Ik zeg dit niet alsof het Woord van God vervallen is, want niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël. (Romeinen 9:6)
Ik wil je oproepen om jezelf af en toe af te vragen of het wel waar is wat deze tekst zegt. Dit hoofdstuk zal je vrije wil, zelfvoorziening, eigenwaarde en zelfverheerlijking diep raken. Soms zul je geneigd zijn om te zeggen, “Ik geloof dit niet.” Soms zul je geneigd zijn om dit hoofdstuk te nemen en het te verdraaien zodat dit hoofdstuk iets comfortabeler voor je wordt. Maar die optie hebben we niet. We kunnen God niet nemen en Hem veranderen in een God waarmee wij ons iets comfortabeler voelen, die beter past bij onze smaak en voorkeuren. We kunnen God niet vormen naar onze eigen voorkeuren en gedachten. We onderwerpen ons aan Zijn begrippen en waarheid.
Laat dit duidelijk zijn, het is hier niet mijn doel om voor een bepaalde theologische positie of systeem te pleiten. Ik wil met jou door deze tekst gaan en zien hoe dit in de rest van de Schrift past. Ik ga er niet vanuit dat ik alle vragen zal beantwoorden die je hebt. Ik denk dat ik je zou misleiden als ik niet zou zeggen dat je straks zelfs meer vragen hebt. Maar ik wil je laten zien hoe Gods grote voet neerkomt en de menselijke autonomie, die we zo koesteren, verplettert. Ik wil je laten zie hoe dit echt, maar dan ook echt, goed is. Ik wil je een God laten zien die groter, heerlijker en genadiger is dan je jezelf ooit kon voorstellen.
We verlangen ernaar dat anderen gered worden
Wat betekent dit hoofdstuk dus? Ik wil je drie dingen laten zien die Paulus hier zegt. Allereerst zegt Paulus dat Christenen verlangen naar de redding van anderen. Dit lezen we in de eerste vijf verzen. De voorgaande acht hoofdstukken sprak Paulus over het Evangelie, hij verheerlijkte het Evangelie, en dan in hoofdstuk 9 zegt hij, “Ik spreek de waarheid in Christus, ik lieg niet en mijn geweten getuigt mee door de Heilige Geest, dat het een grote bron van droefheid voor mij is, en een voortdurende smart voor mijn hart.” (vers 1-2)
Waarom is hij verdrietig? Omdat Paulus een Jood is onder een Joods volk wat God in Christus in die tijd verwierp. Het Joodse volk, het volk van God, het volk van God in het Oude Testament, voor hen geldt de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften. Dit was de lijn waaruit Christus kwam. Maar ze keerden God in Christus de rug toe. Ze verwierpen Hem. En Paulus heeft zo met hen te doen. Hij zegt, “Want ik zou zelf wel wensen vervloekt te zijn, weg van Christus.” (vers 3). Met andere woorden, “Ik zou mijn eigen redding op willen geven en willen branden in de hel als dat zou betekenen dat zij zouden geloven.”
Dit is geen argument voor theologen
Ik wil dat je ziet dat degenen die geloven in de eerste acht hoofdstukken ook de last van Romeinen 9 dragen. Wanneer je gelooft in het wonder van het Evangelie, verlang je ernaar om je leven te geven, om je leven te besteden, om dit Evangelie te verspreiden naar de einden van de aarde, wat het ook kost. Dit is belangrijk, want ik wil dat je ziet dat Romeinen 9 geen argument is voor theologen. Daar is niet het doel van dit hoofdstuk.
Dit is hoe Christenen zich voelen
We zullen het hebben over woorden als “uitverkiezing,” “soevereiniteit,” en “roeping.” Maar voor we het daarover hebben wil ik dat je het hart daarachter ziet, een hart dat zegt, “Ik verlang ernaar dat mensen de heerlijkheid van God in Christus leren kennen.” Daar gaat dit hoofdstuk over. Daar eindigen we straks mee. We gaan zien hoe Romeinen 9 in ons een vuur aanwakkert wat de dood uitdaagt om het Evangelie bekend te maken tot aan de einden van de aarde. Romeinen 9 is geen argument voor theologen maar dit is hoe Christenen zich voelen.
Het doel deze komende paar minuten is dus niet om in verwarring te raken door een theologisch debat, maar om belast te worden met een vuur voor hen die Christus niet kennen. Daar gaan we naar toe. We verlangen ernaar dat anderen gered worden.
We steunen op Gods trouw
Ten tweede, en hier zullen we wat langer over nadenken, we steunen op Gods trouw. We verlangen ernaar dat anderen gered worden en we steunen op Gods trouw. Dit is het belangrijkste vers. Ik zou dit onderstrepen. Dit is niet alleen het belangrijkste vers in hoofdstuk 9, maar het bereidt de weg voor alles wat komt in de hoofdstukken 9, 10 en 11. “Ik zeg dit niet alsof het Woord van God vervallen is…” (vers 6a)
Ik zal je vertellen waar dat over gaat. Denk met mij mee. Paulus heeft net acht hoofdstukken lang gesproken over Gods grote beloften. “Geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn… alle dingen zullen meewerken ten goede…” Dit zijn heerlijke beloften. Maar dan in hoofdstuk 9 lees je dat Gods volk in het Oude Testament ook veel beloften gekregen had. Maar nu keren ze God de rug toe en is het de vraag, “Kon God Zijn beloften aan Israël niet houden?”
