David wilde de ark van de HEERE niet bij zich laten komen in de stad van David, maar David liet hem uitwijken naar het huis van Obed-Edom, de Gethiet. (2 Samuel 6:10)
David wilde de ark van de HEERE niet bij zich laten komen in de stad van David, maar David liet hem uitwijken naar het huis van Obed-Edom, de Gethiet. (2 Samuel 6:10)
Vorige week was er hier een gelovige oudere broeder, en misschien viel het jou ook op dat er toen een andere sfeer hing, een goeie sfeer!
En misschien weet je het nog wel, de momenten vroeger tijdens huisbezoek. De ouderling en de diaken kwamen binnen en opeens hing er, in de anders zo vertrouwde woonkamer, een bedrukte sfeer. Beklemmend en misschien wel beangstigend.
Iemands aanwezigheid kan zoveel veranderen, het heeft grote invloed, op de samenkomsten hier, maar ook in je gezin.
Vanmiddag denken we na over Gods aanwezigheid in je gezin. Want het is van levensbelang dat God tegenwoordig is in je huis, tijdens het eten, in de nacht, en juist ook tijdens de moeilijkste momenten waarop je niet weet hoe je met je kinderen, je man of je vrouw, om moet gaan.
Gods aanwezigheid zal alles veranderen. Het zal de sfeer in je huis veranderen, zoals het alles veranderde in het huis van Obed-Edom.
2 Samuel 6:10
Daarna verzamelde David opnieuw de beste van alle mannen in Israël, dertigduizend. 2 David stond op en ging op weg met al het volk dat bij hem was, vanuit Baälim-Juda, om vandaar de ark van God op te halen, de ark waarbij de Naam wordt aangeroepen: de Naam van de HEERE van de legermachten, Die daarop troont, tussen de cherubs. 3 Zij vervoerden de ark van God op een nieuwe wagen. Ze haalden hem uit het huis van Abinadab, dat op de heuvel lag, en Uzza en Ahio, zonen van Abinadab, leidden de nieuwe wagen. 4 Zij haalden de wagen uit het huis van Abinadab, dat op de heuvel lag, met de ark van God, en Ahio liep voor de ark uit. 5 David en het hele huis van Israël huppelden voor het aangezicht van de HEERE, met allerlei muziekinstrumenten van cipressenhout, met harpen, met luiten, met tamboerijnen, met rinkelbellen en met cimbalen. 6 Maar toen zij bij de dorsvloer van Nachon kwamen, strekte Uzza zijn hand uit naar de ark van God en greep die, omdat de runderen struikelden. 7 Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Uzza, en God strafte hem daar om deze onbedachtzaamheid, en hij stierf daar bij de ark van God. 8 David ontstak in woede, omdat de HEERE Uzza een zware slag had toegebracht, en hij noemde die plaats Perez-Uzza, tot op deze dag. 9 David was op die dag bevreesd voor de HEERE en zei: Hoe moet de ark van de HEERE bij mij komen? 10 David wilde de ark van de HEERE niet bij zich laten komen in de stad van David, maar David liet hem uitwijken naar het huis van Obed-Edom, de Gethiet. 11 Zo bleef de ark van de HEERE in het huis van Obed-Edom, de Gethiet, drie maanden lang, en de HEERE zegende Obed-Edom en heel zijn huis. 12 Koning David werd de boodschap gebracht: De HEERE heeft het gezin van Obed-Edom en al wat hij heeft, gezegend vanwege de ark van God. Toen ging David op weg en bracht de ark van God met blijdschap vanuit het huis van Obed-Edom over naar de stad van David.
Lang hiervoor was de ark door de Filistijnen meegenomen. Je kent het verhaal wel. De Filistijnen hadden een prachtige tempel voor hun afgod, Dagon. En het leek hun een goed idee om de ark daarbij te zetten. Maar dit was niet de plek voor de ark. God strafte de Filistijnen, eerst door het beeld van Dagon omver te werpen. Daar lag Dagon, de nepgod, op zijn gezicht voor de ark van God.
Maar vervolgens strafte God ook de Filistijnen zelf, ze werden heel erg ziek. En het werd steeds erger tot ze het uitschreeuwden tot God. Ze riepen de priesters en de waarzeggers en vroegen wat ze moesten doen. Ze zeiden: “Zet de ark op een kar met koeien die nog nooit gewerkt hebben, met geschenken en stuur ze zo terug naar Israel.”
En, vervolgden ze: “Als de koeien de ark naar het gebied van Beth Semes leidt, dan is het God die ons dit grote kwaad had aangedaan.” En wat denk je?
Dit staat er in 1 Samuel 6:12: “De koeien liepen regelrecht, in één spoor, de weg langs, op weg naar Beth-Semes; zij liepen al loeiend steeds maar door en weken niet af naar rechts of naar links.”
