen, die in strijd zijn met de woorden van Christus de Heere, onze Meester, merk ik dat deze weg (van Christus) bij jullie ontbreekt en tekortschiet. De Heere zegt: “Als u in Mijn woord blijft, bent u werkelijk Mijn discipelen, en u zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken.” (Johannes 8:31-32) Als eenvoudig mens verlang ik oprecht om deze vrijheid te bespreken met hen die volwassen zijn in Christus. Ik onderwerp mijn denken graag aan een helder en helderder begrip, dat door de Heilige Geest wordt gegeven, en ik zou me ook graag onderwerpen aan de minste onder Christus’ eigendom, en mijn Heere Jezus Christus danken als ik getuigenis vind in mijn geweten.
In deze vrijheid van Christus Jezus de Heere vind ik troost, vreugde en vrede in de Heilige Geest, en niets anders. Alles wat tegen deze vrijheid gebiedt, verbiedt, instelt, beveelt, drijft of voortbrengt, brengt ruzie, verkeerde interpretaties, ijver, strijd en onrust in hart en geweten. Zulke strijd brengt alleen maar een rusteloos, toegeschroeid en onzeker geweten teweeg zonder de ware vrede van God. Nu moet men dit niet doen, dan dat niet. Zij die zulke verplichtingen opleggen weten niet wat ze opleggen. Toch willen ze, zoals Paulus zegt, meesters van de Schrift zijn. Hierover schrijf ik later meer.
Dit is een helder getuigenis en verslag van mijn geweten en hart aangaande de glorieuze vrijheid van Christus en Zijn eigendom. Als ik dwaal, verlang ik onderwezen te worden door God, door Zijn Heilige Geest en de Schriften. Als ik de waarheid betuig (door genade), verlang ik bevestiging ervan van hen die waarlijk geloven. Moge God de Vader genade geven door Christus. Amen.
Ontvangen door de Heilige Geest in Maria, is Jezus Christus de Zoon van God naar Geest, Woord en kracht. De Vader heeft God in Hem bevestigd, door de kracht van Zijn goddelijk wezen, met alle machten, werken en wonderen. Hij heeft ook Zijn ware menselijkheid getoond en bevestigd. Zoals de Heere zegt in Johannes 14:10: “Gelooft u niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar de Vader, Die in Mij blijft, Die doet de werken.” Zo is de Vader bevestigd in de Zoon van de ware God en de Zoon in de Vader, één God, manier, natuur en goddelijk wezen, alles in de Zoon des Mensen.
Voortgekomen uit het zaad en de lijn van David, werd Hij in Zijn zwakheid getoond als een werkelijk natuurlijk en stoffelijk mens. Hij werd geboren uit het menselijk geslacht, maar zonder het zaad van de mens of zonde. Hij werd geboren uit Maria, de reine maagd in vlees en bloed, op de manier van heel de mensheid; Hij groeide op en werd grootgebracht door aardse schepselen als een werkelijk aards mens. Zijn fysieke leven werd in stand gehouden door eten en drinken en Hij stierf een natuurlijke dood. Net als degenen die ook een natuurlijke dood stierven, of die nog zullen sterven, stond Hij weer op uit de doden door de natuur van God, Geest en Woord, wat de opstanding en het leven is (zoals Hij tegen Martha zei).
Hij werd opgenomen in de hemel en zette Zich aan de rechterhand van Zijn hemelse Vader. Wij wachten op Zijn terugkeer en op onze opstanding uit de doden, naar het vlees, om door Hem ontvangen te worden. Vergeving en kwijtschelding van zonden komen alleen door de Heere Jezus Christus. Dat is, kort gezegd, het getuigenis aangaande de ware goddelijkheid en ware menselijkheid van Christus. De goddelijkheid wordt betuigd en gekend door kracht, en de menselijkheid door zwakheid in de dood, want de dood komt niet uit de hemel. Ik schrijf hierover omdat er nu vele antichristen zijn verschenen die zowel de goddelijkheid als de menselijkheid van Christus ontkennen.
Deze Jezus Christus is de vrije Zoon van God en mens, en Hij is zonder gebod of verbod tegen Zijn eigendom, de gelovigen. Voor de rebellen en overtreders van de geboden echter zijn de geboden van God slechts menselijke geboden, en de hele wet alleen maar de wet tot verdoemenis. Want waar geen zonde of slechtheid is, is geen gebod of verbod nodig; daar is vrijheid van alle wet. Waar gebod of verbod het geweten, hart en zelfs Gods wet regeren, is men niet vrij, maar gebonden aan zonde en slechtheid. Daar is geen vrije genade, vrede of vreugde in de Heilige Geest, maar eerder de dreiging van straf, vrees, verdriet en angst voor de wraak op zonde door de komende toorn van God.
Vanwege deze vrees worden soms uiterlijke werken en vruchten van zonde nagelaten. Zulke godsvrees is het begin van echte bekering, de hoop om vrij te worden van de wet der zonde en vrij te worden door geloof in Jezus Christus, in het woord van genade. Zulke vrees is het begin van wijsheid en de kennis van God in Zijn Zoon, die de wijsheid van Zijn Vader is. Op deze manier maakt Jezus Christus, de Zoon van God, iemand vrij. Hij alleen maakt, door Zijn Heilige Geest, het hart en de hele gezindheid van de mens godvruchtig. Hij wist het handschrift van de duivel uit zodat niet langer de wet heerst, maar genade en vrijheid in Jezus Christus, volgens de aard van de ware liefde voor God en de naaste.
Deze liefde in God is de echte vrijheid. Zonder enige dwang vervult deze liefde waarlijk alle geboden en verboden van het hele welbehagen van God. Dat is de echte vrijheid in Christus Jezus. Wie Hij zo vrijmaakt is werkelijk vrij, want wie in Zijn woorden blijft is werkelijk Zijn discipel; hij zal ook de waarheid kennen die Christus Jezus is, ja, het Woord, de waarheid en het leven. Deze waarheid bevrijdt hem van alle wet, gebod en verbod. Het is een heerser en soeverein in de Heilige Geest, en een verheugde vervuller van het hele welbehagen van God, want het is Christus Jezus Zelf die in de harten van zulke bevrijde mensen is.
Gebiedt een vader ooit de zoon die de wil van zijn vader kent en zijn volle welbehagen daarin vindt? Want voor iedereen die in Hem gelooft, is Christus altijd het einde van de wet. Als we God in Christus willen behagen, mogen wetten daarom niet heersen in het koninkrijk van Christus. De wet en de geboden van God zullen eeuwig standhouden als middel om goed en kwaad te onderscheiden, en in deze kennis van goed en kwaad ligt de wortel en het begin van zonde. Daaruit kwam de wet voort, samen met de zonde, en was bedoeld als een oordeel en veroordeling van de kennis en het begrip van ons verwoeste verstand, wat het hoofd van de slang is.
Het oordeel van Christus werkt als de strenge gerechtigheid van God, want Hij heeft alle oordeel aan de Zoon gegeven. Het hoofd van de slang, dat is, ons verstand, moet worden verpletterd, hetzij door geloof, hetzij door wraak en straf in ongeloof. De wet is geestelijk, maar wij zijn vleselijk. Geestelijk gezind zijn is leven; vleselijk gezind zijn is dood.
Op dezelfde manier moet en zal het slangenhoofd van ons verstand worden verpletterd, hetzij door de prediking van het geloof, die alle verstand gevangen neemt, hetzij door de wet in ongeloof, wat resulteert in eeuwige vernietiging. Dit slangenhoofd moet zich onderwerpen aan de voeten van het zaad van de vrouw, aan de natuurlijke, aardse, menselijke voeten van Christus, die het zaad is zonder het zaad van man en zonder zonde. Hij, die door de slang werd bedrogen, verplettert zijn hoofd. Hoe pijnlijk is het voor de hoogmoed om zich te moeten onderwerpen aan, en vernederd te worden door een aards schepsel! Maar hieraan moet ons verstand, dat voortdurend het goede weerstaat en kwaad sticht in ons sterfelijk leven, zich onderwerpen in genade of vergaan.
Zeker, de wet en de geboden kunnen niemand godvruchtig maken, maar alleen genade door Jezus Christus. De wet en geboden van God oordelen en besluiten tot veroordeling, ze scheiden het goede tot het goede en het kwade tot het kwade, en ze scheppen in onze harten en gezindheden niets dan verdrukking en verdriet. Geen levend mens die buiten Jezus Christus is kan voor God gerechtvaardigd worden. De brief aan de Romeinen getuigt hier volledig van, namelijk dat de wet en de geboden bij ons alleen voor de dood werken, wat anders leven is in Christus Jezus.
Want zodra ons verwoeste verstand de verkondiging van de wet en de goede geboden van God hoort, vindt zij zichzelf veroordeeld daaronder, en zou het graag de wet houden om gered te worden, wat echter niet mogelijk is. Omdat het verstand zich aanmatigde een god te zijn, en de macht te hebben die alleen aan God toebehoort, is het vermogen [om de wet te houden] weggenomen. Zij verbeeldt zich dat ze door eigen kracht kan worden gered of verdoemd, en niet door Gods kracht, die alleen alle macht heeft. Daarom heeft God ons verstand vergeleken met het hoofd van de slang. Deze oude slang verzet zich voortdurend tegen God, en veronderstelt nu gered te worden uit eigen kracht. O, hoe werkt het gif van de slang zijn verderf in alle mensen door hoogmoed!
Om deze reden heeft God de Vader bepaald dat Zijn Zoon, door de zwakheid, ziekte en gebrek van de natuur die Hem gegeven is door het zaad van de vrouw, deze arrogantie, dit hoofd van de slang zou verpletteren. Geboren uit het zaad van David door natuur en door de voortbrenging van de mens, maar zonder zonde of het zaad van een man, heeft God de Vader Hem verbrijzeld en overgeleverd aan de dood, het loon van de zonde, voor onze ongerechtigheden.
Inderdaad, alle vermogen, macht, heerlijkheid, genade, kracht, wijsheid, begrip, geloof, liefde, hoop, ja, alle dienst tot Gods eer, alle zaligheid, deugd en genade kan alleen worden genomen en ontvangen vanwege diezelfde zwakheid, dit diepe lijden van de Heere Jezus Christus, de Zoon des Mensen, die door God werd gezien als geslagen en gekweld, die ook riep: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” Hij is degene aan wie alle gezag is gegeven in hemel en op aarde.
Dat is de verplettering en eeuwige vernietiging van de arrogante slang die ’s mensen eigen verstand is, zijn vooringenomenheid en zijn hoogmoed om zijn eigen wijsheid, zijn eigen wet, zijn eigen gebod en verbod, zijn eigen liefde en welbehagen te volgen, kortom, alle arrogantie, leer, vaardigheid en begrip die voortkomt uit ’s mensen eigen keuze. Christus’ overwinning over alle arrogantie, geest en vlees, is om het eeuwig te veroordelen.
Hoe pijnlijk voor de arrogante slang voordat hij veroordeeld wordt met al zijn hoofden, zijn eigenwil en arrogantie! Hoe bijt hij naar de hielen van Christus en de Zijnen! Hoe spuwt hij zijn gif, op vele manieren, om de vrouw en haar zaad te vernietigen voordat hij veroordeeld wordt om een voetbank te zijn aan de voeten van Christus, de menselijke voeten die in de dood werden gegeven omwille van onze zonde! Een sterfelijk, vleselijk (maar nu onsterfelijk) schepsel moet heersen en oordelen over de onsterfelijke, onverwoestbare geest.
Hij [Jezus] werd overgeleverd aan de dood voor onze zonden en, door diezelfde zwakheid en ziekte, beroofde Hij zonde, hel, duivel en dood van hun macht. Zowel vandaag als in eeuwigheid heeft de zachtmoedigheid, nederigheid en geduld van de Heere Jezus Christus de kracht om te overwinnen in de Zijnen. Al wat uiterlijk is, zoals doop, vergeving van zonden, onderricht, het Avondmaal des Heeren, de handoplegging, voetwassing, en alle uiterlijke getuigenissen van geloof in Christus, ontvangen wij van Christus. En, volgens het innerlijke onderwijs van de Heilige Geest, ontvangen wij deze uiterlijke dingen door hen die waarlijk geloven dat zij de Zijnen zijn en door de liefde van Christus.
Hoe pijnlijk voor ’s mensen verstand en arrogantie! En wie nog steeds een gevangene is van wat hem bezit, zoals inderdaad de hele wereld is, die is geen vrij mens in Christus Jezus. Want wie de Zoon vrijmaakt is waarlijk vrij; hij is verlost van wat hem bezit, van zonde, dood en hel, die alle mensen buiten Christus bezitten. In Zijn eigen lichaam heeft de Heere Jezus Christus deze gevangenschap gevangen genomen vanwege Zijn ongehoorzaamheid tot de dood. Zonder eigen schuld heeft Hij onze schuld en dat wat ons bezit aan het kruis genageld opdat Hij Zelf ons zou bevrijden van onze gevangenschap (2 Korinthe 5:19-21).