Zal God niet doen wat Hij aan hen beloofd heeft? Is God trouw aan Zijn beloften? Zoals je ziet, heeft dit Joodse volk God in Christus verworpen, en wat zegt dat over Gods trouw aan Zijn Woord? Is God trouw aan Israël? Want als Hij dat niet is, hoe weten we dan of Hij trouw zal zijn aan Zijn beloften in Romeinen 8 aan de gemeente?
Dit is hoe Romeinen 9 zichzelf aan ons opdringt. Hoe weet je dat er geen veroordeling voor jou zal zijn als je in Christus bent? Kun je daarop rekenen? Hoe weet je dat alles in je leven mee zal werken ten goede? Sommigen die dit lezen gaan door hele moeilijke tijden vol beproeving. Hoe weet je nu of alles echt mee zal werken ten goede? Hoe weet je dat God Zijn Woord zal houden en dat niets je van Zijn liefde zal scheiden? Hoe geeft Paulus hier in de volgende hoofdstukken antwoord op? Hij spreekt over Gods trouw en laat zien dat Gods beloften van kracht blijven.
Ik wil vier manieren laten zien die ons helpen om te steunen op Gods trouw.
We kunnen Gods verkiezing niet ontkennen
Daar begint Paulus mee. We kunnen Gods verkiezing niet ontkennen. Maar wat bedoelen we met Gods verkiezing? Wat betekent dit?
Gods verkiezing betekent Gods genadige, soevereine roeping en keuze van een uitverkoren volk voor zichzelf. Een uitverkoren volk dat Hij kiest om van Hem te genieten en Zijn redding te ervaren. Deze woorden komen we door dit hele gedeelte tegen. Ik wil je hier drie verzen laten zien. Omcirkel deze verzen. Romeinen 8:33, vlak voor Romeinen 9 zegt, “Wie zal beschuldigingen inbrengen tegen de uitverkorenen van God?” Omcirkel daar Gods uitverkorenen, Zijn volk dat Hij geroepen en uitgekozen heeft. Dan in Romeinen 9:11 lezen we, “Want toen de kinderen nog niet geboren waren, en niets goeds of kwaads gedaan hadden – opdat het voornemen van God, dat overeenkomstig de verkiezing is, stand zou houden, niet uit de werken, maar uit Hem Die roept.” Omcirkel het daar. Kijk dan ook nog even naar Romeinen 11:7, daar staat, “Wat dan? Wat Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen, maar het uitverkoren deel heeft het verkregen en de anderen zijn verhard.” Omcirkel het ook hier. We zien dus dat God een volk voor zichzelf uitkiest en roept.
Over die roeping lezen we ook in 1 Korinthe 1:2. We zien ook in Efeze 1:4 hoe God “ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft.” En Romeinen 8:28,30 spreken ook over die roeping. En dan lezen we verder in Romeinen 9:11, “niet uit de werken, maar uit Hem Die roept.” Omcirkel daar ook die roeping.
Vervolgens zie je in Romeinen 9:24 dat Hij ook ons, de gemeente, geroepen heeft, “Hen heeft Hij ook geroepen, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen.” Hij heeft ons geroepen. En dan zegt vers 25-26, “Zoals Hij ook in Hosea zegt: Ik zal Niet-Mijn-volk noemen: Mijn volk, en de Niet-geliefde: Geliefde. En het zal zijn dat op de plaats waar tegen hen gezegd was: U bent Niet-Mijn-volk, daar zullen zij kinderen van de levende God genoemd worden.”
We zien hier dus een uitverkoren volk dat geroepen en gekozen is door God. En iedere Christen die de Bijbel gelooft, gelooft in de leer van de uitverkiezing. Je kunt de Bijbel niet geloven en de uitverkiezing ontkennen. We hebben dit al eerder gezien. In het Oude Testament hebben we gezien hoe God voor zichzelf een volk gekozen heeft, Israël. Zij waren het volk van God. Vanaf het begin van dit boek is het duidelijk dat God Abraham en zijn nageslacht, Genesis 12, gekozen heeft om Zijn speciale volk te zijn. Het hele Oude Testament draait hierom.
Ik wil hier niet alle teksten noemen, maar lees ook Deuteronomium 7:7-8, God zegt tegen Zijn volk, “Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft de HEERE liefde voor u opgevat en u uitgekozen, want u was het kleinste van al de volken. Maar vanwege de liefde van de HEERE voor u, en om de eed die Hij uw vaderen gezworen had, in acht te nemen, heeft de HEERE u met sterke hand uitgeleid en heeft Hij u verlost uit het slavenhuis, uit de hand van de farao, de koning van Egypte.”
Dat is het Oude Testament en in het Nieuwe Testament spreekt Jezus er in Johannes 6 over hoe de Vader mensen aan Hem geeft. Johannes 15:16 zegt, “Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht zou blijven.” In het Oude Testament zien we dus dat God duidelijk een volk gekozen heeft uit alle andere volken en in het Nieuwe Testament zien we hoe Jezus duidelijk Zijn discipelen uitkiest.