Het was duidelijk, het was een straf van God. En zo kwam de ark uiteindelijk in Kirjath-Jearim, dichterbij de plek waar de ark hoorde te zijn. Maar, nog niet helemaal. Eerst moesten nog de afgoden uit het land weggedaan worden. Want ook Israel had vreemde goden in huis gehaald.
Pas zeventig jaar later, toen David koning was geworden kwam er een mogelijkheid om de ark dichterbij te halen. En zo lezen we een heel boek verder in 2 Samuel 6:1-2:
Daarna verzamelde David opnieuw de beste van alle mannen in Israël, dertigduizend. 2 David stond op en ging op weg met al het volk dat bij hem was, vanuit Baälim-Juda, om vandaar de ark van God op te halen, de ark waarbij de Naam wordt aangeroepen: de Naam van de HEERE van de legermachten, Die daarop troont, tussen de cherubs.
Dat is het eerste waar we over na moeten denken. Wat is de ark? Waarom bracht het zo’n vloek onder de Filistijnen? En waarom wilde David de ark zo graag in Jeruzalem hebben?
1. De ark, de aanwezigheid van God
2. Gods aanwezigheid als vloek
3. Gods aanwezigheid als zegen
1. De ark, de aanwezigheid van God.
Vers 2
De ark waarbij de Naam wordt aangeroepen: de Naam van de HEERE van de legermachten, Die daarop troont, tussen de cherubs.
Dit is de ark. De plek waar God troont, de plek van Gods aanwezigheid. De plek waar God aangeroepen werd door de priesters.
Lees maar mee in Exodus 25. De Heere, de alomtegenwoordige God, wilde dichtbij mensen komen. Dit was Zijn opdracht:
Exodus 25:8-9
En zij moeten voor Mij een heiligdom maken, zodat Ik in hun midden kan wonen. 9 Volgens alles wat Ik u zal tonen, een ontwerp van de tabernakel en een ontwerp van al zijn voorwerpen, zó moet u het maken.
En vervolgens lezen we een paar verzen verderop:
Exodus 25:10-11, 21-22
Ook moeten zij een ark van acaciahout maken; zijn lengte moet tweeënhalve el zijn, zijn breedte anderhalve el en zijn hoogte anderhalve el. 11 U moet hem met zuiver goud overtrekken… 21 Vervolgens moet u het verzoendeksel op de ark leggen, en in de ark moet u de getuigenis leggen, die Ik u geven zal. 22 Dan zal Ik u daar ontmoeten en van boven het verzoendeksel, van tussen de twee cherubs, die zich op de ark van de getuigenis zullen bevinden, zal Ik met u spreken over alles wat Ik u voor de Israëlieten gebieden zal.
De ark, wat in het Hebreeuws een ander woord is dan wat wij gebruiken voor de ark van Noach, was een grote kist, vanbinnen en vanbuiten met goud bedekt. Een glanzende kostbare schatkist. En daar boven op een deksel. Een verzoendeksel.
Waarom een verzoendeksel? Wat moest daar goedgemaakt worden? En wat deden die Cherub daar? Wat zagen die engelen daar?
Vers 21
En in de ark moet u de getuigenis leggen, die Ik u zal geven.
Daar lag Gods wet. De stenen tafelen zoals dat in Hebreeën staat. Tussen zes planken, lag Gods heilige wet, het verbond. Daarom werd de ark ook de ark van het verbond genoemd.
En waarom dan dat deksel? Tussen de wet, verstopt in deze kist, en het volk lag het verzoendeksel. Een plek waar elk jaar door de Hogepriester het bloed gesprengd werd, het bloed wat zo tussen het volk en de wet lag, waar genade gevonden werd voor het volk en waar God het volk, door de priesters en de offers wilde ontmoeten. Zo wilde God dichtbij een zondig volk wonen.
Zo was de ark de plek van Gods aanwezigheid, waar Hij dichtbij Zijn volk kwam.
Maar dan zit je misschien nog met de vraag, Hoe kan hij op deze specifieke plek zijn als Hij overal is? Als Hij alomtegenwoordig is?
Ook Salomo vroeg zich dit af:
1 Koningen 8:27
Maar zou God werkelijk op de aarde wonen? Zie, de hemel, ja, de allerhoogste hemel, kan U niet bevatten, hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb!
Hoe kan God die alles omvat, zich beperken tot een houten kist in een tent in Israel?
En Paulus verkondigt:
Handelingen 17:48-49
De Allerhoogste woont echter niet in tempels die met handen gemaakt zijn, zoals de profeet zegt: 49 De hemel is voor Mij een troon en de aarde een voetbank voor Mijn voeten. Wat voor huis zult u dan voor Mij bouwen, zegt de Heere, of wat is de plaats van Mijn rust?
