Daarbij zal de HEERE, uw God, horzels onder hen zenden, totdat zij die overgebleven en voor u verborgen zijn, ook omgekomen zijn. (Deuteronomium 7:20)

Lees verder Psalm 19:8—15.


Daarbij zal de HEERE, uw God, horzels onder hen zenden, totdat zij die overgebleven en voor u verborgen zijn, ook omgekomen zijn. (Deuteronomium 7:20)

Lees verder Psalm 19:8—15.


John Bunyan omschrijft stad Mensziel, in De Heilige Oorlog, erg wijs nadat die ingenomen is door Prins Emmanuel. De Prins reed naar het kasteel genaamd het Hart en nam het in bezit. De hele stad werd van Hem, maar er waren bepaalde volgelingen van Diabolus die de stad nooit verlieten. Op straat waren ze niet te zien, ze hielden zich schuil in oude holen en grotten. Sommigen waren schaamteloos genoeg om zichzelf onder een andere naam te verhuren als dienaren van de inwoners van Mensziel.

Daar was meneer Begeerlijkheid die zich Goede-Zuinigheid noemde. Daar was meneer Losbandigheid onder de naam Onschuldige-Vreugde. Ze namen andere namen en bleven daar tot ergernis van de stad Mensziel wonen. Ze verscholen zich in hoeken en gaten en kwamen alleen op donkere dagen tevoorschijn als ze kwaad konden doen en Diabolus konden dienen.

In ons allemaal, hoe waakzaam we ook zijn, zal verborgen zonde blijven. Ook als we Zie-Goed-Toe aan de deur zetten om te luisteren, ook als hij op de uitkijk staat. En mijn burgemeester, meneer Verstandig, heeft ze allemaal heel zorgvuldig opgezocht, maar er blijft veel zonde verborgen.

Ik denk dat we de Heere altijd moeten bidden dat Hij de zonden waar we niet van weten vergeeft. De zonden die jij en ik belijden zijn misschien nog niet eens een tiende van de zonden die we echt doen. Onze ogen zijn niet voldoende geopend om de gruwelijkheid van onze eigen zonde te kennen. Misschien is het zelfs genade van God dat Hij onze ogen enigszins blind houdt voor de afschuwelijke vervloektheid van de zonde. Hij laat ons genoeg zien om de zonde te haten maar niet genoeg om ons helemaal wanhopig te laten worden. Onze zonde is buitengewoon zondig.

John Bunyan omschrijft stad Mensziel, in De Heilige Oorlog, erg wijs nadat die ingenomen is door Prins Emmanuel. De Prins reed naar het kasteel genaamd het Hart en nam het in bezit. De hele stad werd van Hem, maar er waren bepaalde volgelingen van Diabolus die de stad nooit verlieten. Op straat waren ze niet te zien, ze hielden zich schuil in oude holen en grotten. Sommigen waren schaamteloos genoeg om zichzelf onder een andere naam te verhuren als dienaren van de inwoners van Mensziel.

Daar was meneer Begeerlijkheid die zich Goede-Zuinigheid noemde. Daar was meneer Losbandigheid onder de naam Onschuldige-Vreugde. Ze namen andere namen en bleven daar tot ergernis van de stad Mensziel wonen. Ze verscholen zich in hoeken en gaten en kwamen alleen op donkere dagen tevoorschijn als ze kwaad konden doen en Diabolus konden dienen.

In ons allemaal, hoe waakzaam we ook zijn, zal verborgen zonde blijven. Ook als we Zie-Goed-Toe aan de deur zetten om te luisteren, ook als hij op de uitkijk staat. En mijn burgemeester, meneer Verstandig, heeft ze allemaal heel zorgvuldig opgezocht, maar er blijft veel zonde verborgen.

Ik denk dat we de Heere altijd moeten bidden dat Hij de zonden waar we niet van weten vergeeft. De zonden die jij en ik belijden zijn misschien nog niet eens een tiende van de zonden die we echt doen. Onze ogen zijn niet voldoende geopend om de gruwelijkheid van onze eigen zonde te kennen. Misschien is het zelfs genade van God dat Hij onze ogen enigszins blind houdt voor de afschuwelijke vervloektheid van de zonde. Hij laat ons genoeg zien om de zonde te haten maar niet genoeg om ons helemaal wanhopig te laten worden. Onze zonde is buitengewoon zondig.

Ter overdenking

“Weet dat uw zonde u zal vinden!” (Numeri 32:23). Wees er ook zeker van dat je nooit al je zonden zult kennen. Zelfs als je ze allemaal zou kennen, kun je ze nooit recht maken voor God. Alleen Hij kent de omvang van de zondigheid van je hart (Jeremia 17:9). Alleen God de Zoon kon Zijn bloed vergieten om je te reinigen van al je ongerechtigheden (1 Johannes 1:7,9).

Preek 673, 28 januari 1866

Beschikbaar gesteld door Day One


Ter overdenking

“Weet dat uw zonde u zal vinden!” (Numeri 32:23). Wees er ook zeker van dat je nooit al je zonden zult kennen. Zelfs als je ze allemaal zou kennen, kun je ze nooit recht maken voor God. Alleen Hij kent de omvang van de zondigheid van je hart (Jeremia 17:9). Alleen God de Zoon kon Zijn bloed vergieten om je te reinigen van al je ongerechtigheden (1 Johannes 1:7,9).

Preek 673, 28 januari 1866

Beschikbaar gesteld door Day One