We zien het dus in de Schrift, maar we weten het ook uit ervaring. Niet één Christen feliciteert zichzelf met zijn bekering. Niet één Christen zegt, “Ik heb mezelf gered.” Dat zeggen we niet. We zeggen, “Ik ben gered; God heeft mij gered.” We weten dat ook andere Christenen zo tot Christus komen. Daarom bidden we dat God mensen tot Christus brengt. Daarom bidden we voor de volken. We bidden voor het grootste niet-evangeliseerde eiland op aarde omdat God hen tot zich moet trekken. We weten dit dus uit de Schrift en uit de ervaring.
Wie roept Hij?
Dit alles roept de vraag op: Wie roept Hij? Aan welke voorwaarden moeten we voldoen om door God geroepen te worden? Ik wil dat je ziet dat de Bijbel in Romeinen 9 leert dat Gods roeping tot redding onvoorwaardelijk is. Het is onvoorwaardelijk. Het is niet gebaseerd op voorwaarden waaraan iemand heeft voldaan. Paulus spreekt in de verzen 6-13 over het Joodse volk. Hij schrijft deze woorden in een tijd waarin veel Joden dachten dat ze bij Gods volk hoorden omdat ze als Jood geboren waren. Maar Paulus zegt in vers 6, “Niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël.” Dit is een soort woordspeling. “Niet iedereen die geboren wordt onder het Joodse volk is echt Israël, Gods volk.” Vervolgens lezen we in vers 8, “Niet de kinderen van het vlees zijn kinderen van God, maar de kinderen van de belofte worden als nageslacht gerekend.” Het gaat er dus niet om of je in een bepaalde familie geboren wordt.
Vervolgens gebruikt hij een voorbeeld. Jacob en Ezau. Jacob en Ezau hadden dezelfde moeder en dezelfde vader en waren slechts een paar minuten na elkaar geboren. Alles leek hetzelfde voor hen. Maar luister naar de verzen 11-13, laat dat tot je doordringen, “Want toen de kinderen nog niet geboren waren, en niets goeds of kwaads gedaan hadden – opdat het voornemen van God, dat overeenkomstig de verkiezing is, stand zou houden, niet uit de werken, maar uit Hem Die roept – werd tot haar gezegd: De meerdere zal de mindere dienen. Zoals geschreven staat: Jakob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat.”
Hier zien we dus Jacob en Ezau en Jacob was blijkbaar niet op dezelfde manier geroepen als Ezau. Jacob was niet op dezelfde manier geliefd als Ezau. Jacob was op een andere manier uitverkoren dan Ezau. En het hele punt is dat dit niets te maken had met Jacob of Ezau. Het had alleen te maken met God. Gods roeping tot redding heeft volgens Paulus dus niets te maken met wie wij zijn. Je bent geen onderdeel van Gods volk op grond van het gezin waarin je fysiek geboren bent.
Dit is waar voor het volk Israël, het Joodse volk, en voor iedereen die dit leest. Niemand van ons maakt deel uit van Gods gezin vanwege het fysiek gezien waarin we geboren zijn. Het heeft niets te maken met wie we zijn, waar we vandaan komen of wat we gedaan hebben. De tekst zegt, “…toen de kinderen nog niet geboren waren, en niets goeds of kwaads gedaan hadden… niet uit de werken, maar uit Hem Die roept…” Je kunt niets doen om je redding te verdienen. Je kunt niets doen om je roeping tot redding te verdienen. Het is niet gebaseerd op wie wij zijn, wat wij gedaan hebben of hoe we zouden reageren.
Sommigen hebben dit gedeelte genomen, en andere gedeelten als deze, en gezegd, “God roept de mensen waarvan Hij weet dat ze zullen reageren.” Ze zeggen, “God wist dat Jacob in geloof zou reageren, daarom riep God hem.” Of, “God weet vandaag wie er zal reageren met geloof en diegenen roept Hij.” Nee, dat mist de hele betekenis van de tekst. Wat dit gedeelte juist zegt is dat het niet gebaseerd is op wie wij zijn, wat wij gedaan hebben, wat wij zullen doen of hoe wij zullen reageren in een bepaalde situatie. Het is allemaal gebaseerd op God. Dat is ook het hele punt in Deuteronomium 7:7-8, “Niet omdat jullie zo’n geweldig en groot volk waren, maar omdat Ik jullie liefhad.”
Koos Jezus Zijn discipelen omdat ze de meest geschikte kandidaten waren om een beweging te leiden die de wereld zou doen beven? Nee! Deze jongens waren zeker niet het beste gereedschap, en dat is het punt. Hun roeping en uitverkiezing was niet gebaseerd op iets in hen. Het was gebaseerd op Christus. Het was niet afhankelijk van een mens. Alles hing af van God. Mis niet wat de Bijbel hier zegt. God had Jacob lief op een manier waarop Hij Ezau niet liefhad, en dat had niets te maken met Jacob of Ezau. Het had alleen te maken met God.
Wil God dat iedereen gered wordt?
Dit roept zoveel vragen op. Probeer me daarom te volgen voordat je me een e-mail stuurt. Laten we een paar stappen terug doen en hierover nadenken in het licht van de rest van de Bijbel. Sommigen van jullie zullen denken, en het is goed dat jullie dit denken, “Wil God dan niet dat iedereen gered wordt? Heeft God niet iedereen lief?”
