“Na deze dingen kwam het woord van de HEERE tot Abram in een visioen: Wees niet bevreesd, Abram, Ik ben voor u een schild, uw loon zeer groot.” (Genesis 15:1)
De volle betekenis van dit “woord van de HEERE,” dat “tot Abram kwam in een visioen,” kan alleen begrepen worden door de gebeurtenissen uit het vorige hoofdstuk te overwegen. Nooit was er zo’n ongelijke strijd geweest als tussen Abraham en deze machtige koningen [die Lot hadden ontvoerd]. Met zijn 318 knechten had hij duizenden, misschien wel tienduizenden, achtervolgd, overwonnen en verhinderde hun plannen. Hij had werkelijk zijn leven in de waagschaal gesteld en met wonderbaarlijke moed het gevaar getrotseerd. Direct daarna komt God tot hem met “Ik ben voor u een Schild.” Hij had bovendien de buit aan anderen gegeven en niets voor zichzelf gehouden; en God zegt “Ik ben uw zeer grote loon.” Hij had beide dingen gedaan in eenvoudig geloof, zonder voorafgaand bevel, belofte of verzekering van succes. En nadat God zo zijn geloof had beproefd, komt Hij tot hem met een gezegend woord van verzekering: sprekend tot hem in een gezicht en hem bij name noemend.
Laten we stilstaan bij:
1. Het woord van bemoediging
“Vrees niet, Abram.” Het is God die spreekt. Hij noemt Abram bij naam, als iemand die vertrouwelijk met Hem omgaat, en ongetwijfeld herkende Abram de troostende stem en bemoedigende woorden. Hoe vaak komen we in de Schrift het goddelijke “vrees niet” tegen; hoe bereid is God om dit uit te spreken, zoals een vader tegen zijn bevende kind. Tegen Izak zei Hij: “Vrees niet, want Ik ben met u” (Genesis 26:24). Tegen Jakob zei Hij: “Ik ben God, de God van uw vader; wees niet bevreesd om naar Egypte te trekken.” (Genesis 46:3). Herhaaldelijk zei Hij hetzelfde tegen Israël: “Vrees niet, want Ik ben met u” (Deuteronomium 31:6, Jesaja 41:10). En in veel gevallen, zoals hier, noemt Hij de naam van degene die Hij bemoedigt: vrees niet Zacharias, vrees niet Maria, vrees niet Paulus!
God gaat ervan uit dat Zijn dienaren reden tot vrees kunnen hebben, dat soms hun hart hen kan begeven: strijd van buiten en vrees van binnen; verdriet, stormen, gevaren, lasten, problemen, vijanden. Om de invloed hiervan op de ziel tegen te gaan en te bestrijden zegt Hij: “Vrees niet.” Ja, het is God, onze God, die zo spreekt. “Híj weet wat voor maaksel wij zijn en blijft bedenken dat wij stof zijn.” (Psalm 103:14) Hij kent de wereld waarin wij leven en weet dat die opstandig en vijandig is. Hij weet dat Satan tekeergaat en dat zijn legioenen overal zijn. Hij weet dat de geest wel gewillig is, maar het vlees zwak. En daarom zegt Hij tegen ons: Vrees niet, heb goede moed. Zo sprak Jezus op aarde, en zo spreekt Hij nog steeds vanuit de hemel.
2. Het woord van bescherming
“Ik ben voor u een schild.” Dit is werkelijk een goddelijke manier van uitdrukken, vol kracht en betekenis. God zegt niet “Ik bescherm u,” maar “Ik ben uw schild.” Dit laatste is veel sterker dan het eerste; net zoals de uitdrukking “Hij is onze vrede” veel sterker is dan “Hij geeft ons vrede,” of “Hij is onze gerechtigheid” sterker is dan Hij rechtvaardigt ons, of “Hij is onze schat” sterker is dan Hij maakt ons rijk. Hier verklaart God dat HIJZELF Abrahams schild is. En zo is Hij het schild van iedereen die Abrahams nageslacht is.
Het verleden, het heden en de toekomst zijn hier allemaal in begrepen.
(1.) Ik WAS voor u een schild. Hij was dat geweest in Abrahams geval; gedenkwaardig en wonderbaarlijk, in het recente conflict met deze invallers uit het oosten. Als God niet zowel zwaard als schild voor hem was geweest, hoe had hij dan zo’n conflict met zulke machtige strijdkrachten kunnen aangaan of er veilig uit kunnen komen? Zo is Hij voor ons geweest, zoals elke dag van ons leven heeft getuigd, een voortdurend en ondoordringbaar schild.