Er is nu daarom geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn, want Christus is het einde van alle gebod en verbod, ja, van de hele wet voor iedereen die in Hem gelooft. Hier is niet langer dienstbaarheid, maar alleen bevrijding in God. Ik spreek hier niet over de onbeschaamde, zogenaamde vrijheden van het vlees die gebruikt worden als een dekmantel voor slechtheid, en waarvan de hele wereld vol is. Zulke vrijheid is de meest verschrikkelijke slavernij voor God, en leidt tot vernietiging.
De juiste, ware vrijheid is in de Zoon van God en Zijn eigendom, die koningen zijn gemaakt van alle wet, gebod en verbod. Zij zijn niemands gevangenen, noch schuldenaars aan iemand, behalve aan de liefde in God en Gods liefde in hen. Zij zijn en blijven gevangenen en onderdanen en schuldenaars van de liefde, want de juiste, ware liefde van God kan zichzelf nooit terugbetalen, en blijft altijd een schuldenaar; ja, samen met genade, barmhartigheid en goedheid houdt zij God gevangen, en maakt Hem voortdurend onze schuldenaar. En zoals de liefde een schuldenaar is aan ons, zo kon en wilde God de eeuwige Vader, maker van hemel en aarde, ons niet met goedkoper munt betalen dan de kostbaarste, diepste en hoogste liefde die Hij had.
We zijn betaald. De allerhoogste Vader, God en Heere toonde Zich genadig aan ons in de Zoon, de Heere Jezus Christus. Door Zichzelf, in Zijn Zoon, betaalde Hij voor onze overtreding en schuld. Om onzentwil schortte Hij Zijn gebod, wet en verbod op, en droeg het over van de eerste mens Adam naar Zijn Zoon Jezus Christus; Hij heeft bepaald dat de liefde die Christus is alleen de vervuller en vrijwillige houder zou zijn van alle geboden in Christus en de Zijnen. Wanneer de Heere de straf op en wraak voor zonde en de overtreding van de geboden laat vallen en uitwist, vallen ook de wet en de geboden. Ze moeten vervuld worden door de genade die God geeft, maar Hij is Zelf, om onzentwil, de vervulling van Zijn geboden geworden in Zijn Zoon en in hen die Christus toebehoren. Zoals Christus de Heere zegt: “Zonder Mij kunt u niets doen.” En Paulus evenzo: “Wie roemt, laat hij roemen in de Heere” (1 Korinthe 1:31; Jeremia 9:23; 2 Korinthe 10:17).
Zo is de ware liefde van de Vader, Christus Jezus, de Zoon van God, Heere over alle geboden en verboden. Door de Heilige Geest is Hij, ook vandaag nog, de vervuller daarvan in de Zijnen. Allen die in de doop gestorven zijn aan de wet der zonde (Kolossenzen 3:3), en met Christus begraven zijn (Romeinen 6:4), leven niet zelf. Maar Christus leeft in hen, door de wet van genade en de vrijwillige geest in Christus Jezus.
Maar het is niet de soort genade waar de kinderen van de wereld op hopen, die hen toestaat te blijven in de losbandigheid van vlees en zonde. Zoiets kan nooit genade zijn, noch kan het zo genoemd worden. Het is veeleer de toorn, het ongenoegen, de wraak en de straf van God, zoals toen David bad om wraak over zijn vijanden in Psalm 69:23-29, en zoals (Romeinen 11:9) het inderdaad gebeurt met de hele wereld. God laat de ene overtreding na de andere over de kinderen der boosheid komen zodat de toorn en het ongenoegen steeds meer toenemen. Dat is het getuigenis van Gods toorn, en niet van Zijn genade.
Voor zulke kinderen der boosheid wordt geen enkel gebod of wet uitgewist, ja, zelfs geen menselijke wet, om nog maar te zwijgen van Gods geboden en wetten, waarvan zij net zo waardig zijn als de heidenen. Want de wereld houdt zich niet eens aan haar eigen wetten, hoewel zij zichzelf tot wet is en zich daardoor zelf veroordeelt. Maar de genade van God die de mens ontmoet is een volledige wedergeboorte uit vlees, zonde, dood en hel tot genade in de vrede, vreugde en troost van de Heilige Geest.
Zoals de Heere Jezus Christus tegen Nicodemus zei: “Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan. Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest.” (Johannes 3:5-6) Onder de vloek is de geboorte uit het vlees een geboorte tot dienstbaarheid, tot de dienst van de wet der zonde, waaronder wij verkocht en verplicht zijn aan het leven der zonde. Zo zegt Paulus: “Zo dien ik dan zelf wel met het verstand de wet van God, maar met het vlees de wet van de zonde.” (Romeinen 7:26-27) Vlees en bloed, waarin niets goeds woont, moet met geweld beschermd en behoed worden voor zonde onder de vrije heerschappij van de Geest van God.
Paulus spreekt over het verlangen van de geest en het handelen van het vlees wanneer hij zegt: “Het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.” (Romeinen 7:19) Want vlees en bloed strijden altijd tegen de wet der genade, en zo moeten zij de wet der zonde dienen, dat is, de vrees voor de toorn en de toekomstige straf van God. Daarom schrijft Paulus de dwang niet toe aan de vrije Geest van Christus, maar aan het ongehoorzame vlees en bloed. In deze tijd zal het juk niet van zijn nek worden weggenomen. Het gebed “Uw koninkrijk kome” vertegenwoordigt de vrije heerschappij van de Geest. Want wie zich onderwerpt aan de heerschappij van de vrije Heilige Geest van de Heere Jezus Christus houdt zijn vlees en bloed in gehoorzaamheid, en houdt het zo tegen de wil van vlees en bloed tot de dood.
Inderdaad, Christus Jezus de Heere Zelf, hoewel Zijn vlees zwak was en Zijn Geest gewillig, bad de Vader om de beker van Hem weg te nemen. Maar Zijn Geest was gewillig en bereid. Hij onderwierp het vlees gehoorzaam aan de dood en zei tegen de Vader: “Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.”
Zo worden wij, wanneer wij gedoopt worden, geboren uit Zijn Heilige Geest, die ons verzekert en onze geest verblijdt. Samen met vlees en bloed, en al zijn lusten en begeerten, zijn wij begraven in de dood van Christus. Zoals Paulus zegt dat als wij met Christus gestorven zijn, en de lust en wil van het vlees dood is, dan is het niet vlees en bloed dat in ons leeft, maar Jezus Christus (Galaten 2:20). Dit is het vrije leven zoals het door genade gevonden wordt in de vrijen, die de Zoon vrijmaakt van dood tot leven in vrije gehoorzaamheid. “Want het bedenken van het vlees is de dood, maar het bedenken van de Geest is leven en vrede.” (Romeinen 8:6).
Zo is niemand vrij naar het vlees; hij is juist verplicht om de Heilige Geest van de Heere Jezus Christus gedurende zijn hele leven te gehoorzamen. Waar vlees en bloed vrij heersen, is de innerlijke mens noch vrij noch veilig, maar wordt hij tot een dienaar der zonde gemaakt, en hij, die anders het beeld van God is, wordt gevangen gehouden tot eeuwige verwoesting.
Zij zijn de slaven der zonde; zij zijn niet vrij, want zij verloochenen hem die hen vrij kan maken. Hoewel het ons door genade in Christus gegeven werd opdat wij zouden leven, wordt de goede, geestelijke wet van God voor hen de oorzaak van eeuwige dood en verdoemenis. Zo onderscheid ik tussen de vrijheid van de geest in Christus, die leven is, en de vrijheid van het vlees, met zijn wil en verlangen naar de dood. Ik rek de vrijheid van Christus niet te ver op, zoals mij verweten is.
Echte en zelfgemaakte vrijheid
Het verschil is tussen de vrijheid van de Heere Jezus Christus, en de zelfgemaakte vleselijke vrijheid, die zich voortdurend tooit met de dode letter als dekmantel voor goddeloosheid.
Ten eerste moet iedereen ware en zorgvuldige onderscheiding bezitten in geweten en hart om een waar en zeker oordeel te hebben, en opdat de zelfgemaakte vrijheid van het vlees niet voor de vrijheid van Jezus Christus wordt aangezien. Deze zelfgemaakte vrijheid is, en zal altijd, de diepste slavernij blijven, waaruit nooit bevrijding mogelijk is. Handelen volgens deze zelfgemaakte vrijheid is zondigen, zich laten leiden tot goddeloosheid en de hardste slavernij der zonde, want wie zonde doet is de slaaf der zonde. Het maakt geen verschil dat deze zelfgemaakte vleselijke vrijheid zich altijd tooit met de dode letter en, zich voordoend als de ware vrijheid van Christus Jezus de Heere, zich bedekt met een valse, leugenachtige schijn. Het brengt uiteindelijk geen andere vrucht voort dan openlijke verdorvenheden, zonde en schande.
Zo is het met de huichelaars die, vanwege hun keuze om volgens de menselijke wet en zijn dwang te leven, pronken en, zonder er iets van te weten, de schijn van de Geest aannemen. Nu is het de ware gelovigen verboden al deze mensen te veroordelen voor het juiste tijdstip (1 Korinthe 4:5), dat wil zeggen, totdat hun vrucht, die openlijke ondeugd is, verschijnt. Christus zegt: “Aan hun vruchten (Hij zegt niet aan de bloesems of de bladeren) zult u hen kennen.” (Mattheüs 12:33) Want de dag des Heeren zal alles openbaren. Maar sommige ondeugden zijn al voor die tijd zichtbaar en duidelijk, want ieder mens drukt uit wat er binnen in de schat van zijn hart is. Of het nu voor of ten tijde van de laatste dag is, het bedekken of openbaren van zonde ligt in Gods handen.
Want niemand mag het hart oordelen totdat de vrucht verschijnt of totdat de schat van het hart uitgestort wordt. Alleen God mag, door de Heilige Geest, oordelen. Hij is de ware Kastijder en Rechter van het hart. Hij zal de wereld straffen, ten eerste voor haar zonde, omdat zij niet geloofd hebben, en Hij zal hen oordelen omdat de vorst van deze wereld, die zijn gezag verloren heeft, geoordeeld is.
Uiteindelijk zal Hij de wereld straffen vanwege Zijn eigen gerechtigheid, want Hij, de Heere Jezus, gaat naar de Vader. Mensen echter, geven opnieuw het gezag terug aan hem [de vorst van deze wereld] dat tegen het gezag en oordeel van Christus ingaat. Zo voert de duivel door hun eigen toestemming zijn werk uit en oefent hij zijn gezag uit in de kinderen der goddeloosheid. Zo verloochenen zij ook de gerechtigheid van Christus in zichzelf, hun woorden en hun werken. Maar Christus, die alleen aanvaardbaar is voor God, is de gerechtigheid van de kinderen der waarheid voor de Vader. Deze zelfde gerechtigheid doet haar werk in hen, en de Heilige Geest getuigt in hen door werken, kracht en daden.
Want niets geldt voor God behalve Christus; de rest, het werk in de Zijnen voor de Vader, is slechts een getuigenis van gerechtigheid. Daarom spreekt Hij “van gerechtigheid: want Ik ga naar de Vader” (Johannes 16:8-11).
Wie daarom vaststelt, gebiedt, verbiedt, dwingt, drijft, straft of oordeelt voordat de goede of kwade vrucht geopenbaard is, maakt aanspraak op het gezag, de macht en het ambt van de Heilige Geest van de Heere Jezus Christus en loopt, in tegenstelling tot liefde, goedheid en genade, vooruit op Christus Jezus. Want de Zoon van God Zelf heeft dit ambt en werk toevertrouwd aan de Heilige Geest van God, en het ambt moet worden uitgevoerd na Zijn aardse, menselijke leven. Met betrekking tot dit werk zegt Hij: “De Heilige Geest zal komen en oordelen vanwege zonde, oordeel en gerechtigheid.” Deze Geest oordeelt nu en doorzoekt de harten, want de Heilige Geest heeft Zijn werk en goede vrucht in de kinderen des lichts om hen voor mensen te openbaren. Op dezelfde manier heeft de geest der goddeloosheid, die zich vaak en op vele manieren vermomt als een geest des lichts, zijn werk in de kinderen der duisternis. Ook deze worden door de Heilige Geest gedreven om hun eigen werken te doen, opdat zij door de kracht en vinger van God aan hun vruchten bekend en geopenbaard worden.
