Video volgt

Video volgt


“Het gebeurde nu, toen zij overgestoken waren, dat Elia tegen Elisa zei: Vraag mij wat ik voor u doen zal, voordat ik van u weggenomen word. Elisa zei: Laat er toch twee delen van uw geest op mij mogen zijn. 10 Maar hij zei: U hebt een moeilijke zaak gevraagd; als u mij zult zien als ik bij u vandaan weggenomen word, dan zal het u gebeuren, maar zo niet, dan zal het niet gebeuren. 11 Het gebeurde, terwijl zij al sprekend verdergingen, zie, dat er een vurige wagen met vurige paarden kwam, die tussen hen beiden scheiding maakte. Zo voer Elia in een storm naar de hemel.” (2 Koningen 2:9-11)

Dit is het afscheid van twee vrienden; van de meester en zijn dienaar, Elia en Elisa. Zij reizen samen, zij steken samen de Jordaan over, zij komen samen bij de poort van de hemel. Maar ze moeten scheiden; de één om naar de hemel op te gaan, de ander om nog wat langer hier te blijven. Zij scheiden niet met ruzie zoals Paulus en Barnabas, maar zoals David en Jonathan — in liefde. Elia spreekt eerst, en zijn liefde tot zijn trouwe vriend klinkt door in de woorden: “Vraag mij wat ik voor u doen zal, voordat ik van u weggenomen word.” Alles wat hij bezit, alles wat in zijn macht is, zal hij geven.

Maar Elisa’s verzoek gaat verder dan wat hij had verwacht, of wat hij kon toekennen. “U hebt een moeilijke zaak gevraagd…” iets dat buiten mijn macht ligt om te geven; iets wat alleen God kan geven. Ik moet je naar Hem verwijzen; maar het is mij toegestaan je dit teken te geven: “als u mij zult zien als ik bij u vandaan weggenomen word” dat moet het teken zijn dat God je verzoek toestaat; zo niet, dan kan het verzoek niet toegestaan worden.

Het teken werd gegeven. Elisa zag zijn meester opstijgen; ja, het werd hem toegestaan de mantel van zijn meester te krijgen, als teken dat hij zijn geest ontving. En om dit teken te erkennen, scheurt hij zijn eigen kleren in twee delen, alsof hij zijn vroegere zelf aflegde en Elia aantrok.

Maar het verzoek van Elisa is opvallend. Het was niet wat Elia verwachtte of kon toekennen; maar het was in overeenstemming met zijn eigen gevoelens, en daarom verwees hij het naar God. Het was om de Geest — die Geest die op Elia rustte en in hem woonde — ja, een dubbel deel van die Geest. Hij bewonderde en hield van zijn meester; en hij verlangde om zoals hij te zijn; ja, om hem te overtreffen; hoger op te stijgen; grotere dingen te doen en te zeggen dan Elia zei of deed.
In dit verhaal vinden wij bij Elisa de aanwijzing van zulke dingen als de volgende:

1. Geestelijke sympathie

Hij is één hart en geest met zijn meester. Hij is getuige geweest van zijn leven en daden; hij ziet de Geest die al zijn woorden en werken heeft doordrongen; niet alleen de Geest van kracht en wonderen, maar van heiligheid, ijver, gebed en moed. Zo verlangt hij ernaar om dezelfde gezindheid te hebben; vervuld te worden met dezelfde Geest. Hoe goed voor ons als we ons ook zo één zouden voelen met de mannen in wie de Geest van God woont of heeft gewoond in voorbije eeuwen! Niet met deze wereld, noch met de geest van de wereld, maar met de toekomende wereld, en met de Geest daarvan. Daarmee zouden we ons één moeten voelen. Niet met de mannen van ’s werelds genialiteit, of wetenschap, of geleerdheid; niet met aardse dichters of filosofen; maar met profeten en apostelen. Wat er ook van waarheid en schoonheid is in Homerus, of Plato, of Demosthenes, of Shakespeare, of Bacon, of Milton, of Wordsworth, of Tennyson, laten wij dat aannemen; maar laten onze geestelijke sympathieën veel hoger opstijgen; laten wij ons ware één-zijn beseffen met Henoch, en Elia, en Elisa, en Jesaja, en Ezechiël; onze gemeenschap met die Heilige Geest die in hen woonde. Deze tijd heeft duidelijk niets met de profeten en de apostelen. Deze worden beschouwd als fragmenten van verouderde oudheid en ouderwetse bekrompenheid. Laten wij echter teruggaan naar deze oude tijden en mannen. Laten we er niet naar verlangen om mee te gaan met de tijd, maar om mee te gaan met de Geest.