Wat betekent dit dan? En wat betekent het dat God toch dichtbij of ver weg kan zijn?
Piper zegt hierover, en hij haalt Gods Woord aan:
Ja, God is zeker alomtegenwoordig. En in sommige van zijn invloeden is Hij overal tegelijk – zoals het feit dat Hij alle dingen op elk moment in stand houdt en elk elektron en elk subnucleair deeltje op zijn plaats houdt. Maar hij maakt zijn invloed duidelijker merkbaar en ervaarbaar op specifieke manieren en op specifieke momenten. En dit is waar we naar verwijzen als we met de psalmist zeggen: “Maar wat mij betreft, het is voor mij goed dicht bij God te zijn. Ik neem mijn toevlucht tot de Heere HEERE, om al Uw werken te vertellen.” (Psalm 73:28). Hier is Psalm 145:18: “De HEERE is allen nabij die Hem aanroepen, allen die Hem in waarheid aanroepen.” Dat betekent niet dat God een afstand heeft afgelegd. Het betekent dat hij dichtbij is in de zin dat hij zijn invloed ten goede op speciale manieren uitoefent en ons de zoetheid van zijn werkelijkheid op speciale manieren laat ervaren.
Kort samengevat, de God die overal is, maakt zijn aanwezigheid op verschillende manieren bekend. Het is Zijn geopenbaarde aanwezigheid wanneer Hij in een wolk boven de boven het verzoendeksel verschijnt.
En deze aanwezigheid kan angstaanjagend zijn, maar ook een zegen. Dat zien we in de verdere tekst van vanmiddag. Eerst denken we na over de aanwezigheid van God als een vloek.
2. Gods aanwezigheid als vloek
Vers 3
Zij vervoerden de ark van God op een nieuwe wagen. Ze haalden hem uit het huis van Abinadab, dat op de heuvel lag, en Uzza en Ahio, zonen van Abinadab, leidden de nieuwe wagen. 4 Zij haalden de wagen uit het huis van Abinadab, dat op de heuvel lag, met de ark van God, en Ahio liep voor de ark uit. 5 David en het hele huis van Israël huppelden voor het aangezicht van de HEERE, met allerlei muziekinstrumenten van cipressenhout, met harpen, met luiten, met tamboerijnen, met rinkelbellen en met cimbalen. 6 Maar toen zij bij de dorsvloer van Nachon kwamen, strekte Uzza zijn hand uit naar de ark van God en greep die, omdat de runderen struikelden. 7 Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Uzza, en God strafte hem daar om deze onbedachtzaamheid, en hij stierf daar bij de ark van God.
Ze verlangden Gods aanwezigheid, wat een heerlijk verlangen.
Verlang jij ernaar dat God dichtbij je is, dat God in jouw huis woont?
Maar dan opeens gebeurt er iets verschrikkelijks. Misschien bewust of onbewust vergeet Uzza hoe heilig God is. Enkel geheiligde Levieten mochten de ark aanraken, dat was Gods opdracht. Maar Uzza ziet de runderen struikelen en denkt dat Hij God op zijn manier te hulp moet komen!
Hoe makkelijk volgen wij Uzza, ook in ons gezin, voor onze kinderen. Maar we hoeven God niet te helpen op manieren die Hij niet geboden of meer nog verboden heeft, hoe goed het ook lijkt.
Zouden wij het kwade doen, opdat het goede daaruit voortkomt? (Romeinen 3:8)
Hoe zal het zijn als God in jou huis komt? Als Hij aanwezig is in je gezin, wat een genade dat God zich soms terugtrekt! Ik zou dood neervallen zoals Uzza, de dood verdienen als Uzzia als ik kijk naar alle momenten dat ik God op mijn manier wilde dienen. Ook in mijn gezin. Wat een genade dat de Heere Zijn aanwezigheid niet altijd openbaart.
Jesaja 33:14
“Wie onder ons kan verblijven bij een verterend vuur? Wie onder ons kan verblijven bij een eeuwige gloed?”
We zouden in stukken op ons gezicht vallen zoals Dagon.
En David ziet het. En de vreugde is weg. Hij ziet hoe ernstig de zonde is, hij denkt vast ook aan Zijn eigen leven, al Zijn afgoden en zonden en hij wordt bang. Ja, hij is boos op God, hij begint God te wantrouwen.
Vers 8
David ontstak in woede, omdat de HEERE Uzza een zware slag had toegebracht, en hij noemde die plaats Perez-Uzza, tot op deze dag. 9 David was op die dag bevreesd voor de HEERE en zei: Hoe moet de ark van de HEERE bij mij komen?
