Video volgt

Video volgt


“Hij vond hem in een woestijngebied, in een woeste, huilende wildernis. Hij omringde hem, Hij onderwees hem, Hij beschermde hem als Zijn oogappel.” (Deuteronomium 32:10)

We zouden dit figuurlijk kunnen opvatten, over Abraham in Chaldea; of over Israël in Egypte; maar Mozes spreekt letterlijk over de Sinaïtische woestijn, en over Israël daar. Zodra ze de Rode Zee waren overgestoken, werden ze zwervers in de woestijn. Daar vond God hen; Hij kwam naar hen toe. Het was werkelijk een woestijnland; zonder brood, of water, zonder woningen, of steden. Enkel hitte, dorheid, gevaar, verschrikking.

Hij ontmoette hen, Hij kwam naar hen toe, Hij nam hen bij de hand, en werd hun gids (Deuteronomium 1:31,33; Nehemia 9:19); overdag en ‘s nachts bewaarde en leidde Hij hen, veertig jaar lang. Hij onderwees, beschermde en waakte over hen alsof zij het kwetsbaarste deel van Zijn kwetsbaarste lichaamsdeel waren geweest. Zo was de geschiedenis van Israël, tot zij naar Kanaän werden gebracht; en zo is de geschiedenis van elke ware Israëliet, elke geredde zondaar vanaf zijn eerste ontwaken totdat hij ingaat in de vreugde van zijn HEERE.

Denk hierover na:

1. De zondaar in zijn geboorteland.

Dat land van zijn geboorte is een woeste wildernis; het is het verre land waar de verloren zoon naartoe ging; de wereld waar alles slecht is. Het is een onvruchtbaar land, zonder troost of veiligheid, zonder vrienden of verwanten. Geen levend brood om zijn verhongerde ziel te voeden. Geen bron van levend water om zijn dorst te lessen. Geen vrede, noch rust, noch blijdschap; geen schuilplaats voor de komende toorn. Hij is ellendig en leeg; een arme zwerver in de woestijn, een mens zonder thuis.

2. De zondaar door God gevonden.

De drie gelijkenissen van onze Heere Jezus brengen dit naar voren: het verloren schaap gevonden door de Herder; het verloren zilver gevonden door de vrouw; de verloren zoon gevonden door zijn vader. Het is niet de zondaar die God zoekt, maar God die de zondaar zoekt; en wanneer God komt, vindt Hij hem in het land van dorheid, en hongersnood, en gevaar; Hij vindt hem in zijn zonde en ellende; een kind van toorn, een erfgenaam van de hel.

Hij gaat achter hem aan; Hij zoekt hem; Hij redt hem. Door overtuigingen, door verschrikkingen, door teleurstellingen, door een gevoel van gemis, door vermoeidheid; door deze dingen achtervolgt Hij hem van dal tot dal, van schuilplaats tot schuilplaats; en niet alleen hierdoor, maar door duizend van zulke dingen, groot en klein.

Elke gelovige herinnert zich dit als hij terugkijkt: “Hij vond mij in een woestijngebied, in een woeste, huilende wildernis.” Vraag het aan hen allemaal, en zij zullen je dit vertellen. Vraag het Abraham, Mozes, Manasse, Zacheüs, Paulus; vraag het de Korinthiërs, de Thessalonicenzen, zij zullen je hetzelfde verhaal vertellen: “Hij vond mij in een woestijngebied;” Hij koos mij, Hij zocht mij, Hij vond mij, Hij riep mij, Hij zond hulp van boven, Hij nam mij, en Hij trok mij uit vele wateren. Ik was een verloren schaap, maar Hij vond mij! Een verloren zoon, maar Hij vond mij! Sommigen in de kindertijd, sommigen in de jeugd, sommigen toen ze al volwassen waren. Toch is hun geschiedenis uiteindelijk hetzelfde.