(2.) Ik BEN voor u een schild. Het is niet alleen het verleden dat getuigt van deze bescherming. Het gaat nog steeds door. Elke dag hebben we het schild nodig, elke dag hebben we het. Elke dag brengt een nieuw slagveld en een nieuwe vijand; een nieuw gevaar en een nieuwe aanval. Maar God is ons voortdurende schild. Rondom ons, boven en onder ons, onze complete wapenrusting, onze hoge toren. Dit is onze dagelijkse zekerheid.
(3.) Ik ZAL voor u een schild zijn. Abraham woonde te midden van vijanden, gevaren aan alle kanten; hij was een vreemdeling in een vreemd land; zonder een vriend behalve God. Hij krijgt de verzekering van voortdurende bescherming. Geen kwaad zal hem treffen, “elk wapentuig dat tegen u wordt vervaardigd, zal niets uitrichten,” geen vijand zal hem overwinnen of verwonden. God zegt tegen Zijn gemeente: “Ik zal voor u een schild zijn.” Haar woning is te midden van vijanden, zij is een lelie tussen de doornen, een schaap tussen de wolven. De wereld is tegen haar, de hel is tegen haar. Als God het zou toestaan, zou zij in een uur van de aarde weggevaagd worden. Zij heeft geen macht, geen vaardigheid tegen zo’n leger van dodelijke vijanden. Haar bekwaamheid, haar veiligheid is alleen van God. Hij is haar schild. Hij verdedigt haar niet alleen, maar Hij is haar schild.
Ja, ieder van ons kan zeggen: God is mijn schild, ik ben veilig, ik kan de wereld trotseren, ik kan de hel uitdagen. Ik zal meer dan overwinnaar zijn door Hem die mij heeft liefgehad. Nu veilig, veilig in de dagen die komen, veilig in conflict, veilig in kwade dagen, veilig in verdriet of in vreugde, veilig op een ziekbed of sterfbed, veilig voor altijd. God de HEERE is mijn zon en schild. Wie zal mij bang maken? Dit is meer dan zelfs het “schild van het geloof” en het “borstharnas van de gerechtigheid”; het is een goddelijk schild en het borstharnas, waarachter ik absoluut en volledig veilig ben. Jehovah Zelf staat tussen mij en het gevaar. Zijn almacht omringt mij. Ben ik niet voor eeuwig veilig?
3. Het woord van vergelding
Abraham had alles opgegeven en Ur van de Chaldeeën verlaten, hij had geweigerd zijn hand te leggen op de buit van de invallers die hij had verslagen, hij had alles van de aarde opgegeven, en nu komt God en belooft alles goed te maken door ZICHZELF te geven. Hij zegt niet: Ik zal u vergelden, maar Ik ben uw vergelding. Hoe krachtig zijn de woorden? (1.) Ik ben uw loon; (2.) Ik ben uw groot loon; (3.) Ik ben uw zeer groot loon. Hoe vol en rijk zijn deze woorden van belofte! Er is loon nu, en er is EEUWIG loon. God doet voor ons uitnemend overvloedig boven alles wat wij bidden of denken. Niet vergeving, dat hebben we al, het stijgt daar ver bovenuit; niet redding, het stijgt daar ver bovenuit; niet de hemel, noch heerlijkheid, het overstijgt dat allemaal. Het is God Zelf, Hij die de hemel der hemelen niet kan bevatten! Hij is ons loon – Hij – ZELF!
Hierin vinden we:
(1.) Kracht voor alles wat we moeten doen. Wat een aanmoediging, hier is troost en versterking! Hoe kunnen we moe worden van het goeddoen, of terugdeinzen voor gevaar? Jehovah is ons schild en onze vergelding.
(2.) Motief voor zelfverloochening en zelfopoffering. We worden hiertoe geroepen. Maar God geeft meer dan een gebod of roeping, Hij presenteert ons een motief – bescherming en eeuwige vergelding. Zullen we de overgave betreuren, als de vergelding zo groot is?
(3.) Een reden voor kalmte en standvastigheid. God is met ons. Wij staan aan Zijn kant, Hij staat aan de onze. Het is Zijn werk dat we doen, Zijn strijd die we voeren, niet die van onszelf. Laten we niet verstoord of bewogen worden. Laat geen tegenstand, provocatie, ergernis, nederlaag, triomf van het kwaad ons irriteren. Ons schild is Almacht. Ons loon is de volheid van God Zelf.