Hoe is dat bij jou thuis? Zie je de zonden, de afgoden, de dagons die je in huis hebt gehaald en begin je ook te twijfelen of je God wel in je huis wilt als dat zoveel eerbied en heiligheid vraagt?
David is bang voor Gods aanwezigheid, maar de Heere wil hem overhalen. Wat een genade. Ook voor jou vanmiddag. Misschien huiver je om deze God de plek te geven in je gezin die Hem toekomt, maar de Heere wil laten zien hoe heerlijk Zijn aanwezigheid is.
3. Gods aanwezigheid als zegen
David was bang, vol wantrouwen, maar er was iemand, die de ark graag wilde ontvangen.
Vers 10
Maar David liet hem uitwijken naar het huis van Obed-Edom, de Gethiet. 11 Zo bleef de ark van de HEERE in het huis van Obed-Edom, de Gethiet, drie maanden lang, en de HEERE zegende Obed-Edom en heel zijn huis.
Obed-Edom ontving de Heere in zijn huis. Hij werd afgewezen door het volk Israel en wordt aangenomen door deze heidense man en drie maanden lang geniet hij van Gods aanwezigheid.
Zo werd ook Christus verworpen door Zijn broeders en nu tot zegen gesteld onder de heidenvolken. Juist om Israel weer tot jaloersheid te verwekken.
Gods aanwezigheid brengt zegen mee. Niet voor zondaren die wantrouwen, maar wel voor zondaren die Hem met vreugde willen ontvangen en schuilen achter het bloed wat op het deksel gesprengd is.
Voor jou, en voor je gezin.
Vers 11
De HEERE zegende Obed-Edom en heel zijn huis.
De Heere wil in jouw huis zijn. Geef Hem de plek die Hem toekomt, doe alle afgoden uit je huis weg.
Ik bad deze week met Sarah of de Heere wilde laten zien of er dingen waren die Zijn zegen in de weg zitten. Ik vroeg of de Heere aan Sarah iets in mijn leven wilde laten zien. Ze kent me en wist het direct: Minder druk bezig zijn om alle ontwikkelingen te volgen. Ik had voor mezelf afgesproken dat ik een keer in de week zonder sociale media zou doen, maar dat moet juist andersom. Hoogstens een keer in de week wat meer verdiepen in de ontwikkelingen van deze wereld en de rest, zeker af en toe wat nieuws maar voor al zijn in de dingen van mijn Vader.
Al het andere zijn zo makkelijk nutteloze afgoden die zo op hun gezicht vallen als God verschijnt. Doe ze weg!
Het zal je huis zegenen, het zal je gezin zegenen als je de Heere binnen laat. Zijn aanwezigheid veranderd alles. Zijn onderwijs, Zijn heerlijke beloften, meer betrouwbaar dan welk opvoedboek ook. De sfeer zal veranderen als je Hem ontvangt, tijd met Hem doorbrengt, alleen maar zeker ook samen. Ontvang Hem zoals zoals Obed-Edom. Hij zal je zegenen, en je kinderen.
Nee, geestelijke zegeningen worden niet door natuurlijke geboorte doorgegeven, daarvoor is wedergeboorte nodig. Maar wat een zegen zullen je kinderen ervaren als de Heere in je huis is, als Hij de plek heeft in je leven die Hij toekomt. Als je dagelijks tot Hem nadert en Zijn naam aanroept voor je kinderen. O, ik bid dat ze opgroeit, en al onze kinderen in een huis als dat van Obed-Edom.
Als je ze wijst op het bloed, als je ze vertelt over die wet in die kist. Als je ze vertelt over de engelen die niets dan bloed zien, geen zonde, geen wet die veroordeeld, enkel bloed.
Wat een zegen voor je kinderen, als ze het Woord horen wat wijs kan maken tot zaligheid. Als je ze de weg wijst naar dat verzoendeksel.
Ja, de Heere is overal, maar Hij wil Zijn aanwezigheid openbaren in je gezin, ontvang Hem zoals Obed-Edom, je zult het merken in Zijn zegen. Wees niet bang zoals David, en geef de afgoden geen plek zoals de Filistijnen.
Die kist is niet meer te vinden, maar Gods aanwezigheid is nog heerlijker geopenbaard in het Vleesgeworden Woord wat onder ons gewoond heeft, Jezus Christus, die Zijn leven gaf om met Zijn bloed door de hemelse tabernakel te gaan en waar Hij troont.
Hij zal je zegenen, en je kinderen. Op Zijn manier, misschien niet met fysieke voorspoed, maar boven bidden en denken. Ontvang Hem, nader tot Hem zoals Hebreeën 4:14-16 het zegt:
Nu wij dan een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God, laten wij aan deze belijdenis vasthouden. 15 Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde. 16 Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade (het verzoendeksel), opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.