2 Petrus 3:9 zegt, “Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen.” Dat geliefde vers in Johannes 3:16 zegt, “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.” Zijn deze verzen waar? Deze vraag is makkelijk. Zijn deze verzen in de Bijbel waar? We roepen het uit. “Ja!” Deze verzen zijn waar. Maar dat betekent ook dat Romeinen 9:11-13 waar is.
Twee soorten wil
Ik zal nu proberen dit bij elkaar te brengen. Denk er op twee verschillende manieren over na. Onthoudt allereerst dat we Gods wil op meerder manieren kunnen zien. De Bijbel spreekt op verschillende manier over Gods wil. Soms spreekt de Bijbel over “Gods geopenbaarde wil: Wat Hij verklaart in Zijn Woord.” God geeft geboden waarmee Hij Zijn verlangen verklaart. “U zult niet doodslaan.” Dat is de wil van God: Vermoord niemand. En, “Vlucht weg van de hoererij,” “Lieg niet.” Dat is allemaal Gods wil. Maar we zijn die wil vaak ongehoorzaam, toch? Ja, we liegen bijvoorbeeld. En als we liegen, doen we dan niet Gods wil? Nee, in zeker zin doen we dan niet wat Hij wil. Hij heeft gezegd, “Lieg niet.”
We hebben gelogen terwijl Hij dat niet wil. Maar in zeker zin kan het toch ook de wil van God zijn als we liegen. Luister goed. Soms spreekt de Bijbel over “Gods verborgen wil: Wat Hij bepaald in deze wereld.” Job 14:5, “Als zijn dagen vastgesteld zijn, het getal van zijn maanden bij U bekend is, en U zijn grenzen bepaald hebt, die hij niet kan overschrijden.”
Dit is de werkelijkheid. Wij weten niet hoeveel dagen we hebben. Dat is verborgen. Maar God weet het, Hij heeft het aantal dagen bepaald. Alles wat Hij bepaald, wat Hij besluit, zal gebeuren. Jesaja 14:24 zegt, “Voorwaar, zoals Ik het Mij voorgenomen heb, zo zal het gebeuren, en zoals Ik het besloten heb, zal het tot stand komen.”
In zekere zin kunnen we Gods wil zien in alles wat er gebeurt in heel de schepping omdat God daar soeverein over is. God is soeverein over elke gebeurtenis, iedere daad en elk detail van de schepping. Er is niets wat God verrast. Hij is soeverein over elk detail. Als ik dan lieg, doe ik dan Zijn wil niet? Nee, je doet niet Zijn geopenbaarde wil, “Lieg niet.” Maar als ik lieg doe ik toch Gods verborgen wil. Ik overrompel God niet. Hij is soeverein over goed en kwaad.
Dit is heel moeilijk. Laat me je het perfecte voorbeeld geven. Denk aan de kruisiging, het kruis van Christus. Was de moord op Christus aan het kruis Gods wil? Ja en nee, toch? Nee in de eerste betekenis, Zijn geopenbaarde wil. Gods Woord zegt, “U zult niet doodslaan.” En zij vermoordden Hem. Daarin deden ze Gods wil niet. Maar God leunde zeker niet achterover in de hemel hopend dat ze dit zouden doen om zo het plan van Zijn redding te voltooien. Nee. Handelingen 4:27-28 zegt, “Want, in waarheid, tegen Uw heilig Kind Jezus, Die U gezalfd hebt, zijn Herodes en Pontius Pilatus samen met de heidenen en de volken van Israël bijeengekomen, om alles te doen wat Uw hand en Uw raadbesluit van tevoren bepaald had dat er gebeuren zou.” Jesaja 53:10 zegt, “Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen.” Het was dus zeker zoals Hij het besloten had, al riep Hij niet op tot moord. Begrijp je dit? Je ziet ze in deze teksten allebei en dat is belangrijk.
Nu komen we terug bij de eerdere vraag. Wil God dat iedereen gered wordt? Ja en nee. Ja, in Zijn verklaarde wil. Dit zagen we in 2 Petrus 3:9, Johannes 3:16 en ook 1 Timotheüs 2:3 zegt, “…onze Zaligmaker, Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.” Ja! Maar, in de tweede betekenis van Zijn wil, in Zijn besluit, is iedereen gered? Nee. Loopt het dan uit de hand? Nee. Alles is onder controle en niet iedereen wordt gered. Hij is daar soeverein over.
Meerdere soorten liefde
Onthoud dus dat we Gods wil op verschillende manieren kunnen zien. En onthoud als tweede dat er meerdere dimensies zijn van Gods liefde. In de Schrift, Gods Woord, zien we Zijn liefde op verschillende manieren. Ik wil je twee manieren laten zien. Allereerst Zijn algemene liefde voor alle mensen, “Zo lief had God de wereld…” zegt Johannes 3:16. Dat is helemaal waar. God heeft de wereld lief. 1 Johannes 2:2 zegt dat Jezus een verzoening is voor onze zonden, “en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld.” God bezit dus zekere een algemene liefde voor de wereld.