“Na deze dingen kwam het woord van de HEERE tot Abram in een visioen: Wees niet bevreesd, Abram, Ik ben voor u een schild, uw loon zeer groot.” (Genesis 15:1)
De volle betekenis van dit “woord van de HEERE,” dat “tot Abram kwam in een visioen,” kan alleen begrepen worden door de gebeurtenissen uit het vorige hoofdstuk te overwegen. Nooit was er zo’n ongelijke strijd geweest als tussen Abraham en deze machtige koningen [die Lot hadden ontvoerd]. Met zijn 318 knechten had hij duizenden, misschien wel tienduizenden, achtervolgd, overwonnen en verhinderde hun plannen. Hij had werkelijk zijn leven in de waagschaal gesteld en met wonderbaarlijke moed het gevaar getrotseerd. Direct daarna komt God tot hem met “Ik ben voor u een Schild.” Hij had bovendien de buit aan anderen gegeven en niets voor zichzelf gehouden; en God zegt “Ik ben uw zeer grote loon.” Hij had beide dingen gedaan in eenvoudig geloof, zonder voorafgaand bevel, belofte of verzekering van succes. En nadat God zo zijn geloof had beproefd, komt Hij tot hem met een gezegend woord van verzekering: sprekend tot hem in een gezicht en hem bij name noemend.
Laten we stilstaan bij:
1. Het woord van bemoediging
“Vrees niet, Abram.” Het is God die spreekt. Hij noemt Abram bij naam, als iemand die vertrouwelijk met Hem omgaat, en ongetwijfeld herkende Abram de troostende stem en bemoedigende woorden. Hoe vaak komen we in de Schrift het goddelijke “vrees niet” tegen; hoe bereid is God om dit uit te spreken, zoals een vader tegen zijn bevende kind. Tegen Izak zei Hij: “Vrees niet, want Ik ben met u” (Genesis 26:24). Tegen Jakob zei Hij: “Ik ben God, de God van uw vader; wees niet bevreesd om naar Egypte te trekken.” (Genesis 46:3). Herhaaldelijk zei Hij hetzelfde tegen Israël: “Vrees niet, want Ik ben met u” (Deuteronomium 31:6, Jesaja 41:10). En in veel gevallen, zoals hier, noemt Hij de naam van degene die Hij bemoedigt: vrees niet Zacharias, vrees niet Maria, vrees niet Paulus!
God gaat ervan uit dat Zijn dienaren reden tot vrees kunnen hebben, dat soms hun hart hen kan begeven: strijd van buiten en vrees van binnen; verdriet, stormen, gevaren, lasten, problemen, vijanden. Om de invloed hiervan op de ziel tegen te gaan en te bestrijden zegt Hij: “Vrees niet.” Ja, het is God, onze God, die zo spreekt. “Híj weet wat voor maaksel wij zijn en blijft bedenken dat wij stof zijn.” (Psalm 103:14) Hij kent de wereld waarin wij leven en weet dat die opstandig en vijandig is. Hij weet dat Satan tekeergaat en dat zijn legioenen overal zijn. Hij weet dat de geest wel gewillig is, maar het vlees zwak. En daarom zegt Hij tegen ons: Vrees niet, heb goede moed. Zo sprak Jezus op aarde, en zo spreekt Hij nog steeds vanuit de hemel.
2. Het woord van bescherming
“Ik ben voor u een schild.” Dit is werkelijk een goddelijke manier van uitdrukken, vol kracht en betekenis. God zegt niet “Ik bescherm u,” maar “Ik ben uw schild.” Dit laatste is veel sterker dan het eerste; net zoals de uitdrukking “Hij is onze vrede” veel sterker is dan “Hij geeft ons vrede,” of “Hij is onze gerechtigheid” sterker is dan Hij rechtvaardigt ons, of “Hij is onze schat” sterker is dan Hij maakt ons rijk. Hier verklaart God dat HIJZELF Abrahams schild is. En zo is Hij het schild van iedereen die Abrahams nageslacht is.
Het verleden, het heden en de toekomst zijn hier allemaal in begrepen.
(1.) Ik WAS voor u een schild. Hij was dat geweest in Abrahams geval; gedenkwaardig en wonderbaarlijk, in het recente conflict met deze invallers uit het oosten. Als God niet zowel zwaard als schild voor hem was geweest, hoe had hij dan zo’n conflict met zulke machtige strijdkrachten kunnen aangaan of er veilig uit kunnen komen? Zo is Hij voor ons geweest, zoals elke dag van ons leven heeft getuigd, een voortdurend en ondoordringbaar schild.