Psalm 145:18: “De HEERE is allen nabij die Hem aanroepen, allen die Hem in waarheid aanroepen.”
Geniet van Zijn zegenende tegenwoordigheid.
Vorige week was er hier een gelovige oudere broeder, en misschien viel het jou ook op dat er toen een andere sfeer hing, een goeie sfeer!
En misschien weet je het nog wel, de momenten vroeger tijdens huisbezoek. De ouderling en de diaken kwamen binnen en opeens hing er, in de anders zo vertrouwde woonkamer, een bedrukte sfeer. Beklemmend en misschien wel beangstigend.
Iemands aanwezigheid kan zoveel veranderen, het heeft grote invloed, op de samenkomsten hier, maar ook in je gezin.
Vanmiddag denken we na over Gods aanwezigheid in je gezin. Want het is van levensbelang dat God tegenwoordig is in je huis, tijdens het eten, in de nacht, en juist ook tijdens de moeilijkste momenten waarop je niet weet hoe je met je kinderen, je man of je vrouw, om moet gaan.
Gods aanwezigheid zal alles veranderen. Het zal de sfeer in je huis veranderen, zoals het alles veranderde in het huis van Obed-Edom.
2 Samuel 6:10
Daarna verzamelde David opnieuw de beste van alle mannen in Israël, dertigduizend. 2 David stond op en ging op weg met al het volk dat bij hem was, vanuit Baälim-Juda, om vandaar de ark van God op te halen, de ark waarbij de Naam wordt aangeroepen: de Naam van de HEERE van de legermachten, Die daarop troont, tussen de cherubs. 3 Zij vervoerden de ark van God op een nieuwe wagen. Ze haalden hem uit het huis van Abinadab, dat op de heuvel lag, en Uzza en Ahio, zonen van Abinadab, leidden de nieuwe wagen. 4 Zij haalden de wagen uit het huis van Abinadab, dat op de heuvel lag, met de ark van God, en Ahio liep voor de ark uit. 5 David en het hele huis van Israël huppelden voor het aangezicht van de HEERE, met allerlei muziekinstrumenten van cipressenhout, met harpen, met luiten, met tamboerijnen, met rinkelbellen en met cimbalen. 6 Maar toen zij bij de dorsvloer van Nachon kwamen, strekte Uzza zijn hand uit naar de ark van God en greep die, omdat de runderen struikelden. 7 Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Uzza, en God strafte hem daar om deze onbedachtzaamheid, en hij stierf daar bij de ark van God. 8 David ontstak in woede, omdat de HEERE Uzza een zware slag had toegebracht, en hij noemde die plaats Perez-Uzza, tot op deze dag. 9 David was op die dag bevreesd voor de HEERE en zei: Hoe moet de ark van de HEERE bij mij komen? 10 David wilde de ark van de HEERE niet bij zich laten komen in de stad van David, maar David liet hem uitwijken naar het huis van Obed-Edom, de Gethiet. 11 Zo bleef de ark van de HEERE in het huis van Obed-Edom, de Gethiet, drie maanden lang, en de HEERE zegende Obed-Edom en heel zijn huis. 12 Koning David werd de boodschap gebracht: De HEERE heeft het gezin van Obed-Edom en al wat hij heeft, gezegend vanwege de ark van God. Toen ging David op weg en bracht de ark van God met blijdschap vanuit het huis van Obed-Edom over naar de stad van David.
Lang hiervoor was de ark door de Filistijnen meegenomen. Je kent het verhaal wel. De Filistijnen hadden een prachtige tempel voor hun afgod, Dagon. En het leek hun een goed idee om de ark daarbij te zetten. Maar dit was niet de plek voor de ark. God strafte de Filistijnen, eerst door het beeld van Dagon omver te werpen. Daar lag Dagon, de nepgod, op zijn gezicht voor de ark van God.
Maar vervolgens strafte God ook de Filistijnen zelf, ze werden heel erg ziek. En het werd steeds erger tot ze het uitschreeuwden tot God. Ze riepen de priesters en de waarzeggers en vroegen wat ze moesten doen. Ze zeiden: “Zet de ark op een kar met koeien die nog nooit gewerkt hebben, met geschenken en stuur ze zo terug naar Israel.”
En, vervolgden ze: “Als de koeien de ark naar het gebied van Beth Semes leidt, dan is het God die ons dit grote kwaad had aangedaan.” En wat denk je?
Dit staat er in 1 Samuel 6:12: “De koeien liepen regelrecht, in één spoor, de weg langs, op weg naar Beth-Semes; zij liepen al loeiend steeds maar door en weken niet af naar rechts of naar links.”
Het was duidelijk, het was een straf van God. En zo kwam de ark uiteindelijk in Kirjath-Jearim, dichterbij de plek waar de ark hoorde te zijn. Maar, nog niet helemaal. Eerst moesten nog de afgoden uit het land weggedaan worden. Want ook Israel had vreemde goden in huis gehaald.
