Voortdurend rusten de ogen van de HEERE, uw God, daarop, van het begin van het jaar tot het einde van het jaar. (Deuteronomium 11:12)

Lees verder Job 23:1—17.


Voortdurend rusten de ogen van de HEERE, uw God, daarop, van het begin van het jaar tot het einde van het jaar. (Deuteronomium 11:12)

Lees verder Job 23:1—17.


Stel je voor dat we het hele jaar door moesten zonder dat Gods ogen op ons waren. Dat we geen moment vonden waarin we zagen dat de Heere voor ons zorgde of wachtte om ons genadig te zijn. Stel dat er niemand zal zijn boven onze eigen medemensen die we om hulp kunnen vragen.

Oh, wat een ellendige veronderstelling! We zijn door de opening van het nieuwe jaar gekomen en we moeten er op een of andere manier doorheen. We strompelen door januari, we doormodderen de winter, we zuchten door de lente, we zweten door de zomer, we gaan machteloos door de herfst en kruipen weer naar een andere Kerst zonder een God die ons zal helpen.

Maar ik veronderstel dit in het geval van jullie, zondaren. Je weet dat je twintig, dertig of veertig jaar zonder God hebt geleefd. Zonder gebed, zonder vertrouwen en zonder hoop. Toch zou het me niet verbazen dat je heel erg zou schrikken als ik je zou vertellen dat God je het komende jaar niet zou laten bidden of zou helpen op je gebed.

Hoewel ik geloof dat God je zal horen van het begin tot het einde van het jaar en hoewel ik geloof dat Hij over je zal waken en je zal zegenen als je Hem zoekt, ben ik toch bang dat de meesten van jullie Zijn zorg verachten en niet leven in gemeenschap met Hem. Zo ben je zonder God, zonder Christus en zonder hoop. En dat zal dan zo zijn vanaf het begin tot het einde van het jaar.

Stel je voor dat we het hele jaar door moesten zonder dat Gods ogen op ons waren. Dat we geen moment vonden waarin we zagen dat de Heere voor ons zorgde of wachtte om ons genadig te zijn. Stel dat er niemand zal zijn boven onze eigen medemensen die we om hulp kunnen vragen.

Oh, wat een ellendige veronderstelling! We zijn door de opening van het nieuwe jaar gekomen en we moeten er op een of andere manier doorheen. We strompelen door januari, we doormodderen de winter, we zuchten door de lente, we zweten door de zomer, we gaan machteloos door de herfst en kruipen weer naar een andere Kerst zonder een God die ons zal helpen.

Maar ik veronderstel dit in het geval van jullie, zondaren. Je weet dat je twintig, dertig of veertig jaar zonder God hebt geleefd. Zonder gebed, zonder vertrouwen en zonder hoop. Toch zou het me niet verbazen dat je heel erg zou schrikken als ik je zou vertellen dat God je het komende jaar niet zou laten bidden of zou helpen op je gebed.

Hoewel ik geloof dat God je zal horen van het begin tot het einde van het jaar en hoewel ik geloof dat Hij over je zal waken en je zal zegenen als je Hem zoekt, ben ik toch bang dat de meesten van jullie Zijn zorg verachten en niet leven in gemeenschap met Hem. Zo ben je zonder God, zonder Christus en zonder hoop. En dat zal dan zo zijn vanaf het begin tot het einde van het jaar.

Ter overdenking

Dat was de toestand van Spurgeon voor zijn bekering op 6 januari 1850. Als je nog geen Christen bent zal dat je toestand zijn tot je bekering. Maar als je nooit veranderd zal dat je toestand zijn in de eeuwigheid — alleen oneindig veel slechter — voor altijd zonder hoop en zonder God (Efeze 2:12).

Preek 728, 6 januari 1867

Beschikbaar gesteld door Day One


Ter overdenking

Dat was de toestand van Spurgeon voor zijn bekering op 6 januari 1850. Als je nog geen Christen bent zal dat je toestand zijn tot je bekering. Maar als je nooit veranderd zal dat je toestand zijn in de eeuwigheid — alleen oneindig veel slechter — voor altijd zonder hoop en zonder God (Efeze 2:12).

Preek 728, 6 januari 1867

Beschikbaar gesteld door Day One