Maar in de Schrift zien we ook dat God een bijzondere liefde heeft voor sommige mensen. Er is duidelijk een verschil tussen Zijn liefde voor Jacob en Ezau. In Deuteronomium 7 zien we duidelijk een verschil tussen Zijn liefde voor Israël en al deze andere volken. Er is verder een duidelijk verschil tussen de manier waarop Jezus Zijn discipelen liefhad en alle anderen. Efeze 5:25 spreekt erover hoe Christus de gemeente heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgegeven. We moeten dus voorzichtig zijn wanneer we over Gods liefde spreken. Soms zeggen we, “God heeft iedereen op dezelfde manier lief.” Wees voorzichtig. Zeker, op een bepaalde manier is dit waar. In zekere zin heeft Hij iedereen lief, maar er is ook een manier waarop Hij sommigen op een bijzondere manier liefheeft.
Blijf er nog even bij, we weten dat dit waar is. Het voelt vreemd, maar denk met mij mee. Er zijn mensen die gereageerd hebben op Gods liefde, ze hebben hun vertrouwen op Christus gesteld en zullen voor eeuwig van Zijn liefde genieten. Maar er zijn anderen die Gods liefde in Christus verwerpen en wanneer zij sterven zullen ze eeuwig van Gods liefde gescheiden zijn. Gods liefde ziet er voor hen veel anders uit dan voor de eersten. Zie je het verschil?
Wie Hij roept wordt gered
Laten we nu terugkeren naar Romeinen 9. Dit is belangrijk, wanneer we het hebben over Gods roeping tot redding, hebben we het erover wat Gods besloten heeft in de wereld op grond van Zijn bijzondere liefde voor sommige mensen. Met andere woorden, het tweede deel van onze betekenis van Gods wil en dimensie van Zijn liefde. Dit is wat Romeinen 9 zegt. Romeinen 9 spreekt over een bijzondere liefde voor een bepaald volk in de wil van Zijn besluit. Maar dit doet de werkelijkheid niet teniet dat Hij iedereen liefheeft en ernaar verlangd dat iedereen Hem reddend leert kennen.
Waar is dit dus allemaal op gebaseerd? We hebben gezien dat dit niet gebaseerd is op voorwaarden waaraan wij moeten voldoen. Het is gebaseerd op God en God alleen. Zijn roeping tot redding is onvoorwaardelijk, niet op grond van iets wat wij kunnen doen of verdienen. En Zijn roeping tot redding is effectief. Met andere woorden, het bereikt het beoogde effect. Dit is wat Paulus ons hier in Romeinen 9 duidelijk maakt. Paulus zegt, “Gods Woord is niet vervallen. Wat God van plan is doet Hij. Degenen die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd, en hen die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt. Wat God begint maakt Hij af.”
Gods plan hier in Romeinen 9 met het Joodse volk is niet mislukt. De werkelijkheid is dat Hij nooit belooft heeft dat iedereen die geboren is in een Joods gezin onderdeel zou zijn van Zijn volk. De werkelijkheid is dat alleen zij die Hij geroepen heeft onderdeel zijn van Zijn volk. En degenen die Hij geroepen heeft, zijn gered. Hij is trouw aan Zijn Woord. En we weten dit omdat dit niet afhankelijk is van mensen maar omdat het afhankelijk is van God.
Vernederende werkelijkheid
Als je dit tot je door laat dringen zal dit je dwingen tot diepe nederigheid. Dwingt dit je niet tot nederigheid? Te weten dat de grond voor je redding niet gebaseerd is op jouw toewijding aan God, maar op Gods toewijding aan jou. Te weten dat God jou allang gekozen had voordat jij er ook maar aan dacht om Hem te kiezen. Weten we niet dat dit waar is? Charles Spurgeon zegt het zo, “Ik geloof in de leer van de uitverkiezing omdat ik nooit voor God gekozen zou hebben als God mij niet gekozen had. En ik weet zeker dat Hij mij gekozen heeft voordat ik geboren was, want nadien had Hij mij nooit gekozen. Hij moet mij voor onbekende redenen gekozen hebben want ik kan in mijzelf geen enkele reden vinden waarom Hij met deze bijzondere liefde naar mij omgezien heeft. Ik kan dus niet anders dan dit Bijbelse onderwijs aanvaarden.”
Luister naar de woorden van Malcolm Muggeridge, een briljante Christelijke denker en spreker voor God. Hij zegt, “Hoe ver en snel ik ook vluchtte, toch zag ik over mijn schouders steeds een glimp van U aan de horizon. Dan vluchtte ik nog sneller, nog verder en dacht triomfantelijk, ‘Nu ben ik aan Hem ontsnapt.’ Maar nee, ook dan kwam U mij achterna. Ik kon niet ontsnappen.” Hij zegt, “Ik heb nooit een God gewild of gevreesd, ik heb nooit een God willen uitdenken. Helaas ben ik tot de conclusie gekomen dat God mij wil.”
Welke andere verklaring kan er voor jouw redding zijn dan de soevereine genade van God? Dit werkt nederigheid in ons en hoop voor anderen. Bedenk dat niemand die God roept, hoe hard diegene ook wegvlucht, de lokkende kracht van Zijn genade kan ontvluchten. O gelovigen, laat dit je vernederen. O ongelovigen, laat dit je moed geven. Niemand verdient de genade van God om gered te worden.