Pas zeventig jaar later, toen David koning was geworden kwam er een mogelijkheid om de ark dichterbij te halen. En zo lezen we een heel boek verder in 2 Samuel 6:1-2:
Daarna verzamelde David opnieuw de beste van alle mannen in Israël, dertigduizend. 2 David stond op en ging op weg met al het volk dat bij hem was, vanuit Baälim-Juda, om vandaar de ark van God op te halen, de ark waarbij de Naam wordt aangeroepen: de Naam van de HEERE van de legermachten, Die daarop troont, tussen de cherubs.
Dat is het eerste waar we over na moeten denken. Wat is de ark? Waarom bracht het zo’n vloek onder de Filistijnen? En waarom wilde David de ark zo graag in Jeruzalem hebben?
1. De ark, de aanwezigheid van God
2. Gods aanwezigheid als vloek
3. Gods aanwezigheid als zegen
1. De ark, de aanwezigheid van God.
Vers 2
De ark waarbij de Naam wordt aangeroepen: de Naam van de HEERE van de legermachten, Die daarop troont, tussen de cherubs.
Dit is de ark. De plek waar God troont, de plek van Gods aanwezigheid. De plek waar God aangeroepen werd door de priesters.
Lees maar mee in Exodus 25. De Heere, de alomtegenwoordige God, wilde dichtbij mensen komen. Dit was Zijn opdracht:
Exodus 25:8-9
En zij moeten voor Mij een heiligdom maken, zodat Ik in hun midden kan wonen. 9 Volgens alles wat Ik u zal tonen, een ontwerp van de tabernakel en een ontwerp van al zijn voorwerpen, zó moet u het maken.
En vervolgens lezen we een paar verzen verderop:
Exodus 25:10-11, 21-22
Ook moeten zij een ark van acaciahout maken; zijn lengte moet tweeënhalve el zijn, zijn breedte anderhalve el en zijn hoogte anderhalve el. 11 U moet hem met zuiver goud overtrekken… 21 Vervolgens moet u het verzoendeksel op de ark leggen, en in de ark moet u de getuigenis leggen, die Ik u geven zal. 22 Dan zal Ik u daar ontmoeten en van boven het verzoendeksel, van tussen de twee cherubs, die zich op de ark van de getuigenis zullen bevinden, zal Ik met u spreken over alles wat Ik u voor de Israëlieten gebieden zal.
De ark, wat in het Hebreeuws een ander woord is dan wat wij gebruiken voor de ark van Noach, was een grote kist, vanbinnen en vanbuiten met goud bedekt. Een glanzende kostbare schatkist. En daar boven op een deksel. Een verzoendeksel.
Waarom een verzoendeksel? Wat moest daar goedgemaakt worden? En wat deden die Cherub daar? Wat zagen die engelen daar?
Vers 21
En in de ark moet u de getuigenis leggen, die Ik u zal geven.
Daar lag Gods wet. De stenen tafelen zoals dat in Hebreeën staat. Tussen zes planken, lag Gods heilige wet, het verbond. Daarom werd de ark ook de ark van het verbond genoemd.
En waarom dan dat deksel? Tussen de wet, verstopt in deze kist, en het volk lag het verzoendeksel. Een plek waar elk jaar door de Hogepriester het bloed gesprengd werd, het bloed wat zo tussen het volk en de wet lag, waar genade gevonden werd voor het volk en waar God het volk, door de priesters en de offers wilde ontmoeten. Zo wilde God dichtbij een zondig volk wonen.
Zo was de ark de plek van Gods aanwezigheid, waar Hij dichtbij Zijn volk kwam.
Maar dan zit je misschien nog met de vraag, Hoe kan hij op deze specifieke plek zijn als Hij overal is? Als Hij alomtegenwoordig is?
Ook Salomo vroeg zich dit af:
1 Koningen 8:27
Maar zou God werkelijk op de aarde wonen? Zie, de hemel, ja, de allerhoogste hemel, kan U niet bevatten, hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb!
Hoe kan God die alles omvat, zich beperken tot een houten kist in een tent in Israel?
En Paulus verkondigt:
Handelingen 17:48-49
De Allerhoogste woont echter niet in tempels die met handen gemaakt zijn, zoals de profeet zegt: 49 De hemel is voor Mij een troon en de aarde een voetbank voor Mijn voeten. Wat voor huis zult u dan voor Mij bouwen, zegt de Heere, of wat is de plaats van Mijn rust?
Wat betekent dit dan? En wat betekent het dat God toch dichtbij of ver weg kan zijn?
