Kom, laten wij terugkeren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden. Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven. (Hosea 6:1—2)

Lees verder Psalm 116:12—19.


Kom, laten wij terugkeren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden. Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven. (Hosea 6:1—2)

Lees verder Psalm 116:12—19.


Een zendeling preekte tegen een Maori stam in Nieuw Zeeland. Hij had hen vertelt van de lijdende liefde van Christus, hoe Hij Zijn ziel tot de dood had uitgegoten. Toen hij klaar was met vertellen weerklonk over de heuvels de dringende vraag, “Doet je dat niets, jij die langsloopt, is er ergens ellende als Mijn ellende?”

Toen stond er een gepluimd en beschilderd opperhoofd op, een strijder vol littekens van duizenden gevechten, zijn lip trilde van onderdrukte emotie toen hij vroeg, “Leed de Zoon van de Hoogste dit voor ons? Voor mensen? Dan wil ik Hem graag iets teruggeven voor Zijn grote liefde. Zou de Zoon van God de jachthond van het opperhoofd aanvaarden? Het is een snelle hond met een scherpe neus, onze stam heeft niet nog zo’n hond en hij is als een vriend voor mij.”

Maar de zendeling vertelde hem dat de Zoon van God zulke geschenken niet nodig had. Een moment zweeg het opperhoofd, toen kreeg hij een nieuw idee. Hij nam zijn gekleurde deken die om zijn hals hing en riep met kinderlijke ernst, “Misschien aanvaard degene die Zijn hoofd nergens kon neerleggen de deken van het opperhoofd? Het arme opperhoofd zal het koud hebben zonder die deken maar ik geef hem met vreugde.”

Geraakt door zijn aanhoudende liefde probeerde de zendeling hem de werkelijke natuur van de Zoon van God uit te leggen, dat de Zoon van God niet naar de geschenken van de mensen verlangd maar naar het hart van de mensen. Even verduisterde een wolk van verdriet het ruwe gezicht van het oude opperhoofd maar toen de ware natuur van de Zoon van God tot hem doordrong liet hij de deken los, vouwde zijn handen en keek omhoog naar de blauwe lucht. Zijn gezicht straalde van vreugde toen hij uitriep, “Misschien wil de Zoon van de Gezegende het arme opperhoofd zelf aanvaarden!”

Een zendeling preekte tegen een Maori stam in Nieuw Zeeland. Hij had hen vertelt van de lijdende liefde van Christus, hoe Hij Zijn ziel tot de dood had uitgegoten. Toen hij klaar was met vertellen weerklonk over de heuvels de dringende vraag, “Doet je dat niets, jij die langsloopt, is er ergens ellende als Mijn ellende?”

Toen stond er een gepluimd en beschilderd opperhoofd op, een strijder vol littekens van duizenden gevechten, zijn lip trilde van onderdrukte emotie toen hij vroeg, “Leed de Zoon van de Hoogste dit voor ons? Voor mensen? Dan wil ik Hem graag iets teruggeven voor Zijn grote liefde. Zou de Zoon van God de jachthond van het opperhoofd aanvaarden? Het is een snelle hond met een scherpe neus, onze stam heeft niet nog zo’n hond en hij is als een vriend voor mij.”

Maar de zendeling vertelde hem dat de Zoon van God zulke geschenken niet nodig had. Een moment zweeg het opperhoofd, toen kreeg hij een nieuw idee. Hij nam zijn gekleurde deken die om zijn hals hing en riep met kinderlijke ernst, “Misschien aanvaard degene die Zijn hoofd nergens kon neerleggen de deken van het opperhoofd? Het arme opperhoofd zal het koud hebben zonder die deken maar ik geef hem met vreugde.”

Geraakt door zijn aanhoudende liefde probeerde de zendeling hem de werkelijke natuur van de Zoon van God uit te leggen, dat de Zoon van God niet naar de geschenken van de mensen verlangd maar naar het hart van de mensen. Even verduisterde een wolk van verdriet het ruwe gezicht van het oude opperhoofd maar toen de ware natuur van de Zoon van God tot hem doordrong liet hij de deken los, vouwde zijn handen en keek omhoog naar de blauwe lucht. Zijn gezicht straalde van vreugde toen hij uitriep, “Misschien wil de Zoon van de Gezegende het arme opperhoofd zelf aanvaarden!”

Ter overdenking

Christus geeft ons als eerste Zichzelf (Galaten 2:20), en met Hem komt de zegen (Romeinen 8:32; Efeze 1:3). Van jou wil God je zelf, niet je materiële bezittingen. Hij wil je geloof in Hem, de Redder van de wereld.

Preek nr. 400, 14 juli 1861

Beschikbaar gesteld door Day One


Ter overdenking

Christus geeft ons als eerste Zichzelf (Galaten 2:20), en met Hem komt de zegen (Romeinen 8:32; Efeze 1:3). Van jou wil God je zelf, niet je materiële bezittingen. Hij wil je geloof in Hem, de Redder van de wereld.

Preek nr. 400, 14 juli 1861

Beschikbaar gesteld door Day One