2. Heilige navolging

Zijn verlangen is om zoals Elia te zijn. Hij wil niet alleen “de Geest” te hebben, maar “uw geest,” de geest die in Elia woonde. Om zoals hem te zijn in de goddelijke kenmerken van zijn karakter; zoals hij in het bezit van de Geest en in die bijzondere vorm waarin hij die bezat; dit was wat hij zocht. Er is zeker maar één groot voorbeeld; maar er zijn ook ondergeschikte. Paulus zei: “Wordt mijn navolgers,” en Hebreeën 11 is een verzameling van voorbeelden, een boek van patronen, waarin wij in ieder iets kunnen vinden om na te volgen. Terwijl wij dus Christus navolgen, laten wij de mindere voorbeelden niet over het hoofd zien. Niet de voorbeelden onder de geïnspireerde mannen uit de tijd van de Bijbel, noch de niet-geïnspireerde edelen uit latere tijden. Moge de geest van Elia, Paulus, en Johannes op ons rusten. Maar ook de geest van Wycliffe en Huss, van Luther en Calvijn, van Knox, Welsh, Rutherford, Whitefield, M’Cheyne en Hewitson.

3. Goddelijke ambitie

Elia was niet alleen vol bewondering voor zijn meester, hij wenste niet alleen zoals hem te zijn, maar hij verlangde ernaar hem ver te overtreffen. Hij vroeg een “dubbel deel” van zijn geest. Dit is ware ambitie; dit is ernstig verlangen naar de beste gaven waarvan Paulus spreekt, en in verband waarmee hij de meer uitnemende weg van “liefde” aanwijst. Daarin schijnt Elisa hoger te zijn gestegen dan zijn meester, aangezien Elisa’s bediening meer een bediening van liefde was dan die van Elia. Laten we in zulke dingen ambitieus zijn. Er is geen vrees om te hoog in te zetten of te veel te zoeken. Laten wij niet toegeven aan de valse nederigheid die zegt: “Och, dat wij maar het honderdste deel hadden van wat Elia had!” Laten wij veeleer onmiddellijk, met Elisa, verlangen om veel meer te hebben. Laten wij een dubbel deel van zijn geest zoeken. Dit is ware nederigheid. Het is verlangen te zijn wat God wil dat wij zijn. Daarin eren we Zijn volheid en Zijn vrijgevigheid. Het is het erkennen van de zegen die beschikbaar is; daarop te rekenen als volkomen onbegrensd, en daarom onszelf niet te beperken tot wat anderen vóór ons hebben gehad, maar opgaan in de goddelijke volheid, voor veel meer dan ooit verkregen is, zelfs door de volsten.

Rustige verwachting

Hij spreekt en handelt als iemand die volkomen verwachtte te krijgen wat hij vroeg. Elia had hem naar God verwezen voor “de moeilijke zaak” die hij had gevraagd. Het was alleen in Gods hand. “Het is niet aan mij om dat te geven” (alsof hij de woorden van de Heere verwachtte). Elisa erkent Gods soevereiniteit, en is rustig; maar hij beseft Gods liefde, en verwacht. Hij gelooft, en daarom maakt hij geen haast, hij gaat rustig voort naast zijn meester om het einde te zien. Hij gelooft, en daarom verzekert hij zichzelf dat God waarschijnlijk niet minder genadig zal zijn dan zijn meester, noch hem zal weigeren wat Elia graag zou geven als hij kon. Laten wij geloven! Geloof in God. Vertrouw Hem voor veel, want Hij is machtig voor ons te doen boven alles wat wij bidden of denken.

Bewust bezit

Hij aanvaardt het teken: hij ziet de profeet opgenomen; hij neemt zijn mantel, en keert terug langs de weg die hij gekomen was, bewust dat hij het “dubbele deel” heeft ontvangen. Hij gelooft, en daarom spreekt en handelt hij. Het beloofde teken is gegeven; kan hij twijfelen dat het beloofde ook gegeven is? Hij mag niets nieuws in gevoel hebben om het te bevestigen, maar dat doet er niet toe. Hij heeft het in eenvoudig geloof in het Woord van de waarachtige God. Het “dubbel deel” is van mij, zegt hij tot zichzelf; en hij gaat terug om zijn profetische roeping uit te oefenen, in het rustige bewustzijn meer te bezitten dan zijn meester deed. Wat is de Jordaan nu voor hem? Een slag van de mantel verdeelt hem; en voortaan zal zijn leven er een zijn van machtige en genadige wonderen. Laten wij spreken en handelen als mannen die geloven dat God Zijn Woord aan ons vervult. Laten wij dat woord vertrouwen wanneer wij het gebruiken. Er is meer in dan in Elia’s mantel. Het is levend en goddelijk. Laten wij het niet bot of dood maken door ons gebrek aan vertrouwen in Zijn kracht.