Daarom, zelfs als men bezorgd is over een overtreding en de bladeren en bloesems van kwade schijn ziet, moet men alleen waarschuwen en vermanen, maar niet oordelen voor de tijd van de vrucht.
De Heere zegt niet: “Aan hun bloesems of bladeren”, maar “Aan hun vruchten zult gij hen kennen.” Want de liefde bedekt ook een menigte van zonden (1 Petrus 4:8), en oordeelt alle dingen in het beste licht. Ook al is zij bezorgd over kwade schijn en kwade vrucht, zij hoopt niettemin altijd het beste.
Op dezelfde manier bedekt Christus onze zonde en schande in de liefde en genade die tot verbetering leidt. Wie een vonnis durft uit te spreken en durft te oordelen voor het openbaren van schuld, is een dief en moordenaar (Johannes 10:1). Hij loopt vooruit op Jezus Christus, die alleen de openbaarder is van goed en kwaad in het hart.
Aan de andere kant, als de zonde en goddeloosheid, zichtbaar uit de geopenbaarde vrucht, door toorn in de gerechtigheid van Christus wordt geopenbaard, moet men bereid zijn om met Christus, de ware Rechter, te oordelen en het vonnis uit te spreken; anders is ook hij een dief en moordenaar. Hij loopt achter Jezus Christus aan en niet met Christus. Alle uitverkorenen van God oordelen in deze tijd met Christus met het zwaard van de Geest door het Woord, en niet, zoals de wereld doet, met het vleselijke zwaard. Ook Gods uitverkorenen zullen het vonnis uitspreken bij het laatste oordeel.
Maar overal gebruikt de duivel selectief zijn wapens tegen ons door de dode letter. Sommigen willen helemaal niet oordelen, en nemen hun toevlucht tot Mattheüs 7:1: “Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt;” Zij zien niet wat hiertegenover staat, Mattheüs 18:15: “Als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht…” Zolang er getuigen zijn en zij zelfs niet naar de gemeente luisteren, moeten zij als heidenen beschouwd worden. Daarvoor [zei Jezus]: “Als uw oog u doet struikelen, ruk het uit en werp het van u.” (Mattheüs 18:9). Paulus zeg wij degenen die binnen zijn moeten oordelen (1 Korinthe 5:12); “Maar hen die buiten zijn, oordeelt God. En doe de kwaaddoener uit uw midden weg. (1 Korinthe 5:13) [Paulus vraagt dan:] “Weet u niet dat wij engelen zullen oordelen?” (1 Korinthe 6:3)
Vele soortgelijke Schriftplaatsen gebieden de heiligen om te oordelen. Niemand mag oordelen behalve hij die eerst zijn eigen leven heeft geoordeeld en veroordeeld door de genade en barmhartigheid van God, waardoor hij de balk uit zijn eigen oog heeft getrokken. Dan mag hij zeker, in geduld, nederigheid, zachtmoedigheid en liefde, met de grootste zorg de splinter uit het oog van zijn broeder trekken zonder het oog te verwonden of te irriteren.
Dat is immers hoe hij door God behandeld is. En wie iemand op een andere manier bij Christus brengt voor oordeel, zoals de Joden de overspelige vrouw bij Hem brachten in de tempel, zal zichzelf, samen met de huichelachtige Joden, van Christus en de overspelige vrouw in de tempel zien wegvluchten. Openlijke zondaars zullen eerder het koninkrijk van God binnengaan dan dezen. Christus verdroeg hen minder dan de overspelige vrouw. Alle overtreding is overspel voor God, met wie de mens verloofd is.
Ten tweede heeft de vijand van de waarheid nog een andere list, erger dan de hierboven genoemde, om mensen te misleiden met haastige en onzekere oordelen. Door dit te doen, oordelen en veroordelen zij zichzelf, maken zij zonde waar geen zonde is, stellen zij wetten, geboden en verboden in tegen het gezag en de soevereiniteit van de Geest van de Heere Jezus Christus, die de Zijnen geen andere wet gaf dan de wet der liefde (zoals hierboven vermeld). Zij proberen wetten vast te stellen en willen meesters van de Schrift worden, maar zij weten niet wat zij vaststellen. Door deze onwetendheid neemt de vijand harten en gewetens gevangen. Maar aan hen die in Jezus Christus zijn en die door Christus gerechtvaardigd zijn, wordt geen wet gegeven. Want aan de rechtvaardigen, zegt Paulus, is geen wet gegeven, noch gebod noch verbod; die zijn alleen aan de onrechtvaardigen gegeven.
Echter, waar mensen een vonnis uitspreken, gebieden of verbieden, regeert de genade van de Heilige Geest niet. Veeleer regeren de angst en vrees voor onrechtvaardigheid. Want de ware liefde in Christus, ja de Geest en God Zelf, is een vrije en gewillige vervulling van al wat goed is. Liefde verloochent zichzelf en zoekt niet het hare. Zij betaalt alle schuld, en zij mag zelf nooit betaald worden. Zij blijft niemand iets schuldig omdat zij de betaling is van alle schuld. Daarom is zij in Christus vrij van alle wet, gebod en verbod.
Zij die gevangen en gebonden zijn in de werkelijke gebondenheid van liefde in God kunnen nooit met enige andere band in geweten, hart, gezindheid of gemoed gebonden worden. Zij zijn vrij in alle dingen en zijn niemand iets schuldig behalve de liefde. Waar geen liefde is, is alles tevergeefs. Wie zal dan Gods uitverkorenen beschuldigen? “Want de liefde is sterker dan de dood” (Hooglied 8:6).
De liefde kan niet overwonnen worden, en geen prijs kan voor haar betaald worden in alle eeuwigheid. Zij is de innerlijke zalving van het hart. Hoewel liefde brand, voedt zij zich tussen de rozen, tot de koele avond komt [Hooglied 4:5; 6:2-3], vanwege haar geduld van hart, gemoed, gezindheid en alle krachten [van de gelovige]. Zij onderwijst alles omdat zij zelf het onderwijs is.
Johannes spreekt over dit onderwijs wanneer hij zegt dat de innerlijke zalving ons vele dingen zal leren. Liefde is de discipel en waarlijk gehoorzame leerling van de Heilige Geest. Tegelijkertijd is zij de heerser over hemel en aarde. In Zijn Zoon heeft God de Vader Zich aan haar onderworpen, want zij is in alles God Zelf. Daar woont en blijft de ware en glorierijke vrijheid in Christus. Deze vrijheid wordt aan niemand gegeven behalve door de ware liefde in Christus Jezus. Opnieuw worden zij die werkelijk vrij zijn geen ander gebod gegeven dan om lief te hebben. Dit is de band waarmee de vrijheid van Christus gebonden is, hoewel, zoals Paulus zegt, voor deze vrijheid van Christus alle dingen geoorloofd zijn.
Ook wilde hij zijn vrijheid niet onderwerpen aan iemands oordeel of vonnis (1 Korinthe 10:29), want de gelovigen oordelen alles, maar worden zelf door niemand geoordeeld (1 Korinthe 2:15). Maar waar iets niet dient tot of bevorderlijk is voor verbetering, handelt de liefde in Christus met al haar gezag, voorrechten en vrijheid, en handelt nooit tegen haar eigen natuur. De ware liefde schort ook de vrijheid niet op; veeleer maakt zij ons werkelijk vrij in alle dingen.
Dat is, kort gezegd, de ware vrijheid in Christus Jezus die alle wet, sabbat, geboden en verboden moet dienen. Want zij werden gegeven omwille van de mens, en niet de mens omwille van hen, en zij werden gegeven omwille van God, die alleen in Christus aanbeden en gediend moet worden. Daarom zijn ware gelovigen met Christus koningen over alles. Het is niet dat zij de letter van de wet en de sabbat dienen, maar veeleer dat de hele wet en het gebod van God dienaar is van de werkelijke vrijheid in Christus.
Maar de hele wet heerst nog steeds over hen die onder de veroordeling zijn. Want vervloekt is ieder die niet alles onderhoudt wat geschreven staat in het boek der wet. Dezen zijn buiten Christus, schuldig in heel hun leven, onder de heerschappij van de wet, en veroordeeld volgens de strikte gerechtigheid van God. Zij zijn altijd in vrees en angst voor de kwelling van de hel. Zo proberen zij de wil van God te doen, maar omdat de wet over hen heerst, kunnen zij het in waarheid nooit volbrengen. Zij zijn niet vrij van de wet door de genade die God geeft. Veeleer zijn zij verkocht in de slavernij der zonde om de wet der zonde te dienen. Zij worden voortdurend in de vrees voor verdoemenis geworpen zonder enige troost voor het geweten.
Maar de volle liefde van God en de troost van de Heilige Geest drijft deze vrees uit, en bevrijdt het gevangen geweten tot de waarheid en vrijheid, vrede en vreugde van de Heilige Geest. Johannes spreekt in deze passage niet over de vrees van het vlees. Anders zou daaruit moeten volgen dat zelfs Christus, die de volle liefde van de Vader is, deze volle liefde niet bezat; wanneer Hij spreekt over de doop waarmee Hij gedoopt moet worden, zegt Hij: “Hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is.” (Lukas 12:50) Hij bad ook de Vader dat, indien mogelijk, de beker van Hem weggenomen zou worden. Hij deed dit vanwege de vrees voor de lichamelijke kwelling die voor Hem lag. De volle liefde van God ontvangt en behoudt de overwinning over deze lichamelijke vrees, maar alleen in de dood, wanneer het fysieke leven eindigt.
De Heere riep inderdaad uit: “Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten!” Maar toen Hij Zijn geest gaf, zei Hij: “Het is volbracht!” Liefde behaalt de overwinning over de vrees van het lichaam, maar deze vrees wordt niet uitgedreven voor de dood; anders zou verdrukking geen kruis zijn.
Maar de volheid van de liefde wist de vrees voor zonde en straf door de wet tot eeuwige verdoemenis uit, zoals de aanklacht van de duivel, waarover Paulus schrijft in Kolossenzen 2:14. Paulus zegt ook: “Want u hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt.” (Romeinen 8:15)
Drie soorten vrees
Ik maak verschil tussen drie soorten vrees. Er is ook een vierde soort die zonder hoop is, want ook Judas had vrees.
Vrees van het vlees en vrees voor zonde, zoals hierboven genoemd, zijn nuttig voor de verlossing. De derde is de zuivere vrees voor God, dat men het goede doet naar de aard van de liefde; in deze vrees beschouwt men zichzelf als een onnutte dienstknecht. Deze zuivere vrees voor God, die tot het eeuwige leven leidt, kan nooit wijken voor, noch uitgedreven worden door liefde. De ware weg van de liefde vreest dat zij, in het doen van alle gerechtigheid, altijd te weinig of te veel doet, maar dat het niettemin God behaagt. Want schepselen moeten beven voor hun Schepper, hoe goed zij ook mogen zijn. Daarom moet werkelijke vrees zorgvuldig onderscheiden worden opdat men niet hoogmoedig wordt, God verzoekt in vleselijke vreugde en kracht, en de Heere Jezus Christus vergeet, zonder wie het vlees zwak is en de geest gewillig. In Hem is de discipel niet boven zijn meester, noch de dienstknecht boven zijn heer (Johannes 15:2).
Waar men aan durft te nemen deze liefde van God te hebben, om daarmee de lichamelijke vrees voor de Heere uit te drijven voor de lichamelijke dood, zal spoedig een val en verloochening volgen, zoals bij Petrus die met de Heere wilde sterven. Want in onze zwakheid, waarop wij ons moeten beroemen zoals Paulus deed, wordt Gods kracht en sterkte gezien doordat de liefde van God de overwinning heeft tot het eeuwige leven. In deze overwinning zijn alle dingen rein voor de reinen, en onrein voor de onreinen. Bovendien, wie zich erop beroemt dat hij vrij is en toch zonde doet, is een leugenaar. Hij is niet vrij, maar een dienaar der zonde; hij is vanwege de wet verkocht onder de zonde tot de eeuwige dood.
Opnieuw, wie durft te zeggen het koninkrijk van Christus te bewaren, te regeren en te leiden door wet, gebod en verbod, ja, door de wet van God, om nog maar te zwijgen van menselijke verzinsels, hoe vroom het ook lijkt, stoot ook de vrijwillige Geest van de Heere Jezus Christus, de eigenlijke Heerser der harten, van Zijn plaats en zet zichzelf op de plaats waar hij niet hoort te zijn.
Dit is de grootste gruwel tegen Christus. Niets dan sekten en pausdom kunnen hieruit voortkomen, waarover Christus de Heere en Daniël spreken. Wie de wet heeft, is niet God van de wet. Als men ertegen zondigt, zondigt men tegen Hem die haar heeft ingesteld en geboden. Voor zover mensen in het koninkrijk van Christus en de Zijnen bevelen en verbieden, stoten zij de Heere uit, en maken zij zonde waar geen zonde is.