We verdienen Gods genade niet
Dat is het hele punt. Dat het volgende wat Paulus in dit gedeelte duidelijk maakt. We kunnen Gods verkiezing niet ontkennen en we verdienen Gods genade niet. We verdienen het niet. De directe vraag die in vraag 14 opkomt is, “Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God?” Als God uitkiest, roept en Zijn liefde uitstort op sommigen en niet op anderen, maakt dat God onrechtvaardig? Dat is een goede vraag.
Daarom haalt Paulus Exodus 33 aan, waar God zegt, “Ik zal genadig zijn voor wie Ik genadig zal zijn, en Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontfermen zal.” Laat me je daar even de context van geven. Weet je nog? Mozes ontmoette God op de berg Sinaï en het volk was aan de voet van de berg. Weet je nog wat ze daar deden? Ze aanbaden een gouden kalf. Ze maakten een afgod waar ze voor neerknielden, ze gaven zich over aan de feestvreugde. Ze waren in opstand gekomen tegen God, allemaal, behalve Mozes.
Daarom zegt God, “Ik zal ze allemaal ombrengen. Het loon op de zonde is de dood.” Maar Mozes pleit en smeekt voor zijn volk op vrijwel dezelfde manier als Paulus hier in Romeinen 9. Mozes zegt, “Schrap mij alstublieft uit Uw boek als dat nodig is.” God zegt, “Ik zal hen sparen en er maar 3000 ombrengen.” Onder die menigte stierven er dus maar 3000. De vraag is nu, was het onrechtvaardig van God dat die 3000 stierven? Absoluut niet! Een ieder van hen verdiende de dood, toch? Als het loon op de zonde de dood is, dan verdiende een ieder die verdiende uitbetaling, de gewettigde betaling. En het is alleen de pure genade van God dat ze niet allemaal stierven.
Het is niet onrechtvaardig van God om maar een enkeling om te brengen. Neem deze gedachten nu mee naar Romeinen 9. Dit is wat Paulus zegt, “Sommigen worden door God geroepen, anderen roept God niet op dezelfde manier.” Zodra we dat horen komt er in onze gedachten en klinkt het uit onze mond, “Dat is oneerlijk!” Denk je ook niet dat dat oneerlijk is? Wees hier echter heel voorzichtig, want zodra we dat denken laten we zien dat we zien dat we diep van binnen denken dat God de redding aan iedereen verschuldigd is. We denken dat we recht hebben op redding. “God moet ze allemaal redden.” Dat is de fundamentele gedachte.
We denken dat het oneerlijk is terwijl in werkelijkheid niemand recht heeft op redding, God is niemand redding verschuldigd. Dit is de werkelijkheid. Dit is het punt van het Evangelie. Het zou terecht zijn als God ons allemaal zou veroordelen. Als God alleen zou handelen op grond van recht, dan zou een ieder van ons voor eeuwig naar de hel gaan. Waarom? Omdat God ons in liefde gemaakt heeft om van Hem te genieten, Hem te kennen, met Hem te leven en Hem te aanbidden. En een ieder van ons is in opstand gekomen tegen Hem. We hebben ons van Hem afgekeerd naar onze eigen wegen. We hebben gezondigd tegen een oneindig heilige God en we verdienen een oneindige dood.
De werkelijkheid is dat we maar op één ding recht hebben en als God ons dat geeft, zou dat niets afdoen van zowel Zijn gerechtigheid als Zijn liefde. Het is alleen de pure genade van God dat Hij genadig is om sommigen te redden. In de verzen 17-18 lezen we over Farao en Mozes om te laten zien dat God Zijn gerechtigheid toont aan de één, Farao, en Zijn genade aan de ander, Mozes. Als we veroordeeld worden is God rechtvaardig. Maar ook als Hij ons genadig is, blijft Hij rechtvaardig.
We durven Gods gezag niet uit te dagen
We kunnen Gods verkiezing niet ontkennen, we verdienen Gods genade niet en we durven Gods gezag niet uit te dagen. Ik wil hier voorzichtig zijn, want ik weet dat je dit vandaag niet meer allemaal kunt verwerken. Er is veel om over na te denken. Maar ik wil je aansporen om ook voorzichtig te zijn wanneer je dit verwerkt. Als je met deze dingen worstelt kun je geneigd zijn om God ter verantwoording te roepen. Paulus haalt er in vers 19 een tegenwerping bij, “U zult dan tegen mij zeggen: Wat heeft Hij dan nog aan te merken? Want wie heeft Zijn wil weerstaan?” Dit is een tegenwerping van iemand die God schuldig stelt aan de zondigheid van de mens. Paulus antwoordt onmiddellijk in vers 20, “Maar, o mens, wie bent u toch dat u God tegenspreekt? Zal ook het maaksel tegen hem die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt u mij zó gemaakt? Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit dezelfde klomp klei het ene voorwerp tot een eervol, het andere tot een oneervol voorwerp te maken?”
O vergeet dit niet! Hij, God, is de Schepper, wij zijn Zijn schepsel. Wij zijn als de klei en Hij is de Pottenbakker. Hij is vrij en heeft macht over ons om met ons te doen wat Hij het beste vind. Hij is oneindig wijs en oneindig goed. Hij heeft alle macht over ons, Hij heeft elk recht op ons. Hij is de eigenaar, wij zijn Zijn eigendom. Hij heeft het recht om sommigen te maken voor eervol gebruik en anderen tot oneervol gebruik. We liggen allemaal in Zijn handen om door Hem gebruikt te worden zoals Hij ons in Zijn wijsheid vormt. Simpel gezegd, Hij is God, wij niet.