“Het gebeurde nu, toen zij overgestoken waren, dat Elia tegen Elisa zei: Vraag mij wat ik voor u doen zal, voordat ik van u weggenomen word. Elisa zei: Laat er toch twee delen van uw geest op mij mogen zijn. 10 Maar hij zei: U hebt een moeilijke zaak gevraagd; als u mij zult zien als ik bij u vandaan weggenomen word, dan zal het u gebeuren, maar zo niet, dan zal het niet gebeuren. 11 Het gebeurde, terwijl zij al sprekend verdergingen, zie, dat er een vurige wagen met vurige paarden kwam, die tussen hen beiden scheiding maakte. Zo voer Elia in een storm naar de hemel.” (2 Koningen 2:9-11)

Dit is het afscheid van twee vrienden; van de meester en zijn dienaar, Elia en Elisa. Zij reizen samen, zij steken samen de Jordaan over, zij komen samen bij de poort van de hemel. Maar ze moeten scheiden; de één om naar de hemel op te gaan, de ander om nog wat langer hier te blijven. Zij scheiden niet met ruzie zoals Paulus en Barnabas, maar zoals David en Jonathan — in liefde. Elia spreekt eerst, en zijn liefde tot zijn trouwe vriend klinkt door in de woorden: “Vraag mij wat ik voor u doen zal, voordat ik van u weggenomen word.” Alles wat hij bezit, alles wat in zijn macht is, zal hij geven.

Maar Elisa’s verzoek gaat verder dan wat hij had verwacht, of wat hij kon toekennen. “U hebt een moeilijke zaak gevraagd…” iets dat buiten mijn macht ligt om te geven; iets wat alleen God kan geven. Ik moet je naar Hem verwijzen; maar het is mij toegestaan je dit teken te geven: “als u mij zult zien als ik bij u vandaan weggenomen word” dat moet het teken zijn dat God je verzoek toestaat; zo niet, dan kan het verzoek niet toegestaan worden.

Het teken werd gegeven. Elisa zag zijn meester opstijgen; ja, het werd hem toegestaan de mantel van zijn meester te krijgen, als teken dat hij zijn geest ontving. En om dit teken te erkennen, scheurt hij zijn eigen kleren in twee delen, alsof hij zijn vroegere zelf aflegde en Elia aantrok.

Maar het verzoek van Elisa is opvallend. Het was niet wat Elia verwachtte of kon toekennen; maar het was in overeenstemming met zijn eigen gevoelens, en daarom verwees hij het naar God. Het was om de Geest — die Geest die op Elia rustte en in hem woonde — ja, een dubbel deel van die Geest. Hij bewonderde en hield van zijn meester; en hij verlangde om zoals hij te zijn; ja, om hem te overtreffen; hoger op te stijgen; grotere dingen te doen en te zeggen dan Elia zei of deed.
In dit verhaal vinden wij bij Elisa de aanwijzing van zulke dingen als de volgende:

1. Geestelijke sympathie

Hij is één hart en geest met zijn meester. Hij is getuige geweest van zijn leven en daden; hij ziet de Geest die al zijn woorden en werken heeft doordrongen; niet alleen de Geest van kracht en wonderen, maar van heiligheid, ijver, gebed en moed. Zo verlangt hij ernaar om dezelfde gezindheid te hebben; vervuld te worden met dezelfde Geest. Hoe goed voor ons als we ons ook zo één zouden voelen met de mannen in wie de Geest van God woont of heeft gewoond in voorbije eeuwen! Niet met deze wereld, noch met de geest van de wereld, maar met de toekomende wereld, en met de Geest daarvan. Daarmee zouden we ons één moeten voelen. Niet met de mannen van ’s werelds genialiteit, of wetenschap, of geleerdheid; niet met aardse dichters of filosofen; maar met profeten en apostelen. Wat er ook van waarheid en schoonheid is in Homerus, of Plato, of Demosthenes, of Shakespeare, of Bacon, of Milton, of Wordsworth, of Tennyson, laten wij dat aannemen; maar laten onze geestelijke sympathieën veel hoger opstijgen; laten wij ons ware één-zijn beseffen met Henoch, en Elia, en Elisa, en Jesaja, en Ezechiël; onze gemeenschap met die Heilige Geest die in hen woonde. Deze tijd heeft duidelijk niets met de profeten en de apostelen. Deze worden beschouwd als fragmenten van verouderde oudheid en ouderwetse bekrompenheid. Laten wij echter teruggaan naar deze oude tijden en mannen. Laten we er niet naar verlangen om mee te gaan met de tijd, maar om mee te gaan met de Geest.