Al dezulken zijn zielemoordenaars en rovers. Zij nemen vrouwelijke harten en zwakke, dichtgeschroeide gewetens gevangen vanwege gebod en verbod tegen zichzelf. Zij wijzen op, en zoeken een andere verlossing, buiten Jezus Christus. Ook al verdedigen zij alles met de naam van Christus, zoals de hele wereld doet, het is niets dan bedrog en leugens tegen de vrijwillige Geest van Christus. Ook al wijzen zij hier of daar op Christus, Christus heeft ons verboden hen te geloven of tot hen uit te gaan. De ware heiligen van God en kinderen van Christus zijn zij die de Heilige Geest als Heerser hebben in het Woord der waarheid.
Waar twee of drie in Zijn naam vergaderd zijn, is Hij in hun midden. Hij alleen regeert in geloof door geduld en liefde in de Zijnen. Ik bid God mijn hemelse Vader dat Hij mij niet zal laten scheiden van zo’n vergadering en gemeenschap van de Heilige Geest, het maakt niet uit wie zij zijn of waar zij samenkomen in de hele wereld. Ik hoop in hun gemeenschap te zijn en mij te onderwerpen aan de heerschappij van de Heilige Geest van Christus in de gehoorzaamheid des geloofs.
Maar ik wil niets te maken hebben met enige andere sekte, groepering of vergadering, wat zij ook mogen zijn en hoe ze ook genoemd worden in de hele wereld.
1. Ik zal vooral hen vermijden die het lichamelijke zwaard gebruiken, in tegenstelling tot het geduld van Christus, die geen kwaad weerstond en die evenzo Zijn eigen volk gebiedt verdrukking of kwaad niet te weerstaan, om te heersen in het koninkrijk van Christus.
2. Ik vermijd hen die instellen, gebieden en verbieden, om daarmee het koninkrijk van Christus te leiden en te regeren.
3. Ik vermijd ook hen die de ware goddelijkheid, Geest, Woord en kracht in Jezus Christus ontkennen.
4. Ik vermijd hen die Zijn natuurlijke, aardse menselijkheid vernietigen en ontkennen die Hij van de mens ontving, uit het zaad van David, geboren zonder mannelijk zaad en zonde, geboren uit Maria de reine maagd; Hij werd gekruisigd en stierf een natuurlijke aardse dood, waaruit Hij weer opstond, en heeft Zich nu gezet aan de rechterhand van God.
5. Ik vermijd ook hen die, levend in openbare zonde en grove boosheid, gemeenschap willen hebben in het koninkrijk van Christus maar zonder ware bekering,
6. En ik vermijd allen die zoiets dulden.
7. Ik vermijd allen die zich verzetten tegen en strijden tegen de woorden en de waarheid van Christus. Met al dezulken, ongeacht hoe zij in de wereld genoemd worden, wil ik geen deel of gemeenschap hebben in het koninkrijk van Christus tenzij zij zich bekeren.
Mijn verlossing hangt alleen af van Christus’, des Heeren, sterven en het vergieten van Zijn bloed. In Hem alleen heb ik de vergeving en kwijtschelding van zonden ontvangen van de Heilige Geest in de gemeenschap van Zijn heiligen. In deze gemeenschap ben ik ook gedoopt, volgens het getuigenis en de waarheid van mijn hart in de Heilige Geest, op mijn eigen getuigenis en belijdenis van de waarheid. Ik verwerp ook alle onwetende doop die gebeurt zonder werkelijk, geopenbaard, persoonlijk geloof, of het nu bij kinderen of volwassenen is. Om deze reden werd ik ook gedoopt met uitwendig water en uitwendig woord, in belijdenis van mijn geloof. Ik werd graag gedoopt in deze gemeenschap van de Heilige Geest, zichtbaar vergaderd, tot vergeving en kwijtschelding van zonden (Handelingen 22:16).
Daarin wens ik oprecht te blijven tot mijn einde. Amen voor allen die dit met mij wensen.
Bijbels oordelen
Dat is kort het getuigenis van mijn hart in Christus Jezus.
Het verschil tussen waar en vals oordeel, en wat de goddelijke Bijbelse Schriften ons gebieden te oordelen en waarover we het vonnis uit moeten spreken volgens het voorbeeld van de Heere Jezus Christus en de apostolische leer.
Mensen oordelen in deze tijd om vele redenen. Ten eerste gebeurt dit uit liefde voor het Woord en voor verbetering. Dit is waar en gepast oordelen, en het oordeel van de heiligen gedaan in geduld. Zoals eerder gezegd, heeft geen ander geduld plaats in de gemeente van Christus.
Ten tweede oordelen mensen uit bezorgdheid voor het kwade, en zij verwachten het kwade op die manier voor te zijn.
Ten derde oordelen sommigen uit afgunst en haat omdat anderen het niet onmiddellijk met hen eens zijn. Zij beweren dat anderen de waarheid weerstaan terwijl deze anderen in feite hun eigen onwetendheid weerstaan. Deze laatste twee soorten oordeel zijn vals en leugenachtig en scheppen alleen scheuringen en sekten.
Ten vierde zijn er enkelen die helemaal niet beoordeeld willen worden uit vrees dat zij zichzelf zouden veroordelen. Zij hebben zichzelf niet geoordeeld, noch hebben zij zich aan het Woord onderworpen in gehoorzaam geloof. De Heiligen van God zijn door de Heere opgedragen om oordeel uit te oefenen door de Heilige Geest; Hij zegt: “Ontvang de Heilige Geest. Als u iemands zonden vergeeft, worden ze hem vergeven; als u ze hem toerekent, blijven ze hem toegerekend.” (Johannes 20:22-23.). Want de Heilige Geest van God is de sleutel van de hemel, waardoor zonde wordt toegerekend of vergeven in de gemeenschap der heiligen!
Om deze reden schreven de apostelen aan de gemeenten (Handelingen 15:28) en spraken tegen hen die de wet weer invoerden: “Het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht.” Niemand wordt bevolen te oordelen zonder de Heilige Geest, zonder wie geen zeker oordeel mogelijk is.
Daarom gaf de Heere Jezus Christus eerst de Heilige Geest aan hen die Hij gezag gaf om te oordelen, opdat zij zeker en waarachtig zouden oordelen, opdat ze een uitspraak zouden doen volgens het woord van genade en waarheid, zodat het getuigenis en de vrucht, goed of kwaad, vooraf zou gaan en bekend zou zijn in de daad. Dit is de enige manier om met zekerheid te binden en te ontbinden en, in het uiterlijke oordeel, te oordelen volgens het getuigenis van de uiterlijke vrucht, en niet van het bladeren of de bloesems die aan de vrucht voorafgaan.
Zoals eerder gezegd, Christus zegt: “Aan hun vruchten zult u hen kennen.” Zij die in waarheid oordelen mogen daarom niet oordelen voor de tijd, maar moeten wachten op de vrucht. Anders bemoeit men zich met de voorrechten van Gods geheime en verborgen oordeel en uitspraak; men oordeelt en straft voordat God straft, zoals Judas deed met Magdalena en zoals de Joden deden met Christus. Dit wordt bedoeld met de uitspraak van Christus: “Oordeel niet en u zult niet geoordeeld worden; veroordeel niet en u zult niet veroordeeld worden” Bij het oordelen moet men altijd bladeren en bloesems onderscheiden van de vrucht.
De vruchten van goddeloosheid, reeds geoordeeld, waarvan afscheiding moet plaatsvinden volgens het Oude en Nieuwe Testament, om met zeker oordeel te oordelen.
Ten eerste, ongeloof na verkondigde leer is de grootste zonde, dat wil zeggen, als men niet gelooft in het getuigenis van het evangelie. Dat is de zonde tegen de Heilige Geest, want wie niet gelooft is reeds geoordeeld en veroordeeld (Johannes 3:18, Markus 16:16).
Ten tweede, wie afvalt van de zoete gave van God en de gemeenschap van Christus, niet vanwege vrees, zorg en angst voor zijn lichamelijke leven, maar met duidelijke boosaardigheid, is reeds in de verdoemenis gegaan en heeft gezondigd tegen de Heilige Geest.
Ten derde zijn er hen die met kwade bedoeling de waarheid tegenspreken, haar vertragen met goddeloosheid en dwaling, en hardnekkig en met boosaardigheid tegen de Heilige Geest zondigen. Dezulken zijn reeds aan de duivel overgegeven naar lichaam en ziel.
Ten vierde zijn er die de waarheid verloochenen vanwege de vrees van het vlees, zoals Petrus en anderen zoals hij; in hen blijft de vonk der genade in het hart, die hen vurig doet verlangen en zoeken naar bekering. Het geldt ook voor alle zonde en dwaling die ons zo gemakkelijk overvalt. Maar waar de vonk der genade en de hoop in Christus blijft, leidt het tot hartelijke bekering, het verlangen om tot Christus terug te keren, en het verlangen naar verbetering van leven. Zulke zonde is alleen tegen de Zoon. Zij zullen vergeven worden. Hoewel zij door Christus en Zijn gemeente geoordeeld mogen worden, worden zij niet met deze wereld veroordeeld.
Het is daarom gevaarlijk om in het strenge oordeel van God te vallen. Want niemand is verzekerd wanneer hij zondigt of hem, door genade, een berouwvol hart gegeven zal worden opdat hij werkelijk berouw kan hebben voordat de zonde volgroeid is. Want echt berouw zondigt niet. Dit berouw is een genadige gave van God, en een zeker getuigenis van God in het hart voor de vergeving van zonden. Niemand is in staat om op zichzelf te staan, of om zichzelf goed te maken, zonder de machtige hulp van God die alleen het hart goed maakt, en die goedheid Zelf is. Niemand is goed dan God alleen.
Wij vallen en zondigen uit onszelf, maar wij worden niet uit onszelf goed. Wie moedwillig zondigt verzoekt daarom God, en valt opzettelijk in Zijn streng oordeel. Voor hem is de veroordeling zeker, en de genade en barmhartigheid van God onzeker. Door dit te zeggen, spreid ik echter niet zonder onderscheid de genadige hand van God uit over wie dan ook.
Hoewel barmhartigheid triomfeert over oordeel, doet zij dit niet over alle mensen en hun zonde. Laat iedereen zorgvuldig toezien dat hij God niet verzoekt. Lieve broeders, het is gevaarlijk om in de handen van mensen te vallen, maar het is veel gevaarlijker om in de handen van God te vallen.
Ik vertel een gelijkenis: De wereld verbiedt stelen op straffe van ophanging, en andere goddeloosheid en overtredingen op straffe des doods. Als iemand overtreedt, is de dood hem nader dan het leven, ook al schenkt de wereld soms het leven aan iemand die de dood verdiend heeft. Dit zijn echter uitzonderingen, en het is hetzelfde met God en zonde. Het is niet dat God niet genadig is en niet barmhartig is voor de zondaar. Het is echter veel zekerder en veiliger om niet te zondigen; dan hoeft men zich niet te bekommeren om Gods toorn, want God is en blijft enkel genade en goedheid. Ik schrijf over zonde omdat velen mij ervan beschuldigd hebben de vrijheid van Christus als een dekmantel voor goddeloosheid te gebruiken.
Nu, de wortel, grond en begin van zonde ontstond bij onze eerste ouders, Adam en Eva, namelijk de kennis van goed en kwaad. Het is het verlaten van het goede, volgens onze natuur en geboorte (wat uit vlees geboren is, is vlees (Johannes 3:6)), en het doen van kwaad zodra herkenning en kennis, volgens het vlees, beginnen. Alle ware eenvoud van kinderen is gekocht met het bloed van Christus, maar zonder enige wet, uiterlijk onderwijs, geloof, doop, Avondmaal des Heeren, en alle andere christelijke ceremoniën, want hunner is het koninkrijk der hemelen zonder voorwaarde van verandering.
Maar tot hen die beweren goed en kwaad te kennen, maar in wie kennis de wortel en basis is van alle zonde, die God aanduidt als het hoofd van de slang en vijandschap tegen God, zegt de Heere: “Als u zich niet verandert en wordt als de kinderen…” (Mattheüs 18:3).
Hij is veroordeeld die niet wedergeboren is door geloof en doop tot vergeving der zonden, en die niet wedergeboren is tot de gehoorzaamheid des geloofs, de eenvoud en onschuld van het kind. Voordat het zich onderwerpt aan de eenvoud van het geloof in Christus, is het verstand het hoofd van de slang dat door het geloof in Christus wordt vermorzeld. Dat is het einde van alle vleselijke wijsheid.