Zie je wat Paulus hier doet? Steeds weer haalt hij Gods woorden uit het Oude Testament aan. Hij laat zien dat God zelf, te midden van al deze vragen, heel duidelijk zegt, “Ik ben God. Ik heb alles in de hand. Jij bent God niet en jij hebt het niet in de hand. Wees daarom stil.”
We zijn zo geneigd om dit onderscheid tussen Schepper en schepsel te vergeten. Als ik dit gedeelte zie, kan ik het niet laten om aan opvoeden te denken. Misschien heb je ook wel kinderen die worstelen met het onderscheid tussen ouder en kind, kinderen die hun plek niet kennen. Het is verbazend dat mijn zoontje van twee het soms beter denkt te weten dan ik. Hij kan me zo uitdagen en opstandig volhouden dat hij gelijk heeft terwijl zijn 32 jaar oude vader weet dat hij het verkeerd heeft.
Als dat onderscheid er is tussen een jongetje van 2 en iemand van 32, stel je dan de grootte van het onderscheid voor tussen iemand van 32 en een God die tijdloos en eeuwig is. Hij kent miljarden en miljarden geheimen waar wij geen enkel benul van hebben. Hij heeft alle kennis over alles wat jij niet weet, en toch zijn we geneigd om dat te vergeten en God ter verantwoording te roepen. We hebben niet het recht om Zijn wegen te oordelen, want Hij heeft het recht om te doen wat Hij wil. O, wees voorzichtig, als je hiermee worstelt, om niet de rol van God te spelen en te denken dat jij weet hoe Hij moet handelen.
Wees voorzichtig om te denken, of zelfs te zeggen, “Mijn manier zou veel beter zijn dan Uw manier.” Dat is de essentie van zonde. Ga die kant niet op. Ons hart is lang niet goed genoeg om de goedheid van God te meten. Onze verstand is te beperkt om Gods wijsheid te kunnen meten. De tegenwerping die we eerder lazen probeert God de schuld te geven van de zondigheid van de mens.
We moeten onze verantwoordelijkheid niet verkleinen
Dit leidt tot het laatste deel. We kunnen Gods verkiezing niet ontkennen, we verdienen Gods genade niet, we durven Gods gezag niet uit te dagen en we moeten onze verantwoordelijkheid niet verkleinen. Ik wil je dit laten zien omdat dit zo belangrijk is. We zien duidelijk in Romeinen 9 dat God soeverein is. Hij is soeverein over de natuur, de mens, de gebeurtenissen en alles in de schepping. Hij is soeverein over Zijn liefde en genade.
Hij is soeverein en wij zijn verantwoordelijk. Iemand kan tegenwerpen dat de mens niet verantwoordelijk is voor zijn zonde als Hij niet tegen Gods wil in kan gaan. Maar wat we hier zien is precies het tegenovergestelde. De mens is verantwoordelijk in zijn zonde. Farao is een goed voorbeeld. Wanneer je in Exodus leest over Farao, zie je steeds weer dat God het hart van Farao verhardt.
Maar je ziet ook dat Farao zijn hart verhardde en je ziet dat Farao verantwoordelijk gehouden wordt voor zijn zondige ongehoorzaamheid. Dit zien we door de hele Schrift. Het zou een ernstige misvatting zijn om Romeinen 9 te lezen en te denken dat we robots zijn die op een bepaalde manier geprogrammeerd zijn en het product zijn van goddelijk fatalisme zonder vermogen om beslissingen te nemen waarvoor we verantwoordelijk zijn. Dat leert de Schrift niet. De Schrift leert dat wanneer je zondigt, je de gevolgen daarvan ervaart. Je kunt niet naar God wijzen en zeggen, “U deed dit.”
Is God daar soeverein over? Ja. Ben jij daar verantwoordelijk voor? Ja. Denk weer aan de kruisiging van Christus. Zijn de Romeinse soldaten, Herodes, Pilatus en de Joodse leiders verantwoordelijk voor de dood van Christus? Absoluut, zij zijn verantwoordelijk. Is God daar soeverein over? Absoluut, God is soeverein over elk detail daarvan. Hoe komt dat samen? Dat is een mysterie. Het is geen tegenstrijdigheid, het is een mysterie. Hoe kan God soeverein zijn en de mens tegelijkertijd verantwoordelijk?
Een paar maanden geleden vloog ik naar Indonesië. Ik moest op maandagmorgen op het vliegveld zijn. We hadden een strak schema. We hadden maar een paar uur om in Atlanta te komen. Daar moesten we die vlucht halen naar de andere kant van de wereld en zodra we uit het vliegtuig stapten moest ik preken. Dus we moesten erg haasten.
Op het vliegveld aangekomen hoorden we dat onze vlucht een half uur vertraging had. Dat werd een uur, anderhalf uur, twee uur. We vroegen of we geen andere vlucht moesten regelen. Dat hoefde niet, alles zou goed komen verzekerde de luchtvaartmaatschappij. Drie uren gingen voorbij, vier uur. Toen bleek het vliegtuig niet te komen. We vroegen hoe we dan in Indonesië konden komen. Het leek erop dat we 24 uur vertraging zouden omdat we de enige vlucht die zou gaan gemist hadden.