3. De zondaar onder Gods zorg.

Gevonden zijn is niet het einde, maar het begin van Gods omgang met hem. En die omgang met hem is van begin tot eind wonderbaarlijk; de vertoning van wijsheid en liefde.

(1.) Leiding.

Nergens is een gids zo nodig als in de woestijn. Je raakt volledig verdwaald in de ingewikkeldheden en doolhoven van rotsen en vlaktes. Hij die je vindt weet dit, en neemt je onder zijn leiding, zodat je er bij elke bocht en elke stap zeker van kan zijn dat je op de juiste weg bent. Ja, vaak brengt God je in omstandigheden waarin er geen hulp is behalve in Hemzelf.

De woestijn kent geen paden, de zondaar is onwetend; er zijn valse gidsen, onduidelijke sporen, evenals duisternis en vijanden. Daarom leidt God ons! Door Zijn woord, Zijn voorzienigheid, Zijn staf, Zijn hand, Zijn oog; door verdriet en vreugde, voorspoed en tegenspoed; door de voetstappen van de kudde; door onze weg af te schermen; door ons onze eigen wil te ontzeggen. Hij “leidt ons rond;” niet direct, maar met vele bochten en soms lijkt het dat we weer terugkeren; veel omwegen en onwaarschijnlijke zijpaden. Hij neemt ons niet meteen mee naar Kanaän, maar Hij leidt ons rond; met wijze bedoelingen; van genade en disciplinering, en zuivering. Zo openbaart Hij Zichzelf en doet Hij Satan teniet. Wat een leider! Wat ook de verwikkelingen, doornen, distels en duisternissen zijn, Hij zal ons leiden; voorwaarts, steeds voorwaarts, naar de stad waar we zullen wonen; wij komen op uit de woestijn, leunend op de Geliefde. Wij bidden: “Laat Uw goede Geest mij leiden in een geëffend land.” (Psalm 143:10)

(2.) Onderwijs.

Een van Zijn eerste woorden is: “Leer van Mij.” De zondaar heeft onderwijs nodig – onderwijs van God, niet van mensen; over wat zonde is, wie hijzelf is, wie God is. Hij moet leren van God over Christus, over het kruis, over de liefde van God, over de genade van Christus en over de heerlijkheid die geopenbaard zal worden. Deze dingen leert God ons. Elke dag en elk uur is een leertijd; en Hij die ons gevonden heeft, is iemand die medelijden heeft met de onwetenden.

(3.) Bescherming.

De gevonden zondaar komt onmiddellijk onder de schaduw van het goddelijke schild; zodat hij bewaard wordt door de kracht van God; “bewaard in Christus.” Geen vijand heeft de overhand; geen wapen beschadigt, geen kwaad komt nabij; hij wordt meer dan overwinnaar. Hoe goed zorgt God voor degenen die Hij net gevonden heeft! Hoe voorzichtig gaat Hij om met onze wonden, alsof Hij zelf geslagen is, verwond aan de appel van Zijn oog! Wat een beschermer vinden we in God! De zon zal ons overdag niet steken, noch de maan in de nacht; noch zal het zand van de woestijn ons in de ogen waaien.

O mensen van de aarde, zijn jullie nog steeds zwervers? Verloren, zonder leiding, onwetend en zonder bescherming? Wat zal de woestijn jullie brengen? Zal het gelijk zijn aan Kanaän en Jeruzalem? God achtervolgt jullie, Hij roept jullie, Hij probeert jullie te winnen, Hij vraagt jullie: Ben Ik voor jullie een wildernis geweest? Hij roept! Op elke manier, en door elk middel; door het Evangelie, door de wet, door een gevoel van gemis, door verdriet, door pijn. Hij roept—Hij achtervolgt! O, vlucht niet langer van Hem weg. Laat je vandaag door Hem inhalen!