Piper zegt hierover, en hij haalt Gods Woord aan:
Ja, God is zeker alomtegenwoordig. En in sommige van zijn invloeden is Hij overal tegelijk – zoals het feit dat Hij alle dingen op elk moment in stand houdt en elk elektron en elk subnucleair deeltje op zijn plaats houdt. Maar hij maakt zijn invloed duidelijker merkbaar en ervaarbaar op specifieke manieren en op specifieke momenten. En dit is waar we naar verwijzen als we met de psalmist zeggen: “Maar wat mij betreft, het is voor mij goed dicht bij God te zijn. Ik neem mijn toevlucht tot de Heere HEERE, om al Uw werken te vertellen.” (Psalm 73:28). Hier is Psalm 145:18: “De HEERE is allen nabij die Hem aanroepen, allen die Hem in waarheid aanroepen.” Dat betekent niet dat God een afstand heeft afgelegd. Het betekent dat hij dichtbij is in de zin dat hij zijn invloed ten goede op speciale manieren uitoefent en ons de zoetheid van zijn werkelijkheid op speciale manieren laat ervaren.
Kort samengevat, de God die overal is, maakt zijn aanwezigheid op verschillende manieren bekend. Het is Zijn geopenbaarde aanwezigheid wanneer Hij in een wolk boven de boven het verzoendeksel verschijnt.
En deze aanwezigheid kan angstaanjagend zijn, maar ook een zegen. Dat zien we in de verdere tekst van vanmiddag. Eerst denken we na over de aanwezigheid van God als een vloek.
2. Gods aanwezigheid als vloek
Vers 3
Zij vervoerden de ark van God op een nieuwe wagen. Ze haalden hem uit het huis van Abinadab, dat op de heuvel lag, en Uzza en Ahio, zonen van Abinadab, leidden de nieuwe wagen. 4 Zij haalden de wagen uit het huis van Abinadab, dat op de heuvel lag, met de ark van God, en Ahio liep voor de ark uit. 5 David en het hele huis van Israël huppelden voor het aangezicht van de HEERE, met allerlei muziekinstrumenten van cipressenhout, met harpen, met luiten, met tamboerijnen, met rinkelbellen en met cimbalen. 6 Maar toen zij bij de dorsvloer van Nachon kwamen, strekte Uzza zijn hand uit naar de ark van God en greep die, omdat de runderen struikelden. 7 Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Uzza, en God strafte hem daar om deze onbedachtzaamheid, en hij stierf daar bij de ark van God.
Ze verlangden Gods aanwezigheid, wat een heerlijk verlangen.
Verlang jij ernaar dat God dichtbij je is, dat God in jouw huis woont?
Maar dan opeens gebeurt er iets verschrikkelijks. Misschien bewust of onbewust vergeet Uzza hoe heilig God is. Enkel geheiligde Levieten mochten de ark aanraken, dat was Gods opdracht. Maar Uzza ziet de runderen struikelen en denkt dat Hij God op zijn manier te hulp moet komen!
Hoe makkelijk volgen wij Uzza, ook in ons gezin, voor onze kinderen. Maar we hoeven God niet te helpen op manieren die Hij niet geboden of meer nog verboden heeft, hoe goed het ook lijkt.
Zouden wij het kwade doen, opdat het goede daaruit voortkomt? (Romeinen 3:8)
Hoe zal het zijn als God in jou huis komt? Als Hij aanwezig is in je gezin, wat een genade dat God zich soms terugtrekt! Ik zou dood neervallen zoals Uzza, de dood verdienen als Uzzia als ik kijk naar alle momenten dat ik God op mijn manier wilde dienen. Ook in mijn gezin. Wat een genade dat de Heere Zijn aanwezigheid niet altijd openbaart.
Jesaja 33:14
“Wie onder ons kan verblijven bij een verterend vuur? Wie onder ons kan verblijven bij een eeuwige gloed?”
We zouden in stukken op ons gezicht vallen zoals Dagon.
En David ziet het. En de vreugde is weg. Hij ziet hoe ernstig de zonde is, hij denkt vast ook aan Zijn eigen leven, al Zijn afgoden en zonden en hij wordt bang. Ja, hij is boos op God, hij begint God te wantrouwen.
Vers 8
David ontstak in woede, omdat de HEERE Uzza een zware slag had toegebracht, en hij noemde die plaats Perez-Uzza, tot op deze dag. 9 David was op die dag bevreesd voor de HEERE en zei: Hoe moet de ark van de HEERE bij mij komen?
Hoe is dat bij jou thuis? Zie je de zonden, de afgoden, de dagons die je in huis hebt gehaald en begin je ook te twijfelen of je God wel in je huis wilt als dat zoveel eerbied en heiligheid vraagt?