Dit konden we niet hebben. Het koste ons meer dan 60 uur om in Indonesië te komen. Was God daar soeverein over? Absoluut. Hij was over elk detail soeverein. Iemand anders preekte die het waarschijnlijk veel beter deed dan ik en Gods heerlijkheid werd bekend gemaakt. God was volkomen soeverein. Maar, de luchtvaartmaatschappij was absoluut verantwoordelijk. God had het in de hand maar de luchtvaartmaatschappij moest betalen. Dat is hoe het werkt. Zie je hoe het samen komt?
We leven om Gods genade bekend te maken
Dit is de werkelijkheid die Paulus ons laat zien. En hiermee wil ik afsluiten. Het punt is dat iedereen hier verantwoordelijk is voor de manier waarop we reageren op Christus. Daarom zegt hij aan het einde van Romeinen 9 en 10 dat de Joden hun vertrouwen in geloof op God moeten stellen. En dit geldt ook voor ons.
Op een dag zal een ieder van ons voor God staan. Je zult verantwoordelijk gehouden worden voor wat je met Christus hebt gedaan. Je zult niet kunnen zeggen, “U was soeverein, ik ben niet verantwoordlijk.” Absoluut niet. Je zult er verantwoordelijk voor zijn op die dag of je Christus aangenomen of verworpen hebt. Je zegt, “Nou, dat is helemaal aan God.” Zeker, en hiermee wil ik afsluiten: We leven voor de glorie van God.
Laat alle verbijsterende vragen en alles wat door je hoofd tolt even los. Leg het even neer en luister hiernaar.
Als je dit leest en je vertrouwen nog nooit op Christus gesteld hebt, wat moet je hier dan mee? Als je je vertrouwen nog nooit op Hem gesteld hebt, dan is het voor jou niet de vraag of je bij de uitverkorenen hoort. Daar gaat het niet om. Het gaat erom dat je ziet dat je in je zonde tegen God in opstand gekomen bent. Je verdient Zijn toorn, Zijn heilige en rechtvaardige toorn. Maar, in genade heeft Hij Zijn Zoon gezonden. God in het vlees om Zijn toorn over de zonde aan het kruis te dragen en Zijn macht over de zonde te tonen in de opstanding, zodat iedereen die in Hem gelooft voor eeuwig behouden zal worden. Dat is Romeinen 10.
“Want ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zal zalig worden.” (Romeinen 10:13) We hebben het over Gods roeping gehad. En voor ons geldt dat wij Zijn naam moeten aanroepen, en iedereen die Zijn naam aanroept zal behouden worden. De uitnodiging komt dus tot een ieder van ons die Christus niet kent. Vertrouw op Hem. Kniel voor Hem neer en ontvang de genade van Christus. Hij vergeeft vrij. Hij bedekt je zonden vrij. Al je schuld en schaamte, Hij bedekt het. Niet op grond van iets wat jij gedaan hebt of kon doen, maar alleen en puur op grond van Zijn genade.
Vertrouw daarom vandaag op Zijn genade. En als je dat doet, en voor iedereen die dat gedaan heeft: de enige reden waarom je Hem aangeroepen hebt is omdat Hij jou eerst geroepen heeft. De enige grond voor jouw redding is de wonderlijke, mysterieuze genade van God. Christen, verheug je daarom in Zijn genade. Verheug je in de oorverdovende en overweldigende realiteit dat er niets is in jou wat Hem naar jou toe brengt en toch kwam Hij je achterna. Weet dit: Hij die dit werk in jou begonnen is zal het trouw afmaken en er is inderdaad geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn. En inderdaad, alles, zelfs de moeilijkste dingen in je leven, zal meewerken ten goede. Hij zal trouw zijn aan Zijn beloften. Verheug je in die genade en verkondig vervolgens die genade.
Ik zei dat we hiermee zouden eindigen. Verkondig Zijn genade. Hier hebben we het steeds over, toch? We spreken over die dag waarop elke stam, taal en volk vertegenwoordigd zal zijn rondom de troon waar ze Christus aanbidden. Hoe weten we dat dit zal gebeuren? Omdat God het zal laten gebeuren. Omdat God uit elke stam, taal en volk en uit al die onbereikte bevolkingsgroepen mensen zal roepen. En dit is zo mooi. Met de genade van God in ons hart en de missie van God in ons leven, maken we Zijn genade bekend.
Wanneer we deze genade geloven, zullen we niet veroordelend achterover leunen en vragen waarom Hij hen niet redt. Nee, we zullen ons leven geven, besteden om Zijn genade bekend te maken aan iedereen. Je zegt, “Maar ik weet niet wie er uitverkoren zijn.” Precies, dat weet je niet. Verkondig dit dus overal waar je bent. Verkondig dit overal waar je heen gaat en wees er zeker van dat dit vergezeld zal gaan met de kracht van de Heilige Geest. God zal mensen tot zich roepen, Hij zal laten zien dat het Evangelie niet iets is waarvoor je jezelf hoeft te schamen omdat het inderdaad de kracht van God is tot behoud voor iedereen die gelooft.