Om deze reden heeft de tegenstander en vorst der hoogmoed de doop van onschuldigen uitgevonden opdat wanneer het trotse hoofd van de slang, dat het verstand is, rijpt, zij weigert zich te onderwerpen aan de doop des geloofs en aan het vermorzelen van haar hoofd door de voeten van Christus. Daarom heeft de vijand zijn weg in de afwezigheid van het verstand. Er is de verontschuldiging dat zij reeds gedoopt is. Zo neemt onschuld de plaats van de doop des geloofs.
Doop en geloof zijn ingesteld om een einde te maken aan de kennis van goed en kwaad, die het vleselijke verstand is, en om het gevangen te nemen zodat het vermorzeld mag worden door de voeten van Christus. Waar mensen geloven, leidt het tot verlossing; waar zij niet geloven, leidt het tot verdoemenis. Want het verstand eist te weten, niet te geloven. Waar de mens gelooft, wordt het verstand gevangen genomen onder de gehoorzaamheid van Christus. Zo is ongeloof de plaats van zonde. Daaruit komt de vrucht der zonde; alle kwade vrucht komt voort uit ongehoorzaamheid, uit de kennis van goed en kwaad. Op dezelfde wijze komt alle goede vrucht voort uit gehoorzaamheid door geloof in Christus.
Bespreking van de Tien Geboden
Alle valse leer, bijgeloof, afgoderij en eigenliefde zijn de vruchten van het zondigen tegen het gebod om in God te geloven.
Iets boven of naast God vrezen, eren en liefhebben is afgoderij; alleen God moet gevreesd, geëerd en liefgehad worden, in, boven en vóór alles. Hem alleen aanbidden en dienen is, kort gezegd, het eerste en belangrijkste gebod. En je naaste liefhebben als jezelf is daaraan gelijk. Volgens de woorden van de Heere omvatten deze twee geboden alles wat de wet en de profeten prediken. Men mag niets anders eren, liefhebben en vrezen dan God. Telkens als iemand tegen het gebod van de liefde ingaat, komt die andere vrucht tevoorschijn die de reden was voor het instellen van de wet van de vloek. Maar de Zoon van God is onze redding geworden en heeft ons de vrijheid van de Geest gegeven, zodat we gewillig doen wat God behaagt.
Het tweede gebod: Je zult de naam van God niet ijdel noemen of gebruiken. Niemand die dit gebod overtreedt, zal onschuldig zijn. Deze schuld omvat alle godslastering van zelfgemaakte, valse aanbidding van God, en alle onwetende zang en gebed dat met de mond wordt gedaan, maar niet met het hart. De wereld is hier vol van.
De derde: “Gedenk de sabbatdag, dat u die heilig” dat wil zeggen, de zevende dag. Dit is een ceremoniële wet, van kracht tot de menselijke komst van Jezus Christus, de Zoon van God, in de wereld. Hij is de Heer van de sabbat van God, Zijn hemelse Vader, en Hij vervult deze volledig. Als iemand gedurende zijn hele leven, zelfs tot aan zijn dood, alleen maar werk voor zichzelf zoekt, en zichzelf dus alleen maar in werk terugvindt, dan houdt hij de sabbat van Jezus Christus, de Zoon van God, niet. Zowel zij die geen werk doen als zij die niets doen, breken ook de sabbat. De Zoon van God heeft voor alle mensen van vlees en bloed de viering en de gehoorzaamheid aan de dood ingesteld, ja, de dood aan het kruis. Wie zichzelf wil redden, zal de dood vinden, en wie het leven verliest, vindt het leven. Dat is de sabbat die de kinderen van God in acht nemen en waarover zij met Christus heersen. Want hun vlees en bloed, met al zijn begeerten en met al zijn zondige werken moet in Christus de sabbat vieren, zelfs tot in de dood. Dit is geen verwijzing naar het fysieke werk dat nodig is voor het leven; anders zouden we niet kunnen eten of drinken, noch zouden we ons kunnen kleden. Wie deze sabbat breekt, wordt uit het midden van het volk uitgeroeid.
De letterlijke viering van de sabbat kan echter goed zijn, mits het in vrijheid van de Geest gebeurt en niet gebonden is aan een wet van tijd, staat of persoon. Anders is het geen viering voor God en wordt het ook niet gedaan uit liefde voor de naaste, wat de ware viering is.
In plaats daarvan accepteer je de tirannie van de tijd. Maar Jezus Christus heeft de tijd al vervuld en daarom moeten we nu buiten de tijd regeren. Als we het aan de staat verbinden, zorgen we ervoor dat het koninkrijk van de aarde over de mens regeert, terwijl in feite, met Christus in geduld, de mens koning van de hele aarde is. Als we een sabbat verbinden aan een persoon, bijvoorbeeld aan de overleden heiligen vanwege hun daden van verdienste, binden we het leven aan de dood, want ik kan niet gered worden door de werken van iemand anders. Alleen Christus, de Zoon van God en de Zoon des mensen, is de tijd, de staat en de persoon van de ware viering van de sabbat voor God en voor de naaste, in de heerlijke vrije liefde van God de Vader voor de Zijnen. Dat is in het kort het argument tegen hen die opnieuw de sabbat van het lichaam willen invoeren. Jezus Christus is de Heere van alle ceremoniële geboden van zowel het Oude als het Nieuwe Testament die betrekking hebben op het materiële leven van de mens.
De nieuwe ceremonies van Christus (onderwijs, doop, Avondmaal, voetwassing, handoplegging) zijn door Christus, de Heere, geboden om een getuigenis en een openbaring van elk hart te zijn voor zijn naaste; deze nieuwe ceremonies moeten een getuigenis zijn van ware liefde, zodat we allemaal deel mogen hebben aan dezelfde genade, vrede en liefde.
Alleen God kent de harten. Maar we zijn verplicht om elkaar te ontvangen en te aanvaarden op grond van de christelijke getuigenissen in de liefde die altijd het beste gelooft en hoopt. En als iemand bedriegt, heeft hij alleen zichzelf bedrogen, en niet degenen die hem ontvangen hebben gelovend in ware liefde. Tot zover, in het kort, over alle ceremoniële wetten.
Het vierde: “Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geeft.” Wie dit gebod overtreedt, zondigt niet alleen tegen God, maar ook tegen de natuur. Daarom heeft het ook een belofte die verder gaat dan de andere geboden in de aard van een lang leven. In dieren zonder verstand en schepsels getuigt de natuur van de wil en het verlangen van God dat elk schepsel datgene liefheeft waaruit het geboren is. Daarom legde God zware straffen, wraak en veroordeling op zulke overtreders. Wie vader en moeder slaat, kwaad over hen spreekt of hen vervloekt, zal sterven en uit het midden van het volk worden uitgeroeid. Hij wordt vervloekt genoemd, want vloeken of schelden betekent veroordelen of kwaadspreken; goedspreken betekent zegenen of zegenen.
De vijfde: U zult niet doden.
De zesde: U zult niet echtbreken.
De zevende: U zult niet stelen.
De achtste: u zult geen valse getuigenis afleggen tegen uw naaste.
Het negende en tiende: u zult op geen enkele manier het eigendom of de vrouw van uw naaste begeren of begeren.
Verder: wie gemeenschap heeft met een dier moet verbrand en vernietigd worden uit het midden van het volk.
Na deze geboden in Exodus volgen de rechten en de oordelen van de natuurlijke inzettingen, die ook het gebod en verbod van God zijn. Door hen wordt de gevallen staat van de mens zelfs vandaag de dag bewaard, of het nu heidenen of Joden zijn. Deze natuurlijke inzettingen, ook al zijn ze gevallen en slecht, vragen toch om orde. Daarin komt Gods natuur in de natuurlijke mens tot uitdrukking, maar alleen voor de behoefte van de mens, niet voor Gods eer. God is een God van orde en niet van wanorde, en Hij heeft Zijn eigen almacht stevig verbonden met Zijn wil en orde.
Het is niet zoals de predestinariers en anderen zeggen, zonder enig onderscheid, dat God het recht heeft op alle redding en verdoemenis. Dat heeft Hij zeker, maar niet buiten Zijn orde en wil, waaraan Zijn macht ondergeschikt is. Anders kan iemand Zijn goddelijke macht opeisen namens iedereen, zoals Satan en zijn profeten inderdaad doen. Overal waar de almacht en macht van God hun doelen dient, gebruiken ze die op dwingende en willekeurige wijze, zonder de wil van zijn Vader, zoals Luther doet met het avondmaal, de kinderdoop, het zuigelingengeloof en dergelijke. Telkens als ze ten einde raad zijn, redden ze hun theologie door zich te beroepen op de almacht van God. Er is geen scherper of bedrieglijker artikel van valse leer dan de macht en almacht van God te gebruiken en te prediken buiten de orde van Gods Woord om.
Verder is het de grootste godslastering tegen God en het woord van Zijn waarheid, waarmee Hij alle dingen in de hemel en op aarde heeft geordend, in welke volgorde ze in de eeuwigheid zullen blijven. Want God zelf is de wijste orde in en door Zijn Woord, dat is Jezus Christus, Zijn eniggeborene van eeuwigheid. Wie de almacht van God buiten deze orde manipuleert, is een misleider en verleider.
Nogmaals, wie een orde buiten de goddelijke orde en almacht instelt, beveelt of verbiedt, ontkent Gods macht en heerlijkheid. Zo zijn alle heidenen door hun eigen geweld hun eigen wet en orde geworden. Daarmee veroordelen ze ook zichzelf, volgens goddelijk besluit, zonder wet, want ze zijn een wet voor zichzelf in navolging van God. Deze imitatie, zoals hun dichters zeggen, hebben ze van God gestolen.
Zoals Paulus zegt dat mensen achter God aan gaan. Dit veroordelen en imiteren gebeurt als gevolg van hun eigen orde en wet, die buiten Gods orde en wet staat. Het gevolg is dat Gods wijsheid en orde tot dwaasheid wordt gemaakt en wordt veracht. Wie iets instelt, beveelt of verbiedt wat niet door het Woord van God is ingesteld, bevolen of verboden maakt God en Zijn Woord tot dwaasheid, alsof God het niet weet of begrijpt, en zo maakt hij zichzelf tot God.
Wie tegen een wet handelt, zondigt tegen de Heere van die wet. Dat wil zeggen, Gods eer wordt gestolen, want alleen tegen Hem wordt gezondigd en Zijn plaats wordt ingenomen. Het hele pausdom handelt op deze manier. Moge God degenen die in onze tijd door de genade van Christus apart gezet zijn, redden en beschermen tegen nieuwe, door mensen gemaakte inzettingen, zodat ze geen nieuwe beroving ervaren (Kolossenzen 2:20).
De slang is nu niet minder sluw dan in het begin. Sterker nog, volgens de woorden van Christus: “Het laatste kwaad is erger dan het eerste.” Zoals Paulus ook zegt: “Als u dan met Christus de grondbeginselen van de wereld bent afgestorven, waarom laat u zich dan, alsof u nog in de wereld leeft, bepalingen opleggen als: Pak niet, proef niet en raak niet aan? Dit zijn allemaal dingen die door het gebruik vergaan; ze zijn ingevoerd volgens de geboden en leringen van de mensen. Deze dingen hebben wel een schijnreden van wijsheid, door eigenwillige godsdienst en nederigheid, en verachting van het lichaam, maar ze zijn zonder enige waarde en dienen tot verzadiging van het vlees.” (Kolossenzen 2:20-23)
Nogmaals, “we moeten de dingen zoeken die boven zijn, en niet die op de aarde zijn, want we zijn gestorven en ons leven is verborgen met Christus in God” (Kolossenzen 3:3). Hier omvat Paulus alle ethische en menselijke inzettingen; al Gods uiterlijke inzettingen, geboden en verboden zijn opgehouden en worden, zoals Christus zegt, vervuld en uitgevoerd in Christus en in hen die bij Christus horen.
Door de hele Bergrede heen is er een vreugdevol getuigenis en vervulling van de kracht van de Geest in het hart die vrijelijk liefde geeft in Christus; we gedragen ons tegenover anderen in liefde en geduld en zijn bereid onze eigen rechten op te geven ten gunste van de naaste en onrecht te lijden. Als iemand ons wil aanklagen voor onze mantel, moeten we hem ook de jas geven. Alle zonde wordt gedaan buiten de liefde voor God en de naaste om. Liefde is het nieuwtestamentische gebod van Christus.
Alle wet, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, bestaat uit liefde vanuit een rein hart. Want alle ondeugden waarover de profeten, Mozes, Christus en de apostelen spreken, zijn overtredingen van het gebod om lief te hebben. Er is maar één zonde waaruit alle vruchten van goddeloosheid voortkomen, namelijk ongehoorzaamheid aan Gods Woord. De werken van goddeloosheid zijn slechts de vrucht en openbaring van de zonde.
