Vers 1
Alleen Gods Woord, volkomen recht,
Onfeilbaar, scherper dan het zwaard,
Heeft onze zonden blootgelegd,
Verlossing ons geopenbaard.
Alleen genade maakt ons vrij,
Alleen daardoor zijn we gered,
Van onze ongerechtigheid,
En uit de dood weer opgewekt.
Vers 2
Alleen door Jezus, als het Lam,
De Plaatsvervanger, Middelaar,
Die onze zonden op Zich nam,
Zijn we niet meer in doodsgevaar.
Alleen geloof is wat Hij vraagt,
Want wat we doen kan nooit voldoen.
Dus rustend op wat Hij volbracht,
Staan wij onschuldig en verzoend.
Vers 3
Alleen Gods Geest, die leven geeft,
Maakt ons verharde hart weer zacht.
Waardoor de liefde weer herleeft,
We leven dienend door Zijn kracht.
Alleen door Hem knielen we neer,
Genietend van Gods heerlijkheid.
Alleen aan Hem zij alle eer,
De lof en dank in eeuwigheid.
Tag
Hij alleen, is het die verscheen,
Als de Redder, Als onze Heer.
Niets uit ons, maar alles uit Hem,
Hem alleen, zij al onze eer!
God alleen (Solalied)
Vijfhonderd jaar na de Reformatie geloven we nog steeds in de heerlijke waarheden waarvoor de reformatoren gestreden hebben. Deze waarheden worden in dit lied bezongen als belijdenis en getuigenis van Gods werk.