David is bang voor Gods aanwezigheid, maar de Heere wil hem overhalen. Wat een genade. Ook voor jou vanmiddag. Misschien huiver je om deze God de plek te geven in je gezin die Hem toekomt, maar de Heere wil laten zien hoe heerlijk Zijn aanwezigheid is.
3. Gods aanwezigheid als zegen
David was bang, vol wantrouwen, maar er was iemand, die de ark graag wilde ontvangen.
Vers 10
Maar David liet hem uitwijken naar het huis van Obed-Edom, de Gethiet. 11 Zo bleef de ark van de HEERE in het huis van Obed-Edom, de Gethiet, drie maanden lang, en de HEERE zegende Obed-Edom en heel zijn huis.
Obed-Edom ontving de Heere in zijn huis. Hij werd afgewezen door het volk Israel en wordt aangenomen door deze heidense man en drie maanden lang geniet hij van Gods aanwezigheid.
Zo werd ook Christus verworpen door Zijn broeders en nu tot zegen gesteld onder de heidenvolken. Juist om Israel weer tot jaloersheid te verwekken.
Gods aanwezigheid brengt zegen mee. Niet voor zondaren die wantrouwen, maar wel voor zondaren die Hem met vreugde willen ontvangen en schuilen achter het bloed wat op het deksel gesprengd is.
Voor jou, en voor je gezin.
Vers 11
De HEERE zegende Obed-Edom en heel zijn huis.
De Heere wil in jouw huis zijn. Geef Hem de plek die Hem toekomt, doe alle afgoden uit je huis weg.
Ik bad deze week met Sarah of de Heere wilde laten zien of er dingen waren die Zijn zegen in de weg zitten. Ik vroeg of de Heere aan Sarah iets in mijn leven wilde laten zien. Ze kent me en wist het direct: Minder druk bezig zijn om alle ontwikkelingen te volgen. Ik had voor mezelf afgesproken dat ik een keer in de week zonder sociale media zou doen, maar dat moet juist andersom. Hoogstens een keer in de week wat meer verdiepen in de ontwikkelingen van deze wereld en de rest, zeker af en toe wat nieuws maar voor al zijn in de dingen van mijn Vader.
Al het andere zijn zo makkelijk nutteloze afgoden die zo op hun gezicht vallen als God verschijnt. Doe ze weg!
Het zal je huis zegenen, het zal je gezin zegenen als je de Heere binnen laat. Zijn aanwezigheid veranderd alles. Zijn onderwijs, Zijn heerlijke beloften, meer betrouwbaar dan welk opvoedboek ook. De sfeer zal veranderen als je Hem ontvangt, tijd met Hem doorbrengt, alleen maar zeker ook samen. Ontvang Hem zoals zoals Obed-Edom. Hij zal je zegenen, en je kinderen.
Nee, geestelijke zegeningen worden niet door natuurlijke geboorte doorgegeven, daarvoor is wedergeboorte nodig. Maar wat een zegen zullen je kinderen ervaren als de Heere in je huis is, als Hij de plek heeft in je leven die Hij toekomt. Als je dagelijks tot Hem nadert en Zijn naam aanroept voor je kinderen. O, ik bid dat ze opgroeit, en al onze kinderen in een huis als dat van Obed-Edom.
Als je ze wijst op het bloed, als je ze vertelt over die wet in die kist. Als je ze vertelt over de engelen die niets dan bloed zien, geen zonde, geen wet die veroordeeld, enkel bloed.
Wat een zegen voor je kinderen, als ze het Woord horen wat wijs kan maken tot zaligheid. Als je ze de weg wijst naar dat verzoendeksel.
Ja, de Heere is overal, maar Hij wil Zijn aanwezigheid openbaren in je gezin, ontvang Hem zoals Obed-Edom, je zult het merken in Zijn zegen. Wees niet bang zoals David, en geef de afgoden geen plek zoals de Filistijnen.
Die kist is niet meer te vinden, maar Gods aanwezigheid is nog heerlijker geopenbaard in het Vleesgeworden Woord wat onder ons gewoond heeft, Jezus Christus, die Zijn leven gaf om met Zijn bloed door de hemelse tabernakel te gaan en waar Hij troont.
Hij zal je zegenen, en je kinderen. Op Zijn manier, misschien niet met fysieke voorspoed, maar boven bidden en denken. Ontvang Hem, nader tot Hem zoals Hebreeën 4:14-16 het zegt:
Nu wij dan een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God, laten wij aan deze belijdenis vasthouden. 15 Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde. 16 Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade (het verzoendeksel), opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.
Psalm 145:18: “De HEERE is allen nabij die Hem aanroepen, allen die Hem in waarheid aanroepen.”
Geniet van Zijn zegenende tegenwoordigheid.
Deze preek is gehouden op 17 februari 2024 in De Levensboom in Ovezande.