En de vruchten van de zonde die aan de boze boom groeien, zijn de vruchten waarvan de profeten, Mozes, Christus de Heere en de apostelen in het Oude en Nieuwe Testament spreken en getuigen. Christus gebiedt ons te oordelen naar de vrucht en niet naar de bloesem of de bladeren die aan de vrucht voorafgaan, want bloesem en blad kunnen goed of kwaad worden. Kwade vruchten kunnen, wanneer ze verschijnen, nooit goed worden. Dan zijn de gelovigen verplicht om een oordeel te vellen.
Het begin van de ongehoorzaamheid aan Gods Woord bestaat uit hoogmoed, verwaandheid, trots, eigendunk, opschepperij en koppigheid over de eigen wil en ijdelheid. Hieruit volgen moordenaars, zij die het bloed van onschuldigen vergieten, spotters, godslasteraars, vervolgers van de waarheid; zij die ongehoorzaam zijn aan ouders, moordenaars van vader en moeder, leugenaars, bedriegers en verleiders; zij die afgunstig en haatdragend zijn en wrok koesteren, en zij die zich altijd verzetten tegen het goede, die neigen naar alle slechtheid; de godslasteraars, zij die door hun boosaardigheid de waarheid loochenen; die spelen, eten, drinken, hoereren, lasteren en de naaste belasteren; afgodendienaars, dienaren van afgoden, tovenaars en vereerders van beelden.
Deze zijn allemaal overgeleverd aan een verdorven geest. Ze veranderen de weg van de natuur en, tegen de natuur in, ontvlammen ze met hartstocht, man voor man, vrouw voor vrouw, en voor domme dieren; ze zijn verleiders van kinderen, vechtersbazen, ruziemakers, valse ijverige oproerkraaiers, rebellen, scheppers van valse sekten, op wie het plotselinge oordeel van God spoedig zal vallen. Woeker, gierigheid, die de wortel is van alle afgoderij, toorn, slecht humeur, boosaardigheid, lasterpraat, schandelijke woorden, zweerders van eden en meineed plegers, dit alles is de vrucht van goddeloosheid, en er kan nooit enige hoop zijn dat zulke vruchten goed zouden kunnen worden.
Deze zijn allemaal afgescheiden van het lichaam van Jezus Christus; zo zijn ze ook afgescheiden van Zijn heilige, uitwendige kerk, waardoor zulke vruchten geopenbaard worden. Wie de gemeenschap van Christus met zo iemand heeft, wordt deelgenoot van de zonde van de ander, deelt in zijn slechte werken en kruisigt de Zoon van God opnieuw in zichzelf. Zulke vruchten van goddeloosheid, die uit het hart komen en niet uit goede grond, zijn onderworpen aan het oordeel en het vonnis van de kinderen van God wanneer ze verschijnen bij hen die zichzelf broeders noemen. De gelovigen oordelen over alles en worden zelf door niemand beoordeeld. Daarom moet alles wat slecht is worden uitgesloten (1 Korinthe 5:13) van de gemeenschap van Christus, en niet wat misschien zo kan uitgroeien.
Dat zijn, kort gezegd, de slechte daden die Mozes ook vervloekt. Daarom mag onze eigen slechtheid de zonde niet groter maken dan ze al is; de wet van de vervloeking openbaart en predikt ons in ons geweten. Hieruit volgt dat vele boze bloesems nog goed of kwaad kunnen uitpakken, maar nog geen vruchten hebben waardoor men een oordeel zou kunnen vellen. Op dezelfde manier zijn er velen – alle leugenaars, bedriegers en huichelaars – die doen alsof ze verlangen om goede vruchten voort te brengen, maar die nooit goede vruchten voort kunnen brengen.
Maar het is ons verboden om over al zulke individuen te oordelen vóór de tijd van de vrucht. We worden trouw gewaarschuwd om niet voortijdig te oordelen over wat verborgen is, maar om het aan de Heere toe te vertrouwen. Dit is vooral het geval bij mensen die een beroep doen op de Heere met betrekking tot hun slechte verschijning. Paulus gebiedt ons om zulke mensen te mijden, maar niet te verbieden. Deze moeten aan de Heere overgelaten worden tot de openbaring van de vrucht, en mogen niet van de gemeente gescheiden worden. Maar bij iedereen die na een slechte verschijning of bloesem arrogant en opgeblazen blijft ondanks broederlijke vermaning en waarschuwing, zullen zelden goede vruchten worden gevonden.
Trots moet worden aangepakt door tucht en bekering; anders moeten we wachten op de tijd van de vrucht, die zeker zal komen en niet op zich zal laten wachten. Zo is men zeker in zijn oordeel. Zeker, de ware herders zullen een geduldig, nederig, zachtmoedig, en liefdevol hart niet verder drijven dan de opperherder, Christus, heeft gedreven en gebonden, maar zullen het uit en in laten gaan, volle en voldoende weidegrond vinden en overwinnaar zijn en blijven over alle verzoekingen in Christus Jezus. Iedereen die anders handelt, is een valse herder, een leugenaar en een huurling die het schaap niet bezit. Als iemand het niet meteen eens is met hun begrip en hun oordeel, sparen ze de schapen niet, maar slaan ze toe en onderwerpen ze aan een vals verbod, zoals de paus doet.
Welnu, als Paulus beveelt dat je een broeder die wanordelijk wandelt moet mijden, dan doet hij dat vanwege de chaos van de ondeugden die hierboven zijn genoemd. Bovendien, als Paulus zegt: “Wie de gezonde leer niet volgt,” heeft hij het niet over een redding die bereikt kan worden door het leven of de daad van één enkel werk. Niet dat geloof zonder vrucht blijft. De vrucht is echter geen verlossing. De gezonde leer is veeleer dat Jezus Christus stierf en opstond voor onze zonden, en dat Hij aan de rechterhand van God zit van waaruit we wachten tot Hij de levenden en de doden oordeelt.
In dit alles moeten we zoeken wat boven is, niet wat op aarde is. Al het andere is slechts de vrucht van deze verlossing, waarop we moeten wachten tot het einde. Dan zal, zoals al aangegeven, het oordeel zeker en rechtvaardig zijn. Alle schepselen, zonder uitzondering, zijn geschapen voor het goede; ze worden alleen slecht voor de mens door misbruik dat voortkomt uit door de mens gemaakte regels. Daarom zegt Paulus zulke dingen alleen om te waarschuwen, maar niet om te verbieden en te veroordelen. Paulus gebiedt dat het misbruik door de mens wordt gestaakt, maar hij veroordeelt niet de schepselen die geschapen zijn om God te prijzen en de mens te dienen, en niet om de mens te kwetsen, of het nu gaat om eten, drinken, kleding, zilver, goud, zijde of fluweel.
Daarom zegt Paulus dat hij niemand zal toestaan om over zijn vrijheid te oordelen en dat alles geoorloofd is voor hem. Maar liefde is altijd bezig met verbetering. Ook al is alles geoorloofd, niet alles is nuttig. Zo gebruikt ware liefde haar vrijheid voor verbetering. Ook heft ware liefde de vrijheid niet op. Opnieuw, zoals Paulus zegt, rechtvaardigt de vrijheid van de liefde niet de regel van onwetendheid, om te bevelen of te verbieden, om te oordelen of om een vonnis uit te spreken.
Alles wat nog goed noch kwaad is, en wat zoals gezegd goed of kwaad kan worden, en wat vaak voorkomt, moeten we niet beoordelen of veroordelen voordat het werkelijk goed of slecht is. Ook moeten we de lauwen en lammen niet uitsluiten, noch uitspuwen voor hun tijd. In plaats daarvan moet de Geest van God ze uitspuwen en uitwerpen door de openbaring van de vrucht die ze uiteindelijk voortbrengen. Hij zegt niet dat we ze moeten uitwerpen of uitspuwen; Hij zegt dat Hij ze begint uit te werpen en uit te spuwen uit Zijn mond, dat wil zeggen uit Zijn koninkrijk en het woord van Zijn genade, opdat ze gekend zullen worden door hun vruchten.
Zo is men zekerder in zijn oordeel over hen. Anders eigent men zich het ambt van de Heilige Geest toe en veroordeelt men zichzelf. Niets dat extern is aan het hart van de mens is goed of slecht voor hem. Alleen wat in het hart is en eruit komt, is goed of slecht voor de mens, en wat de mens ook gebruikt dat buiten zijn hart is, is bloesem en blad. Het kan goed of kwaad worden; kwade vruchten bij de goddelozen en goede vruchten bij de goeden.
Voorbeelden van slechte schijn, maar goede vruchten
We hebben voorbeelden van mensen die slechte schijn, bladeren of bloesems hadden, en in wie al het goede verborgen was door de geheime raad van God, wiens hand zelfs vandaag de dag niet zo verkort is dat hij niet kan helpen. Daarom, zoals al zo vaak gezegd, heeft Christus ons opgedragen hen te kennen aan hun vruchten, niet aan de bladeren of bloesems die aan de vrucht voorafgaan.
Zij die oordelen naar bladeren of bloesems, dat wil zeggen naar de schijn van het kwaad (1 Thessalonicenzen 5:14), veronderstellen Gods verborgen oordeel te kennen, net zoals de Joden deden met betrekking tot Christus toen Hij met zondaars at, de spijswetten niet in acht nam, zieken genas op de sabbat en nog veel meer. Op grond van deze daden oordeelden ze dat Hij een heiden was en door demonen bezeten.
Dan was er Judas met Magdalena. Toen zij de kostbare zalf van zuivere nardus op Christus goot, noemde Judas het dwaasheid en zinloze verspilling, alsof het een overdreven arrogantie was; inderdaad, bij de wereld is het hoogmoed en arrogantie. Maar omdat Magdalena het uit liefde voor de Heere deed, zei de Heere, als de enige kenner van harten, dat ze een goed werk had gedaan. Want de liefde in God heeft de kracht om alles te doen. Waar geen liefde is, is alles verloren en tevergeefs. Als Magdalena het in hoogmoed had gedaan, zou het een ondeugd voor God zijn geweest, zelfs als ze het duizend keer bij Christus had gedaan.
Er was ook Judith van de stad Bethulia, die belegerd werd door Holophernes. Zij werd gemotiveerd door liefde voor het volk en God. Ze maakte zich weelderig op, wat geïnterpreteerd had kunnen worden als arrogantie voor de opkomst van de vrucht. Toch deed ze alles uit liefde voor het volk en met een nederig hart, hoewel het uiterlijk of de bloesems op arrogantie wezen. Het was vanuit een nederig hart dat ze, gebruikmakend van haar schoonheid en genegenheid, het hart van Holophernes ontstak, naar hem toe kwam, met hem at en met hem sprak in woorden van verraad, alsof ze van plan was de stad te verraden en aan hem over te geven. Uit al deze uiterlijke vertoning zou een onzeker hart, vóór de tijd van de vrucht, hebben geoordeeld dat ze een verraadster en een verwaande hoer was.
Bovendien was er Abraham die, vanwege het goddelijke bevel en mysterie, bereid was om zijn zoon op te offeren, wat iets was dat verborgen was voor het begrip van alle schepselen, zelfs van Abraham zelf. Als een uitwendig, vleselijk persoon Abraham, voordat de handeling werd uitgevoerd, had gezien toen hij met uitgestrekte arm het mes boven zijn zoon Isaak hief, maar het niet uitvoerde, bewaard als hij was door de hand van God, dan zou die vleselijke persoon Abraham hebben beoordeeld als een kindermoordenaar, van zijn eigen vlees en bloed, omdat het er in de verschijning of in de bloesem zo uit zag. Maar hij zou een leugenaar blijken te zijn geweest en zich Gods geheime oordeel en beslissing hebben toegeëigend. Dit is wat er altijd gebeurt als men niet wacht op de vrucht, maar oordeelt en beslist vóór de tijd.
Sauls dochter, Michal, oordeelde vóór de tijd dat de ark van God Jeruzalem werd binnengebracht. David was hiervoor diep verheugd in de liefde van God en zichzelf volledig vergetend, en zich gedragend op een manier die ongepast is voor een koning, dwongen zijn liefde en vreugde hem om te dansen voor de ark van God. Liefde is sterker dan wijn en maakt vreugdevoller; liefde is een sterke drank en maakt vreugdevol, zelfs in de dood, want liefde is sterker dan de dood. Al deze vreugde dwong en dreef David. Maar Michal schaamde zich ervoor en zei in haar hart: De koning is een ordinaire kerel geworden. Ze sloeg het raam dicht en verborg haar gezicht voor hem uit schaamte. Hoewel de bloei van het gedrag van de koning dat van een losbandige dronkaard was, en de schijn had van losbandige zedeloosheid, in plaats van het morele gedrag van een koning, strafte God haar voor dit verkeerde oordeel van haar hart. Ze verwekte geen vrucht bij David.