(2.) Ik BEN voor u een schild. Het is niet alleen het verleden dat getuigt van deze bescherming. Het gaat nog steeds door. Elke dag hebben we het schild nodig, elke dag hebben we het. Elke dag brengt een nieuw slagveld en een nieuwe vijand; een nieuw gevaar en een nieuwe aanval. Maar God is ons voortdurende schild. Rondom ons, boven en onder ons, onze complete wapenrusting, onze hoge toren. Dit is onze dagelijkse zekerheid.
(3.) Ik ZAL voor u een schild zijn. Abraham woonde te midden van vijanden, gevaren aan alle kanten; hij was een vreemdeling in een vreemd land; zonder een vriend behalve God. Hij krijgt de verzekering van voortdurende bescherming. Geen kwaad zal hem treffen, “elk wapentuig dat tegen u wordt vervaardigd, zal niets uitrichten,” geen vijand zal hem overwinnen of verwonden. God zegt tegen Zijn gemeente: “Ik zal voor u een schild zijn.” Haar woning is te midden van vijanden, zij is een lelie tussen de doornen, een schaap tussen de wolven. De wereld is tegen haar, de hel is tegen haar. Als God het zou toestaan, zou zij in een uur van de aarde weggevaagd worden. Zij heeft geen macht, geen vaardigheid tegen zo’n leger van dodelijke vijanden. Haar bekwaamheid, haar veiligheid is alleen van God. Hij is haar schild. Hij verdedigt haar niet alleen, maar Hij is haar schild.
Ja, ieder van ons kan zeggen: God is mijn schild, ik ben veilig, ik kan de wereld trotseren, ik kan de hel uitdagen. Ik zal meer dan overwinnaar zijn door Hem die mij heeft liefgehad. Nu veilig, veilig in de dagen die komen, veilig in conflict, veilig in kwade dagen, veilig in verdriet of in vreugde, veilig op een ziekbed of sterfbed, veilig voor altijd. God de HEERE is mijn zon en schild. Wie zal mij bang maken? Dit is meer dan zelfs het “schild van het geloof” en het “borstharnas van de gerechtigheid”; het is een goddelijk schild en het borstharnas, waarachter ik absoluut en volledig veilig ben. Jehovah Zelf staat tussen mij en het gevaar. Zijn almacht omringt mij. Ben ik niet voor eeuwig veilig?
3. Het woord van vergelding
Abraham had alles opgegeven en Ur van de Chaldeeën verlaten, hij had geweigerd zijn hand te leggen op de buit van de invallers die hij had verslagen, hij had alles van de aarde opgegeven, en nu komt God en belooft alles goed te maken door ZICHZELF te geven. Hij zegt niet: Ik zal u vergelden, maar Ik ben uw vergelding. Hoe krachtig zijn de woorden? (1.) Ik ben uw loon; (2.) Ik ben uw groot loon; (3.) Ik ben uw zeer groot loon. Hoe vol en rijk zijn deze woorden van belofte! Er is loon nu, en er is EEUWIG loon. God doet voor ons uitnemend overvloedig boven alles wat wij bidden of denken. Niet vergeving, dat hebben we al, het stijgt daar ver bovenuit; niet redding, het stijgt daar ver bovenuit; niet de hemel, noch heerlijkheid, het overstijgt dat allemaal. Het is God Zelf, Hij die de hemel der hemelen niet kan bevatten! Hij is ons loon – Hij – ZELF!
Hierin vinden we:
(1.) Kracht voor alles wat we moeten doen. Wat een aanmoediging, hier is troost en versterking! Hoe kunnen we moe worden van het goeddoen, of terugdeinzen voor gevaar? Jehovah is ons schild en onze vergelding.
(2.) Motief voor zelfverloochening en zelfopoffering. We worden hiertoe geroepen. Maar God geeft meer dan een gebod of roeping, Hij presenteert ons een motief – bescherming en eeuwige vergelding. Zullen we de overgave betreuren, als de vergelding zo groot is?
(3.) Een reden voor kalmte en standvastigheid. God is met ons. Wij staan aan Zijn kant, Hij staat aan de onze. Het is Zijn werk dat we doen, Zijn strijd die we voeren, niet die van onszelf. Laten we niet verstoord of bewogen worden. Laat geen tegenstand, provocatie, ergernis, nederlaag, triomf van het kwaad ons irriteren. Ons schild is Almacht. Ons loon is de volheid van God Zelf.
Horatius Bonar (1808-1889) was een prediker en dichter die verschillende boeken heeft geschreven om twijfelende zielen te leiden tot geloofszekerheid en prachtige liederen zoals “Ik hoorde Jezus’ zachte stem.” Deze reflecties zijn onderdeel van de serie “Licht en waarheid.”