“Hij vond hem in een woestijngebied, in een woeste, huilende wildernis. Hij omringde hem, Hij onderwees hem, Hij beschermde hem als Zijn oogappel.” (Deuteronomium 32:10)

We zouden dit figuurlijk kunnen opvatten, over Abraham in Chaldea; of over Israël in Egypte; maar Mozes spreekt letterlijk over de Sinaïtische woestijn, en over Israël daar. Zodra ze de Rode Zee waren overgestoken, werden ze zwervers in de woestijn. Daar vond God hen; Hij kwam naar hen toe. Het was werkelijk een woestijnland; zonder brood, of water, zonder woningen, of steden. Enkel hitte, dorheid, gevaar, verschrikking.

Hij ontmoette hen, Hij kwam naar hen toe, Hij nam hen bij de hand, en werd hun gids (Deuteronomium 1:31,33; Nehemia 9:19); overdag en ‘s nachts bewaarde en leidde Hij hen, veertig jaar lang. Hij onderwees, beschermde en waakte over hen alsof zij het kwetsbaarste deel van Zijn kwetsbaarste lichaamsdeel waren geweest. Zo was de geschiedenis van Israël, tot zij naar Kanaän werden gebracht; en zo is de geschiedenis van elke ware Israëliet, elke geredde zondaar vanaf zijn eerste ontwaken totdat hij ingaat in de vreugde van zijn HEERE.

Denk hierover na:

1. De zondaar in zijn geboorteland.

Dat land van zijn geboorte is een woeste wildernis; het is het verre land waar de verloren zoon naartoe ging; de wereld waar alles slecht is. Het is een onvruchtbaar land, zonder troost of veiligheid, zonder vrienden of verwanten. Geen levend brood om zijn verhongerde ziel te voeden. Geen bron van levend water om zijn dorst te lessen. Geen vrede, noch rust, noch blijdschap; geen schuilplaats voor de komende toorn. Hij is ellendig en leeg; een arme zwerver in de woestijn, een mens zonder thuis.

2. De zondaar door God gevonden.

De drie gelijkenissen van onze Heere Jezus brengen dit naar voren: het verloren schaap gevonden door de Herder; het verloren zilver gevonden door de vrouw; de verloren zoon gevonden door zijn vader. Het is niet de zondaar die God zoekt, maar God die de zondaar zoekt; en wanneer God komt, vindt Hij hem in het land van dorheid, en hongersnood, en gevaar; Hij vindt hem in zijn zonde en ellende; een kind van toorn, een erfgenaam van de hel.

Hij gaat achter hem aan; Hij zoekt hem; Hij redt hem. Door overtuigingen, door verschrikkingen, door teleurstellingen, door een gevoel van gemis, door vermoeidheid; door deze dingen achtervolgt Hij hem van dal tot dal, van schuilplaats tot schuilplaats; en niet alleen hierdoor, maar door duizend van zulke dingen, groot en klein.

Elke gelovige herinnert zich dit als hij terugkijkt: “Hij vond mij in een woestijngebied, in een woeste, huilende wildernis.” Vraag het aan hen allemaal, en zij zullen je dit vertellen. Vraag het Abraham, Mozes, Manasse, Zacheüs, Paulus; vraag het de Korinthiërs, de Thessalonicenzen, zij zullen je hetzelfde verhaal vertellen: “Hij vond mij in een woestijngebied;” Hij koos mij, Hij zocht mij, Hij vond mij, Hij riep mij, Hij zond hulp van boven, Hij nam mij, en Hij trok mij uit vele wateren. Ik was een verloren schaap, maar Hij vond mij! Een verloren zoon, maar Hij vond mij! Sommigen in de kindertijd, sommigen in de jeugd, sommigen toen ze al volwassen waren. Toch is hun geschiedenis uiteindelijk hetzelfde.

3. De zondaar onder Gods zorg.

Gevonden zijn is niet het einde, maar het begin van Gods omgang met hem. En die omgang met hem is van begin tot eind wonderbaarlijk; de vertoning van wijsheid en liefde.