Op dezelfde manier oordeelden de Joden dat de apostelen vol cider of wijn waren, terwijl ze in feite vol waren van de Heilige Geest. Als de Joden hadden gewacht op de vrucht in Christus en de apostelen, in plaats van beledigd te zijn door de schijn en de bloesem, zouden ze niet gezondigd hebben tegen de Heilige Geest. Vóór de komst van de vrucht oordeelden ze dat Christus en de apostelen Gods gebod, verordening en wet vernietigden, een oordeel dat gedeeltelijk werd gerechtvaardigd door de schijn van de letterlijke wet (Handelingen 9:1, 22:4, 26:4.).
Vanwege dezelfde schijn vervolgde Paulus, een man die ijverde voor de goddelijke wet, de gemeenten van Christus. Vanwege zijn ontijdige oordeel verwijst Paulus naar zichzelf als een ontijdige geboorte. Zijn oordeel werd geveld op basis van schijn, bladeren en bloesems. Vervolging, zowel geestelijk als lichamelijk, vindt vandaag de dag nog steeds plaats omdat het oordeel wordt geveld op basis van schijn en niet op basis van de vrucht.
Op dezelfde manier oordeelden de geleerde Joden bijna overal in het Nieuwe Testament overhaast over Christus en de Zijnen, voordat de kwade vruchten verschenen. Deze haast verhardde hun harten tot hun eigen ondergang. Dit alles is voor ieder van jullie om goed over na te denken.
Ook al hadden ze in geen enkel werk van hem de vrucht van de slechtheid gezien, toch oordeelden ook de vrienden van Job dat Job een boosdoener was. Ze waagden het zich te bemoeien met de geheime raadsbesluiten van God. Ze deden dat op basis van de woorden van Job zelf, die geloofde dat God zo onfeilbaar rechtvaardig was dat God niemand kwaad zou doen tenzij hij eerst schuldig was geworden. Dat was hun basis van oordeel, zonder de zekerheid van vrucht. Daarmee handelden ze verkeerd tegen God en Job. Daarom brandde de toorn van God tegen de vrienden van Job, niet vanwege wat ze zeiden, want ze spraken de waarheid met Job, volgens het getuigenis van de Heilige Schrift, maar alleen omdat ze zich bemoeiden met de geheime raad van God zonder zekerheid over de schuld van Job. Alleen vanwege de ogenschijnlijke straf van God namen ze hem voor een boosdoener aan; terwijl Job zich van geen enkele goddeloze daad bewust was, probeerden ze hem over te halen zijn goddeloosheid aan God te bekennen. Zo zal Gods toorn iedereen overkomen die het geweten en het hart achtervolgen en belasten zonder een zeker oordeel van God en de vrucht van goddeloosheid.
Wat geschreven staat, staat geschreven tot onderwijs voor ons. Uit deze slechte verschijningen en bloesems zijn goede, rechtvaardige en nobele vruchten voortgekomen. Daarom mag men niet voorbarig oordelen, maar moet men God de Rechter laten zijn tot de tijd van de vrucht. Een ander voorbeeld zal volstaan. [Jeremia, de profeet van God, werd door het volk veroordeeld als een verrader, maar hij profeteerde alleen aan Jeruzalem wat God hem had opgedragen.
Voorbeelden van goede schijn, maar kwade vruchten
Nu volgt een bespreking van goede schijn en kwade vrucht.
Er zijn veel bloesems en verschijningen van het goede die de gruwelijkste werkelijkheid verbergen, zoals bij alle huichelaars en leugenaars het geval is. Op deze manier berooft de vijand van de waarheid ons van het heiligdom; in feite hebben ze bijna alles geroofd en gestolen. Sterker nog, de leugenachtige bedriegers doen tegenwoordig alles zo als de ware kinderen van God, dat ware en vrome harten, zelfs als ze alle bewijzen van goede vruchten hebben, slechts met grote moeite duidelijk herkend kunnen worden. Zo doet de vijand door valse schijn zijn eigen werk. Hij lijdt aan het kruis, spreekt over Christus en Zijn koninkrijk met een verborgen mengsel van leugens en verdraagt veel volgens de uiterlijke schijn. Maar van binnen is zijn hart vol afgunst, woede en haat. Hij verricht ook grote liefdesdaden, maar met een bedrieglijk hart en een vermomde houding, net zoals Judas deed toen hij Christus kuste.
Zo wordt elk heilig ding overgegeven aan de vijand. Zo gebeurde het ook in de tijd van Antiochus en Nebukadnezar, die de vaten van de tempel roofden, ze stalen voor hun afgoden en ze op alle manieren gebruikten zoals het volk van God deed. Zo gebeurt het ook nu in de openbaring van het koninkrijk van de antichrist, dat de vervulling is van het koninkrijk van Babylon en de antichrist. Met alle leugenachtige kracht van goddeloosheid beelden zij het heiligdom van waarachtige harten uit, wat de ware tempel van God is, maar de verschijning van de Zoon van God, die alles wat verborgen is zal onthullen, of het nu goed of kwaad is, zal onthullen dat dit een schijn van waarheid is.
Tot die tijd is het leven van de waarachtigen verborgen onder de huichelaars met Christus in God. Ze zijn verborgen, niet omdat de vrucht van het licht in de waarachtigen zich niet kan tonen vanwege de duisternis van de verraderlijke harten, maar omdat we niet zeker weten wie de rechtvaardigen zijn, van wie het licht niet warm schijnt vanwege het licht van het geloof; de leugenachtige verrader handelt op dezelfde manier totdat God de macht van de vijand wegneemt. Omdat de vijand nu nog de macht heeft om een show van goede vruchten op te zetten, wat de basis van het oordeel is, kunnen de uitverkorenen alleen onderzoeken en aanvaarden waar het goede verschijnt en geen slechte vruchten verschijnen, en de keuze van de uitverkiezing aan God overlaten, die alleen de harten kent.
Evangelie van de schepselen
Het evangelie van de schepselen is dat het evangelie gepredikt kan worden door het onderscheiden van de aard van de goddelijke schepping waardoor de Schepper gekend wordt. De vleselijke rede heeft echter geen recht om het getuigenis van de schepselen van het evangelie te gebruiken; de rede vergist zich in het gebruik ervan, een vergissing die alle filosofen in deze wereld heeft getroffen. Paulus waarschuwt ons (Kolossenzen 2:4) om niet hun prooi te worden.
Maar de vleselijke mens, die de wet van God nog niet begrijpt, moet eerst door middel van de schepselen tot kennis van God worden gebracht; Christus de Heere sprak tot de mensen over het koninkrijk van God door middel van vele gelijkenissen uit de natuur. Paulus moest ook de natuur gebruiken om de heidenen kennis te laten maken met het evangelie, want de natuurlijke, vleselijke mens weet niets van God. Voor hem is de schepping van God alleen een waar evangelie totdat hij God de Vader kent in de Zoon, de Heere Jezus Christus, en de Zoon in de Vader.
Naar het vlees is de Zoon een schepsel boven alle schepselen, omdat alle dingen voor Hem bestaan. Al deze dingen zullen na deze tijd volledig bekend zijn. Daarom moeten we allemaal in partijdigheid en fragmentatie blijven en werken totdat de volheid komt, omdat, zoals Paulus zegt, al onze kennis slechts ten dele is. Paulus zegt verder dat, als iemand denkt dat hij het weet, hij nog niet weet wat hij zou moeten weten. Maar er ontbreekt niets aan de Geest. Onze verdeeldheid is alleen voortgekomen uit de zwakheid en onwetendheid van ons geweten en ons begrip.
Als ik, door onwetendheid van mijn kant te erkennen, jouw begrip zou kunnen bevrijden, zodat, naar de maat van Gods genade, omwille van jou en mij, een uiteenzetting van het evangelie van de schepselen ons zou kunnen samenbrengen en elkaar in onze harten zou kunnen vinden bij God in Christus Jezus, onze Heere, dan zou ik dat graag doen. Het is mijn oprechte gebed tot jou dat je de volgende gelijkenissen in Christus geduldig zult lezen en zorgvuldig zult overwegen. Misschien maak ik me wel meer zorgen om jou dan jij om mij.
Christus Jezus de Heere, onze Verlosser, omdat Hij de natuurlijke mens op bovennatuurlijke wijze heeft genezen, laat zien dat de natuur een ware arts van lichaam en ziel is. Omdat Hij de natuurlijke mens heeft geholpen, laat de natuur ook zien dat Hij in staat was om zieken te helpen. Want wie gezond is, zegt de Heere, heeft geen arts nodig.
Zo zal ik Christus Jezus voorstellen, mijn Genezer.
Gebiedt een arts die iemand gaat genezen degenen die voor de zieke zorgen niet om geduld te hebben met zijn ziekte? Hij gebiedt hen echter niet om ook ziek te worden; anders zou de ene zieke de andere slecht kunnen dienen. Het is dus altijd de sterke die de dienaar is van degene die ziek is, opdat zijn ziekte genezen wordt en zijn zwakte sterk wordt zolang er nog adem in hem is.
Niemand begraaft iemand die nog leeft, noch verdrijft hij iemand uit het huis die in het laatste stadium van ziekte verkeert. In plaats daarvan wacht men met geduld en uithoudingsvermogen tot hij beter wordt. Je geeft hem ook geen sterk voedsel dat hem alleen maar zwakker zou maken. Daarom gebiedt Paulus om opzieners en diakenen te kiezen die de zwakken zullen ondersteunen en de goddelozen zullen verdragen. Daarom verlang ik geduldig te zijn met iedereen die gekocht is met de kostbare parel, de dood en het vergoten bloed van de Heere Jezus Christus, omdat God geduld en lankmoedigheid van ons vraagt door Christus.
Ik spreek hier niet over hen die een levende dood zijn gestorven, die zich van Christus hebben afgescheiden, zoals eerder is aangetoond, vanwege openlijke goddeloosheid, en die voor de dood zijn gestorven. Bij zulke mensen kun je niet hopen op leven, want ze zijn twee keer gestorven. Zoals zowel Petrus als Paulus zeggen, is het getuigenis van het leven in God het belijden van Christus in de waarheid, en het treuren en bedroefd zijn over de zonde.
Overal waar deze levensadem wordt gevonden en waar het wordt benaderd met het Woord van de waarheid, moet men wachten op de dood, of op herstel van het leven, maar men moet anderen niet te snel uit het huis van God stoten, om hen levend te begraven en het leven te verkorten. De ware dienaren van God doen dit niet, maar zij wel die hun medeknechten beginnen te slaan, elkaar bijten en zo elkaar opeten.
Zij die het koninkrijk van God in elke kleinigheid verloochenen, beschouwen het kostbare bloed van de Heere Jezus Christus alsof het te koop is op de markt; zij zijn als degenen die de Zoon van God lasteren en Hem vanwege hun grove goddeloosheid weer in zichzelf kruisigen. Het ene is hetzelfde als het andere. Het is geen kleinigheid om het geweten en het hart van iemand anders te belasten. Geen schepsel in de hemel of op aarde kan zo iemand troosten, behalve de Zoon van God. Het kost te veel, zegt David, om je broeder te verlossen. In de eeuwigheid kan men het niet volbrengen.
Ik getuig voor mijn God, door de Heere Jezus Christus, dat wie zonde aanrekent en het geweten belast waar geen zonde is, hij het onschuldige bloed van de Heere Jezus Christus aanklaagt, waardoor wij allen gekocht en verlost zijn van alle zonde. Hij maakt zonde waar er geen is, wat gelijk staat aan iemand beschuldigen van moord terwijl hij in feite onschuldig is. En als hij op die manier een ander zou beschuldigen, zou hij schuldig zijn aan het leven en de onschuldige dood van die ander.
Veel ernstiger is de moord op het geweten en de ziel, die beide alleen aan God toebehoren. Wie een onschuldig geweten vermoordt, verwondt en belast met zijn eigen geboden en verboden, buiten Gods gebod en verbod om, berooft God van Zijn eer, vermoordt zielen en vertrapt de Zoon van God met zijn voeten. Hij minacht en drijft de spot met het offer van Jezus Christus, waarmee hij gekocht is.
