Heb ik niet geweend over degene die moeilijke dagen had? Was mijn ziel niet bedroefd over de arme? (Job 30:25)

Lees verder Jacobus 1:26—2:16.


Heb ik niet geweend over degene die moeilijke dagen had? Was mijn ziel niet bedroefd over de arme? (Job 30:25)

Lees verder Jacobus 1:26—2:16.


Denk eens wat dieper na over de intieme band tussen het lichaam en de ziel. Ga naar de arme man en vertel hem van het hemelse brood maar geef hem eerst het aardse brood, want hoe zal hij naar je luisteren met een uitgehongerd lichaam? Het lijkt een nutteloos verhaal voor een arme man als je met hem over geestelijke dingen spreekt en hem wreed weigert te helpen met tijdelijke dingen.

Sympathie, zo uitgedrukt, kan een machtig instrument zijn voor het goede. Zelfs wanneer je te arm bent voor het financiële deel van welwillendheid kan een vriendelijk woord, een blik, een paar zinnen van sympathie in problemen, een klein liefdevol advies of een aanmoediging voor je naaste om zijn last aan de Heere over te geven een grote geestelijke dienst doen. Ik weet het niet maar ik denk dat er weinig harten het lang zouden volhouden, in ieder geval om het Woord te horen, als alle leden van onze kerk vervuld waren met liefde en altijd vriendelijk zouden zijn.

Je vraagt iemand om naar je predikant te komen luisteren, maar hij weet dat je nukkig, opvliegend en bekrompen bent, dan zal hij niet zoveel van dat Woord verwachten omdat hij denkt dat dat Woord jou gevormd heeft zoals je nu bent. Maar als hij, aan de andere kant, je medelijdende kant ziet, zal hij eerst tot jou aan getrokken worden, dan tot wat jij te zeggen hebt, daarna mag je hem als aan een koord leiden en hem brengen om hem te laten luisteren naar de waarheid zoals die in Jezus is. En wie zal het zeggen, misschien mag je het middel zijn om iemand door de sympathie van je zachte hart bij Christus te brengen.

Denk eens wat dieper na over de intieme band tussen het lichaam en de ziel. Ga naar de arme man en vertel hem van het hemelse brood maar geef hem eerst het aardse brood, want hoe zal hij naar je luisteren met een uitgehongerd lichaam? Het lijkt een nutteloos verhaal voor een arme man als je met hem over geestelijke dingen spreekt en hem wreed weigert te helpen met tijdelijke dingen.

Sympathie, zo uitgedrukt, kan een machtig instrument zijn voor het goede. Zelfs wanneer je te arm bent voor het financiële deel van welwillendheid kan een vriendelijk woord, een blik, een paar zinnen van sympathie in problemen, een klein liefdevol advies of een aanmoediging voor je naaste om zijn last aan de Heere over te geven een grote geestelijke dienst doen. Ik weet het niet maar ik denk dat er weinig harten het lang zouden volhouden, in ieder geval om het Woord te horen, als alle leden van onze kerk vervuld waren met liefde en altijd vriendelijk zouden zijn.

Je vraagt iemand om naar je predikant te komen luisteren, maar hij weet dat je nukkig, opvliegend en bekrompen bent, dan zal hij niet zoveel van dat Woord verwachten omdat hij denkt dat dat Woord jou gevormd heeft zoals je nu bent. Maar als hij, aan de andere kant, je medelijdende kant ziet, zal hij eerst tot jou aan getrokken worden, dan tot wat jij te zeggen hebt, daarna mag je hem als aan een koord leiden en hem brengen om hem te laten luisteren naar de waarheid zoals die in Jezus is. En wie zal het zeggen, misschien mag je het middel zijn om iemand door de sympathie van je zachte hart bij Christus te brengen.

Ter overdenking

Jezus had medelijden met de schapen zonder herder en de hongerige menigte (Markus 6:34; 8:1–3). Zijn discipelen twijfelden en wilden ze wegsturen (Markus 6:35–36; 8:4). Maar het is verbazingwekkend wat God wil doen met een beetje bereidheid van onze kant (Markus 6:37–44; 8:5–9).

Preek 479, 9 november 1862

Beschikbaar gesteld door Day One


Ter overdenking

Jezus had medelijden met de schapen zonder herder en de hongerige menigte (Markus 6:34; 8:1–3). Zijn discipelen twijfelden en wilden ze wegsturen (Markus 6:35–36; 8:4). Maar het is verbazingwekkend wat God wil doen met een beetje bereidheid van onze kant (Markus 6:37–44; 8:5–9).

Preek 479, 9 november 1862

Beschikbaar gesteld door Day One