2. Heilige navolging

Zijn verlangen is om zoals Elia te zijn. Hij wil niet alleen “de Geest” te hebben, maar “uw geest,” de geest die in Elia woonde. Om zoals hem te zijn in de goddelijke kenmerken van zijn karakter; zoals hij in het bezit van de Geest en in die bijzondere vorm waarin hij die bezat; dit was wat hij zocht. Er is zeker maar één groot voorbeeld; maar er zijn ook ondergeschikte. Paulus zei: “Wordt mijn navolgers,” en Hebreeën 11 is een verzameling van voorbeelden, een boek van patronen, waarin wij in ieder iets kunnen vinden om na te volgen. Terwijl wij dus Christus navolgen, laten wij de mindere voorbeelden niet over het hoofd zien. Niet de voorbeelden onder de geïnspireerde mannen uit de tijd van de Bijbel, noch de niet-geïnspireerde edelen uit latere tijden. Moge de geest van Elia, Paulus, en Johannes op ons rusten. Maar ook de geest van Wycliffe en Huss, van Luther en Calvijn, van Knox, Welsh, Rutherford, Whitefield, M’Cheyne en Hewitson.

3. Goddelijke ambitie

Elia was niet alleen vol bewondering voor zijn meester, hij wenste niet alleen zoals hem te zijn, maar hij verlangde ernaar hem ver te overtreffen. Hij vroeg een “dubbel deel” van zijn geest. Dit is ware ambitie; dit is ernstig verlangen naar de beste gaven waarvan Paulus spreekt, en in verband waarmee hij de meer uitnemende weg van “liefde” aanwijst. Daarin schijnt Elisa hoger te zijn gestegen dan zijn meester, aangezien Elisa’s bediening meer een bediening van liefde was dan die van Elia. Laten we in zulke dingen ambitieus zijn. Er is geen vrees om te hoog in te zetten of te veel te zoeken. Laten wij niet toegeven aan de valse nederigheid die zegt: “Och, dat wij maar het honderdste deel hadden van wat Elia had!” Laten wij veeleer onmiddellijk, met Elisa, verlangen om veel meer te hebben. Laten wij een dubbel deel van zijn geest zoeken. Dit is ware nederigheid. Het is verlangen te zijn wat God wil dat wij zijn. Daarin eren we Zijn volheid en Zijn vrijgevigheid. Het is het erkennen van de zegen die beschikbaar is; daarop te rekenen als volkomen onbegrensd, en daarom onszelf niet te beperken tot wat anderen vóór ons hebben gehad, maar opgaan in de goddelijke volheid, voor veel meer dan ooit verkregen is, zelfs door de volsten.

Rustige verwachting

Hij spreekt en handelt als iemand die volkomen verwachtte te krijgen wat hij vroeg. Elia had hem naar God verwezen voor “de moeilijke zaak” die hij had gevraagd. Het was alleen in Gods hand. “Het is niet aan mij om dat te geven” (alsof hij de woorden van de Heere verwachtte). Elisa erkent Gods soevereiniteit, en is rustig; maar hij beseft Gods liefde, en verwacht. Hij gelooft, en daarom maakt hij geen haast, hij gaat rustig voort naast zijn meester om het einde te zien. Hij gelooft, en daarom verzekert hij zichzelf dat God waarschijnlijk niet minder genadig zal zijn dan zijn meester, noch hem zal weigeren wat Elia graag zou geven als hij kon. Laten wij geloven! Geloof in God. Vertrouw Hem voor veel, want Hij is machtig voor ons te doen boven alles wat wij bidden of denken.

Bewust bezit

Hij aanvaardt het teken: hij ziet de profeet opgenomen; hij neemt zijn mantel, en keert terug langs de weg die hij gekomen was, bewust dat hij het “dubbele deel” heeft ontvangen. Hij gelooft, en daarom spreekt en handelt hij. Het beloofde teken is gegeven; kan hij twijfelen dat het beloofde ook gegeven is? Hij mag niets nieuws in gevoel hebben om het te bevestigen, maar dat doet er niet toe. Hij heeft het in eenvoudig geloof in het Woord van de waarachtige God. Het “dubbel deel” is van mij, zegt hij tot zichzelf; en hij gaat terug om zijn profetische roeping uit te oefenen, in het rustige bewustzijn meer te bezitten dan zijn meester deed. Wat is de Jordaan nu voor hem? Een slag van de mantel verdeelt hem; en voortaan zal zijn leven er een zijn van machtige en genadige wonderen. Laten wij spreken en handelen als mannen die geloven dat God Zijn Woord aan ons vervult. Laten wij dat woord vertrouwen wanneer wij het gebruiken. Er is meer in dan in Elia’s mantel. Het is levend en goddelijk. Laten wij het niet bot of dood maken door ons gebrek aan vertrouwen in Zijn kracht.

Horatius Bonar (1808-1889) was een prediker en dichter die verschillende boeken heeft geschreven om twijfelende zielen te leiden tot geloofszekerheid en prachtige liederen zoals “Ik hoorde Jezus’ zachte stem.” Deze reflecties zijn onderdeel van de serie “Licht en waarheid.”