Moge God mij en elk vroom hart behoeden voor deelname aan een oordeel waarbij men op basis van een eigen gebod een onschuldig geweten van zonde beschuldigt waar geen zonde is. Ik weet en geloof van jullie allemaal dat jullie niet de hele wereld als betaling zouden nemen om rechter te zijn voor een bekende moordenaar, die hoe dan ook de dood verdiende; ook ik, als God het wil, zou nooit zo meedoen. Maar het is veel groter en verschrikkelijker om te oordelen over de dingen die het eeuwige leven betreffen, want leven en dood, eeuwige redding en verdoemenis, staan op het spel.
Wie deze zaak als onbeduidend en eenvoudig beschouwt, heeft geen gezag en weet ook niet wat het oordeel van de heiligen is. Zo iemand zit op de rechterstoel tot zijn eigen veroordeling. Zelfs de wereld oordeelt niemand op basis van horen zeggen, verdenkingen of uiterlijkheden, maar alleen op basis van de woorden van de beschuldigde en van betrouwbare getuigen.
Christus gebiedt de Zijnen ook dat alle getuigenissen moeten worden gestaafd door twee of drie getuigen. Pas als het bewijs aan de gemeente is voorgelegd en hij niet wil horen, begint het oordeel met verdrukking, angst, verdriet. De andere leden van het lichaam van Christus ervaren veel pijn en lijden, want er staat een lid van het lichaam van Christus de Heere op het spel. Ze moeten een lid verliezen opdat de andere leden, die het goed hebben, niet gekwetst worden en het hele lichaam vernietigd wordt, of het nu oog, voet of hand is. Het moet worden uitgetrokken of afgesneden volgens het gebod van Christus, ons Hoofd: “Als uw oog u ergert, of uw hand, of uw voet…” De andere leden van het lichaam van Christus zullen dit niet kunnen doen zonder veel pijn en beproeving. Als het lid eervol en nuttig is voor het lichaam, is de beproeving zoveel groter. Het kan onmogelijk gemakkelijk of eenvoudig gebeuren.
Het natuurlijke lichaam kan geen lid verliezen zonder pijn. Het snijdt het ook niet meteen af, zelfs niet als het uitvalt en zwak is; het gebruikt eerder allerlei medicijnen. Zolang het niet dood is en alleen maar pijn doet, verdraagt het lichaam het met geduld en lankmoedigheid, en stelt het de straf uit om verbetering mogelijk te maken. Als het echter het lichaam geen rust gunt en het ook niet verbetert door middel van een medicijn van de Heere Jezus Christus, door lijden en pijn, dan moet het worden afgesneden opdat de andere leden van het lichaam van Christus gezond blijven in de vreze en liefde tot God en de naaste, aan wie alleen het oordeel om de zonde te behouden en te vergeven is opgedragen (Mattheüs 16:19; 18:15-19; Johannes 20:23).
Mijn vurig gebed tot God en mijn hoop is dat geen enkel waarachtig hart wordt uitgesloten van de ware leden van Christus. Dat gebeurt inderdaad niet. Mijn geweten getuigt me ook dat ik geënt ben in het lichaam van Christus en ook al ben ik zwak, ik hoop dat Gods kracht en sterkte in mijn zwakheid geopenbaard zullen worden. Want ik kan op niets anders roemen dan op mijn zwakheid. God moet zich ontfermen over onze ellende en armoede. Door deze armoede worden Gods heerlijkheid en rijkdom in ons geopenbaard door Christus Jezus. Zo wordt Hij ook geopenbaard in onze dwaasheid, want door Hem worden wij wijs. Amen.
O, mijn lieve broeders, konden onze harten en gewetens elkaar maar ontmoeten over de bovengenoemde kwestie! Dit is mijn zorg over jullie. Ik hoop dat we door Gods genade snel eensgezind zullen zijn over de andere zaken. Ik maak me alleen zorgen om jullie, want zoals ik al eerder zei, maak ik me meer zorgen om jullie dan jullie om mij. God kent mijn hart en Hij zal erover oordelen. Ik bid God om jullie en mij harten te geven die voor elkaar openstaan, zodat we in Christus Jezus, de ware Zoon van God en Mens en in wie alle kennis bestaat, elkaar zullen herkennen en door Jezus Christus herkend zullen worden. Want dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, Vader, de ware God, en Jezus Christus die U gezonden hebt. Moge God de Vader deze kennis schenken aan allen die ernaar verlangen door zijn Jezus Christus. Amen.
Hoe we de Bijbel gebruiken
Tot slot vind ik dat Christus, Mozes, de profeten en de apostelen de goddelijke en Bijbelse Schriften op drie manieren gebruikten.
Ten eerste om te onderwijzen. Wat gebruikt wordt als men niets weet van het getuigenis van God en Zijn Woord, wordt door iedereen onderwijs genoemd. De brief aan de Hebreeën vermeldt het niet herhalen van zaken die tot het begin van het christelijke leven behoren. Als iemand iets niet weet, dient de Schrift als gids en leraar.
Ten tweede wordt de Schrift gebruikt voor vermaning en waarschuwing voor wie al onderwezen is. Dit is de tweede functie van de Schrift, en ze is vooral belangrijk als een slechte verschijning, de bladeren of bloesems die aan de vrucht voorafgaan, tot zorg of vrees leidt dat er op den duur geen goede vrucht zal zijn. Maar daaruit is geen zeker oordeel over goed of kwaad mogelijk. Die functie van de Schrift, die waarschuwing en vermaning is, hoort hier thuis. Het vijfde boek van Mozes is bijna helemaal van deze soort. Daarom wordt het het boek van de herhaling genoemd, of in het Latijn Deuteronomium. Hetzelfde geldt voor de vermaningen en waarschuwingen van de apostelen aan de gemeenten in het hele Nieuwe Testament.
Ten derde zijn er geboden en verboden. Alle geschriften die straf, de toorn van God en eeuwige verdoemenis aankondigen, zijn gericht op het overtreden van geboden en verboden. Zulke bestraffende geschriften worden soms gebruikt in de hoop op berouw. Bij zulke straffen wordt ook troost geboden, zodat men niet in al te veel verdriet verzinkt. Maar in geval van afvalligheid en verloochening leveren ze de zondaar zelfs over aan de duivel en ontzeggen ze hem het eeuwige leven, zoals Paulus deed toen hij meerdere naar lichaam en ziel aan de duivel overleverde.
Wie de Heilige Schrift niet gebruikt met deze drie verschillen in gedachten, kan de Heilige Schrift niet met zekerheid hanteren. Vooral waar de Heilige Geest, de ware leraar, niet voorgaat in alle kennis van Christus, zal alles verdraaid en verkeerd gebruikt worden als men probeert te vermanen, waar men nog niet geleerd heeft, of te straffen, waar geen zekerheid van zonde is, of zonde te maken, waar geen gebod is. Dat alles brengt dwaling. Sommige vermaningen, adviezen en bevelen worden zeker gebruikt om de godsvrucht en de verbetering van het lichaam van Christus te bevorderen. En zelfs als men daarbij zondigt, straft men zeker niet door te verbieden, maar is men steeds weer geduldig in de hoop op verbetering.
Getuigenis van mijn begrip van de Goddelijke Schrift
De Heere Jezus Christus zegt: “Wie niet alles verloochent wat hij heeft, is Mij niet waard” (Mattheüs 10:37-39). Paulus zegt ook dat niemand het zijne moet zoeken, maar alleen dat wat goed is voor anderen. Het gebod van Christus en de apostel, dat de ware geest van liefde nooit het zijne zoekt, maar altijd datgene wat anderen van dienst en nut is, is een puntig gebod. Toch oefenden Paulus, Christus en de apostelen veel geduld uit, zoals ze bijvoorbeeld deden toen de moeder van de twee zonen van Zebedeüs vroeg dat de ene zoon links en de andere rechts zou zitten in het koninkrijk van Christus; of toen Petrus de Heere vroeg wat hij zou krijgen omdat hij alles had achtergelaten omwille van Hem; of toen Christus werd gevraagd wie de grootste zou zijn na Zijn vertrek. Er zijn veel vergelijkbare voorbeelden in de tijd van Christus en de apostelen.
Paulus schreef ook aan de Filippenzen, en zei dat hij hoopte Timoteüs spoedig naar hen toe te sturen, omdat hij niemand had die zo met hem meeleefde als Timoteüs; de anderen waren allemaal op zichzelf gericht. Maar nergens vinden we dat Christus of Paulus de anderen om die reden uit de gemeenschap van Christus hebben verbannen of uitgesloten, hoewel de ware en volmaakte geest van de liefde van God alle zelfzuchtigheid volstrekt veroordeelt.
Toch wachtten Christus en de apostelen met geduld en lankmoedigheid op verbetering, en oordeelden ze niet voor de tijd van de vruchten, die de vorm aannemen van de openlijke ondeugden die al genoemd zijn.
Zo werden in het geval van Christus en Judas, en Paulus en de hoereerder en anderen, zij pas aan de duivel overgeleverd na het dragen van de vruchten (1 Timotheüs 1:20). Ze werden niet uitgesloten en verbannen om minder belangrijke redenen, ook al leefden ze niet in volmaakte liefde, zoals Johannes met Christus en Timoteüs met Paulus.
De anderen werden met geduld gedragen, vanwege hun gaven van de Heilige Geest. De voet is niet zo’n eerbaar lid als het oog; hij wordt veel vuiler in de modder dan het oog, maar het oog let op de voet en de voet draagt het oog. Daarom zegt de een niet tegen de ander: “Jij bent geen lid van het lichaam.” Het is mijn vurig gebed dat jullie omwille van Christus je oordelen van Christus krijgen en van Hem lankmoedigheid, verdraagzaamheid en zachtmoedigheid leren.
En moge de barmhartige Vader mij mijn gebreken en tekortkomingen vergeven die ik door Christus dagelijks in mijzelf aantref, en ik bid ook voor alle anderen die, net als ik, naar vergeving verlangen. Mijn grootste gewetensstrijd met jullie is dat ik nergens zulke overhaaste, oppervlakkige oordelen en veroordelingen over elke kleine zaak in Christus en Zijn apostolische kerk aantref als bij jullie. Zelfs als iemand God de Vader, het hoogste goed, gedachteloos heeft beledigd, is de kostbare schat van de dood en het vergoten bloed toch een verzoening en een werking van de barmhartigheid van de Vader. Barmhartigheid overwint het oordeel. Door al jullie overhaaste acties voel ik me enigszins van jullie verwijderd; in mijn geweten ben ik er niet zeker van dat ik enig deel of gemeenschap zou moeten hebben in zulke overhaaste oordelen en vonnissen.
Er zijn ook heel weinig opzieners onder jullie. Zij zijn minstens één keer, zo niet twee keer, buitengesloten van jullie en jullie samenkomsten. Omdat God geen berouw heeft over Zijn gaven, vind ik in de gemeente van Christus niet dat iemand die ooit de Heilige Geest heeft ontvangen voor de dienst van het apostolaat of het herdersambt, ooit is uitgesloten van de gemeenschap van Christus. Daarom moet er iets aan de hand zijn met jullie gemeenschap of met jullie opzieners, en aangezien jullie zelf onzeker zijn over jullie opzieners, is dat iets dat een zwak hart als het mijne, en zoals die met mij, niet zomaar kan negeren. Je lijkt te zeggen dat, hoewel deze opzieners de tucht en terughoudendheid van jonge kinderen nodig hebben, ze toch oudsten moeten zijn in de volwassenheid an Christus, dat wil zeggen, in het begrip van Christus, en de kudde van God moeten voeden. Het is geen kwestie van volwassenheid met Christus naar jaren, maar naar begrip. Dat de kudde de herder zou straffen is altijd tegen de Geest van Christus. De herder moet de kudde voeden. Zo verzamelen de jongeren geen schatten voor de ouderen, maar de ouderen voor de jongeren.
Slot
Ik heb jullie geschreven in de hoop dat God, door Zijn Kind Jezus Christus, ons het vermogen zal schenken om elkaar in Christus Jezus te herkennen met een rein geweten. Want alle verdeeldheid, onenigheid en onzekere gewetens komen deels voort uit iemands eigen begrip, vlees en bloed, dat zich vermengt met de kennis van God. Ik ben me hier elk moment van bewust, want verdeeldheid komt niet van de Geest van Christus. Moge de Heere Jezus Christus ons behoeden voor alle kwaad. Amen. Ik verlang dat de genade van onze Heere Jezus Christus gegeven wordt aan allen die ernaar verlangen. Amen.
Pilgram Marpeck
God zij hem genadig.
Pilgram Marpeck (1495-1556), een vergeten hersteller uit de tijd van de reformatie werd geboren in Rattenberg in Oostenrijk, maar vanwege zijn evenwichtige Bijbelse onderwijs werd hij vervolgd en verbannen uit zijn geboortestad. Zo werd hij daadwerkelijk een pelgrim, een vreemde in deze wereld, maar gekend in de hemel.