(1.) Leiding.

Nergens is een gids zo nodig als in de woestijn. Je raakt volledig verdwaald in de ingewikkeldheden en doolhoven van rotsen en vlaktes. Hij die je vindt weet dit, en neemt je onder zijn leiding, zodat je er bij elke bocht en elke stap zeker van kan zijn dat je op de juiste weg bent. Ja, vaak brengt God je in omstandigheden waarin er geen hulp is behalve in Hemzelf.

De woestijn kent geen paden, de zondaar is onwetend; er zijn valse gidsen, onduidelijke sporen, evenals duisternis en vijanden. Daarom leidt God ons! Door Zijn woord, Zijn voorzienigheid, Zijn staf, Zijn hand, Zijn oog; door verdriet en vreugde, voorspoed en tegenspoed; door de voetstappen van de kudde; door onze weg af te schermen; door ons onze eigen wil te ontzeggen. Hij “leidt ons rond;” niet direct, maar met vele bochten en soms lijkt het dat we weer terugkeren; veel omwegen en onwaarschijnlijke zijpaden. Hij neemt ons niet meteen mee naar Kanaän, maar Hij leidt ons rond; met wijze bedoelingen; van genade en disciplinering, en zuivering. Zo openbaart Hij Zichzelf en doet Hij Satan teniet. Wat een leider! Wat ook de verwikkelingen, doornen, distels en duisternissen zijn, Hij zal ons leiden; voorwaarts, steeds voorwaarts, naar de stad waar we zullen wonen; wij komen op uit de woestijn, leunend op de Geliefde. Wij bidden: “Laat Uw goede Geest mij leiden in een geëffend land.” (Psalm 143:10)

(2.) Onderwijs.

Een van Zijn eerste woorden is: “Leer van Mij.” De zondaar heeft onderwijs nodig – onderwijs van God, niet van mensen; over wat zonde is, wie hijzelf is, wie God is. Hij moet leren van God over Christus, over het kruis, over de liefde van God, over de genade van Christus en over de heerlijkheid die geopenbaard zal worden. Deze dingen leert God ons. Elke dag en elk uur is een leertijd; en Hij die ons gevonden heeft, is iemand die medelijden heeft met de onwetenden.

(3.) Bescherming.

De gevonden zondaar komt onmiddellijk onder de schaduw van het goddelijke schild; zodat hij bewaard wordt door de kracht van God; “bewaard in Christus.” Geen vijand heeft de overhand; geen wapen beschadigt, geen kwaad komt nabij; hij wordt meer dan overwinnaar. Hoe goed zorgt God voor degenen die Hij net gevonden heeft! Hoe voorzichtig gaat Hij om met onze wonden, alsof Hij zelf geslagen is, verwond aan de appel van Zijn oog! Wat een beschermer vinden we in God! De zon zal ons overdag niet steken, noch de maan in de nacht; noch zal het zand van de woestijn ons in de ogen waaien.

O mensen van de aarde, zijn jullie nog steeds zwervers? Verloren, zonder leiding, onwetend en zonder bescherming? Wat zal de woestijn jullie brengen? Zal het gelijk zijn aan Kanaän en Jeruzalem? God achtervolgt jullie, Hij roept jullie, Hij probeert jullie te winnen, Hij vraagt jullie: Ben Ik voor jullie een wildernis geweest? Hij roept! Op elke manier, en door elk middel; door het Evangelie, door de wet, door een gevoel van gemis, door verdriet, door pijn. Hij roept—Hij achtervolgt! O, vlucht niet langer van Hem weg. Laat je vandaag door Hem inhalen!

Horatius Bonar (1808-1889) was een prediker en dichter die verschillende boeken heeft geschreven om twijfelende zielen te leiden tot geloofszekerheid en prachtige liederen zoals “Ik hoorde Jezus’ zachte stem.” Deze reflecties zijn onderdeel van de serie “Licht en waarheid.”