Maar vermaan elkaar elke dag, zolang men van een heden kan spreken, opdat niemand van u verhard zal worden door de verleiding van de zonde. (Hebreeën 3:13)

Lees verder Titus 2:1—10.


Maar vermaan elkaar elke dag, zolang men van een heden kan spreken, opdat niemand van u verhard zal worden door de verleiding van de zonde. (Hebreeën 3:13)

Lees verder Titus 2:1—10.


Dit is allereerst een plicht voor de herder en de andere mensen met een ambt in de kerk. We zijn in de kerk geplaatst om oog te hebben voor het welzijn van de mensen en het is onze taak om zowel openbaar als privé te bemoedigen en te vermanen. Dit moeten we doen zo vaak we daar de mogelijkheid voor hebben. Zeker als de mensen koud beginnen te worden, als ze afdwalen van Gods wegen, is het onze plicht om dringend en vurig te vermanen. Dit is jullie plicht. “Vermaan elkaar elke dag.”

Ouders moeten hierin met betrekking tot hun kinderen ook zorgvuldig mee omgaan. Je handelt niet als een echte vader als je zoon, of hij nu lid is van de kerk of niet, geen zachte terechtwijzing krijgt wanneer hij tegenstrijdig handelt. Zondagsschoolleraren, dit is ook vooral jullie werk in de klas. Waak over je kinderen, niet alleen dat ze bekeerd worden maar ook dat ze na hun bekering als bevochtigde tuinen zullen zijn. Dat de planten niet verdorren maar dat de genade van de Geest groeit door jou zorg.

Dit is ook het werk van de ouderen in de kerk. Jullie grijze hoofden wijzen op jaren van ervaring. Al die jaren ervaring moeten u kennis en wijsheid hebben gegeven. Die ervaring kunt u gebruiken om de jongeren liefdevol en teder te vermanen. U kunt spreken zoals wij die jonger zijn niet kunnen spreken, want u kunt vertellen wat u geproefd hebt en hoe u er mee om bent gegaan. Misschien kunt u zelfs vertellen waar u pijn geleden hebt vanwege uw eigen fouten en dwaasheden.

Zeker, jullie allemaal, of jullie nu rijk zijn of arm, heb oog voor elkaars zielen. Vraag niet, “ben ik de hoeder van mijn broer?” maar zoek het welzijn van elkaar en bouw elkaar op.

Dit is allereerst een plicht voor de herder en de andere mensen met een ambt in de kerk. We zijn in de kerk geplaatst om oog te hebben voor het welzijn van de mensen en het is onze taak om zowel openbaar als privé te bemoedigen en te vermanen. Dit moeten we doen zo vaak we daar de mogelijkheid voor hebben. Zeker als de mensen koud beginnen te worden, als ze afdwalen van Gods wegen, is het onze plicht om dringend en vurig te vermanen. Dit is jullie plicht. “Vermaan elkaar elke dag.”

Ouders moeten hierin met betrekking tot hun kinderen ook zorgvuldig mee omgaan. Je handelt niet als een echte vader als je zoon, of hij nu lid is van de kerk of niet, geen zachte terechtwijzing krijgt wanneer hij tegenstrijdig handelt. Zondagsschoolleraren, dit is ook vooral jullie werk in de klas. Waak over je kinderen, niet alleen dat ze bekeerd worden maar ook dat ze na hun bekering als bevochtigde tuinen zullen zijn. Dat de planten niet verdorren maar dat de genade van de Geest groeit door jou zorg.

Dit is ook het werk van de ouderen in de kerk. Jullie grijze hoofden wijzen op jaren van ervaring. Al die jaren ervaring moeten u kennis en wijsheid hebben gegeven. Die ervaring kunt u gebruiken om de jongeren liefdevol en teder te vermanen. U kunt spreken zoals wij die jonger zijn niet kunnen spreken, want u kunt vertellen wat u geproefd hebt en hoe u er mee om bent gegaan. Misschien kunt u zelfs vertellen waar u pijn geleden hebt vanwege uw eigen fouten en dwaasheden.

Zeker, jullie allemaal, of jullie nu rijk zijn of arm, heb oog voor elkaars zielen. Vraag niet, “ben ik de hoeder van mijn broer?” maar zoek het welzijn van elkaar en bouw elkaar op.

Ter overdenking

De vermaningen en bemoedigingen die God ons in Zijn Woord geeft (Jozua 1:6—9; Hebreeën 10:19,22), moeten het patroon zijn voor onze onderlinge vermaning en bemoediging (Jozua 1:18; Hebreeën 10:24—25). Geliefden, als God ons zo vermaand en bemoedigd, moeten wij ook elkaar zo vermanen en bemoedigen.

Preek 620, 19 maart 1865

Beschikbaar gesteld door Day One


Ter overdenking

De vermaningen en bemoedigingen die God ons in Zijn Woord geeft (Jozua 1:6—9; Hebreeën 10:19,22), moeten het patroon zijn voor onze onderlinge vermaning en bemoediging (Jozua 1:18; Hebreeën 10:24—25). Geliefden, als God ons zo vermaand en bemoedigd, moeten wij ook elkaar zo vermanen en bemoedigen.

Preek 620, 19 maart 1865

Beschikbaar gesteld door Day One